H9 Flashcards

(76 cards)

1
Q

Route van visuele input

A

Retina -> Optic nerve -> Optic chiasm -> LGN -> Optic tract -> Optic radiations -> primaire visuele cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Temporale retina

A

Deel dat het buitenste deel van je visuele veld opvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nasale retina

A

Deel dat het binnenste deel van je visuele veld opvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Optic nerve

A

Zenuw van retina naar optic chiasm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lateral geniculate nucleus

A

LGN, Hier wordt bepaalt welke info doorgestuurd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Optic chiasm

A

Punt waar de info op zijde van visueel veld gesorteerd wordt. Linker visuele veld gaat naar rechter hersenhelpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Type cellen in retina

A

Ganglia cellen
Bipolaire cellen
Staafjes en kegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ganglia cellen

A

De afkorting is RGC’s
Ze verzamelen info
Wordt uiteindelijk de optic nerve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

RGC’s

A

Retinale ganglia cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

LGN

A

Laterale geniculate nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

types ganglia cellen

A

Parvocellulaire cellen
Magnocellulaire cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Parvocellulaire cellen

A

Kleine cellen in de fovea die reageren op vorm en kleur. maken contact met het stuk bovenin de LGN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Magnocellulaire cellen

A

Grote cellen die reageren op beweging, zitten overal in je oog. Maken contact met stuk onderin LGN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bipolaire cellen

A

Laag bestaat uit 3 type cellen:
Amacriene cellen
Bipolaire cellen
Horizontale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Amacriene cellen

A

Linken bipolaire cellen met ganglion cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Horizontale cellen

A

Linken fotoreceptoren en bipolaire cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Staafjes en kegeltjes

A

Bestaan beide uit 3 segmenten
1. Outer segment (kegelvormig bij kegel, staafvormig bij staaf)
2. Inner segment (lichaam en soma van de cel. Langer bij een kegeltje)
3. Synaptic terminal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

S-cone

A

Blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

M-cone

A

Groen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

L-cone

A

Rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Myopia

A

Bijziendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waardoor neemt myopia toe?

A

We zijn meer gefocussed op dingen dichtbij
We komen minder buiten in fel zonlicht. Fel zonlicht zorgt dat de pupil samenknijpt, en dit heeft training nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hyperopia

A

Verziend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Presbyopia

A

oudziend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
2 hersenstromen
Ventral stream Dorsal stream
26
Ventrale stroom
Gaat over wat en over objectherkenning Van V1 naar de temporaal kwab
27
Dorsale stroom
Gaat over hoe, en over beweging relatief aan objecten. Van V1 naar de parietaal kwab
27
Dorsale stroom
Gaat over hoe, en over beweging relatief aan objecten. Van V1 naar de parietaal kwab
28
Optic disc
Het punt waar ganglioncellen het oog verlaten
29
Papilledima
Gezwollen optic disc. Hoge druk in het cranium zorgt voor een hogere waterdruk in het CSF, wat weer zorgt voor een hogere druk op de optic disc
30
3 routes naar het visuele brein
Geniculostriate route Tectopulvinaire route Retinohypothalamic route
31
Geniculostriate route
Een van de 2 hoofdroutes, hierin bevinden zich alle p-cellen en sommige m-cellen. Retina - LGN - 4e laag van de primaire visuele cortex - striate cortex - v1 in de occupitaalkwab
32
Tectopulvinaire route
Info over waar, gebruikt axonen van M-cellen. een van de 2 hoofdroutes Retina - superior colliculus - thalamus/ pulvinar - parietal en temporale visuele gebieden
33
Retinohypothalamic route
Gebruikt 1-3% van de RGC's. Maakt gebruik van fotosensitieve cellen. Retina - supreachiasmic nucleus - hypothalamus
34
Fotosensitieve cellen in de retinohypothalamic route
pRGC's, deze cellen absorberen blauw licht en bevatten melanopsin. Ze reguleren de pupilgrootte en het circadian ritme.
35
V3A
Gaat over vorm. Gaat samen met V5 via de dorsale stroom naar regio G in de parietaalkwab.
36
V3
Dynamische vorm. Gaat samen met V4 via de ventrale stroom naar regio E in de temporaalkwab
37
V2
Alle 3 de types info komt via V1 naar V2. Bevat dikke en dunne strepen.
38
V1
Ontvangt info uit LGN. Bevat blob's
39
blob
Deel in V1 dat kleursensitieve neuronen bevat. Deze cellen zijn te herkennen wanneer V1 gekleurd wordt met cytochrome oxidase
40
Dunne streep in V2
Kleursensitieve neuronen
41
Dikke streep in V2
Bewegingssensitieve neuronen
42
Extrastriate cortex
V2, V3A, V3, V4, V5
43
Secondairy visual cortex
V2, V3A, V3, V4, V5
44
FFA
Fusiform face area
45
Fusiform face area
Herkent gezichten
46
PPA
Parahippocampal place area
47
Parahippocampal place area
Herkent omgevingskenmerken (boom of gebouw)
48
LIP
Lateral intraparietal area
49
Lateral intraparietal area
Oogbeweging
50
AIP
Anterior intraparietal area
51
Anterior intraparietal area
Visuele controle van vastpakken
52
PRR
Parietal reach region
53
Parietal reach region
Visueel gestuurd reiken
54
Linker bovenste veld fovea word verwerkt in...
Midden bovenindeel visuele cortex
55
Linker onderste veld fovea word verwerkt in...
Midden onderin deel visuele cortex
56
Linker perifere bovenste deel
Onderin buitenkant deel visuele cortex
57
Linker perifere onderste deel
Bovenin buitenkant deel visuele cortex
58
Facial agnosia/ prosopagnosia
Face blindness door schade aan FFA
59
Waar in het LGN komt het contralaterale signaal aan?
Laag 2, 3 en 5, in het midden van het LGN
60
Waar in het LGN komt het ipsilaterale signaal aan?
Laag 1, 4 en 6, aan de 2 buitenkanten van het LGN
61
Waar in V1 komt signaal uit het LGN aan
Info uit LGN 1 en 2 komt aan in IV(alfa) Info uit LGN 3, 4, 5 en 6 komt aan in IV(beta)
62
Luminance contrast
Hoeveel licht iets weerkaatst in vergelijking met de omgeving
63
Eigenschappen van donutcellen
Ze overlappern Na inhibitie is een offset response, waar ze snel even vuren
64
Simpele V1 cellen
Bestaat uit strepen, licht moet hier precies tussendoor vallen om een response te krijgen
65
Complexe cellen
Reageren op licht dat hier op een bepaalde hoek invalt
66
Hypercomplex cell
Voor een deel on en voor een deel off. Geen donutvorm, wel een eenzelfde werking
67
Rood-groen kleursensitieve cellen
Net als donutcellen, alleen met rood en groen licht.
68
Blauw-geel kleursensitieve cellen
Net als donutcellen, alleen met blauw en geel
69
Color consistency
De ervaren kleur blijft constant met de omgeving. Als deze verandert verandert de ervaren kleur mee
70
Homonymous hemianopia
Blind aan 1 van de visuele velden
71
Quadrantanopia
Blind in 1/4 van het visuele veld
72
Scotoma
Kleine blinde vlek
73
Nystagmus
Geleidelijke oogbeweging
74
Visual form agnosia
Niet kunnen herkennen van objecten
75
Optic ataxia
Tekort aan visuele controle bij vastpakken en beweging