H8 Adapterende geest Flashcards
(28 cards)
Drie basiscategorieën van gedrag zijn:
Reflexen, Instincten en Aangeleerd gedrag
Reflex
Onvrijwillige en onvermijdelijke responsen op stimuli, onafhankelijk van ervaring. Via neuraal circuit en niet langs de hersenen voordat reactie plaatsvindt
Instincten
Aangeboren actiepatronen, die onafhankelijk van ervaring zijn maar complexer dan reflexen
Aangeleerd gedrag
Relatief permanente verandering in gedrag die afhankelijk is van ervaring
Drie categorieën van leerprocessen zijn:
Associatief leren (verbindingen tussen verschillende stimuli of gedragingen), Non-associatief leren (verandering van responsgrootte op een stimulus) en Observationeel leren (individu leert gedrag door observatie van ander individu)
Klassieke conditionering (associatief leren)
Associaties worden gevormd doordat twee stimuli herhaaldelijk achtereenvolgens voorkomen
Operante conditionering (associatief leren)
Associaties worden gevormd tussen gedrag en de consequenties die vervolgens optreden
Habituatie (non-associatief leren)
Reactie op een bepaalde stimulus vermindert: trein in de nacht
Sensitisatie (non-associatief leren)
Reactie op een specifieke soort stimuli wordt sterker na blootstelling aan een intense stimulus.
Sociaal leren / modelling (observationeel leren)
Leren door het gedrag van een ander individu waar te nemen
Klassieke conditionering: acquisitie
Het ontwikkelen van een geconditioneerde respons
Vereisten bij een acquistitieproces zijn:
Contiguïteit: CS en UCS dicht bij elkaar in tijd plaatsvinden en consistente achtereenvolgende presentatie van elkaar
Klassieke conditionering: extinctie
Verdwijnen van de associatie tussen CS en UCS. Wordt gebruikt als techniek bij de vermindering van angst: flooding, aversietherapie en systematische desensitisatie
Klassieke conditionering: generalisatie
Neiging om op dezelfde manier te reageren op soort gelijke stimuli
Klassieke conditionering: hogere order-conditionering
Reageren met de CR op stimuli die de CS voorspellen
Klassieke conditionering: discriminatie
Het leren van onderscheid tussen stimuli en soort gelijke stimuli
Klassieke conditionering: latente inhibitie
Moeilijker om associaties aan te gaan op basis van stimuli als CS die al bekend zijn dan stimuli als CS die nieuw zijn.
Klassieke conditionering: neuroimaging
Techniek om biologische en cognitieve processen bij conditionering in de hersenen te meten
Operante conditionering: law of effect
Herhalen van gewenst gedrag en het inhiberen van ongewenst gedrag
Operante conditionering: Positieve bekrachtiging, negatieve bekrachtiging, Positieve straf en Negatieve Straf
Positief/ is het toevoegen/wegnemen van een iets. Bekrachtiging/Straf is het bevorderen/verminderen van gedrag
Operante conditionering: premack-principe
Effectieve bekrachtigers identificeren d.m.v. het zoeken naar gedrag waar een individu veel tijd aan besteedt omdat hij/zij daar belang aan hecht
Operante conditionering: voorwaarden bij effectief straffen
Significantie (belang voor individu), onmiddellijkheid (direct na gedrag) en consistentie (elke keer bij het gedrag)
Partiële bekrachtiging: fixed ratio schedule (FR)
Bekrachtiging vindt plaats na een vastgesteld aantal gewenste gedragingen
Partiële bekrachtiging: variable ratio schedule (VR)
Het aantal keren dat het gewenste gedrag vertoond moet worden voordat een bekrachtiger wordt gegeven, varieert