H7: depressieve stoornis Flashcards
(16 cards)
Welke biologische factoren hebben een invloed op het ontwikkelen van een depressieve stoornis?
- erfelijkheid
- monoaminehypothese
- stress respons
- corticolimbisch circuit
Wat is de monoaminehypothese?
De ontregeling van 3 grote monoaminesystemen:
- serotonine
- noradrenaline
- dopamine
Is er evidentie voor de serotoninehypothese?
nee
Wat leidt tot een verhoogde stressrespons?
Hyperactiviteit HPA-as
- cortisolsecretie verhoogd
- stress tijdens kinderjaren zorgt voor blijvende aantasting HPA-as en cortisolhypersecretie
Wat is het syndroom van Cushing?
= hormonale aandoening die ontstaat door een langdurige blootstelling aan een te hoge hoeveelheid cortisol
Tot wat kan chronische stress leiden?
Afname volume grijze materie
Tot wat leidt de ontregeling van de communicatie van het limbisch systeem en cortex?
Hyperactiviteit limbisch systeem: verhoogde stressrespons
Hypo activiteit executief systeem: minder effectieve cognitieve controle/top-down regulatie
Wat is een ruminatieve denkstijl?
Herhaaldelijk negatief denken over symptomen, oorzaken en gevolgen van negatief affect
Wat is de cognitieve schematherapie van Beck?
Stressoren in de omgeving lokken activatie uit van een latent aanwezige, depressogene schema’s
Waar komen disfunctionele, depressogene schema’s vandaan?
- kwetsbaarheid: biologisch, persoonlijkheidsfactoren
- ervaring: als kind veel kritiek hebben gekregen van je ouders, gepest, …
Welke biasen zijn aanwezig bij MDD?
Negativity bias
(afwezigheid van positivity bias)
Welke taken kunnen we uitvoeren om aandachtsbias te onderzoeken?
- emotionele strooptaak
- dot-probe taak
Wat is engagement?
Vroege aandacht; trekt negatieve stimulus automatisch de aandacht?
Wat is disengagement?
Late aandacht; krijgt men aandacht niet meer weg eens verwerkt?
Wat is de associatieve netwerktheorie van Bower?
Emoties zijn knopen in een associatief netwerk, elke emotie activeert automatisch een stemming congruent geheugennetwerk
Wat is mood-congruent memory?
Beter herinnering van stemming congruente herinneringen => betere recall negatieve dan neutrale of positieve stimulus