Harry Potter IV Flashcards
(51 cards)
1
Q
Apostar
A
gokken
2
Q
Gokken
A
apostar
3
Q
La capacitación
A
Cursus
4
Q
Cursus (praktijk)
A
la capacitación
5
Q
La pega (en la pega)
A
Het werk (negatief)
6
Q
Het werk (aan het werk)
A
La pega (en la pega)
7
Q
La calavera
A
Het doodshoofd
8
Q
Het doodshoofd
A
La calavera
9
Q
überhaupt
A
en primer lugar
10
Q
en primer lugar
A
überhaupt
11
Q
la piedad
A
medelijden
12
Q
medelijden
A
la piedad
13
Q
un asomo
A
een vleugje
14
Q
een vleugje
A
un asomo
15
Q
pretender
A
bedoelen
16
Q
bedoelen ww
A
pretender
17
Q
el asco
A
de afkeer
18
Q
de afkeer
A
el asco
19
Q
cotidiana
A
dagelijks / burgerlijk
20
Q
dagelijks / burgerlijk
A
cotidiana
21
Q
todo aquello
A
dat alles
22
Q
dat alles
A
todo aquello
23
Q
el zapallo
A
De pompoen
24
Q
de pompoen
A
el zapallo / la calabaza
25
de courgette
el zapallo italiano
26
el zapallo italiano
de courgette
27
poner verleden tijd
yo puse , pusiste pusó
28
treurig / zwak
exiguo
29
exiguo
treurig / zwak
30
el aprieto
de moeilijkheid
31
de moeilijkheid
aprieto
32
averiguar
verifiëren / checken
33
verifiëren / checken
averiguar
34
de haast
la prisa
35
la prisa
de haast
36
apuñalar
(neer)steken
37
(neer)steken
apuñala
38
la sorna
sarcasme
39
het sarcasme
la sorna
40
la premura
spoed / haast
41
spoed / haast
la premura
42
el comportamiento
het gedrag
43
het gedrag
el comportamiento
44
Smerig
mugriento
45
mugriento
smerig
46
toevallig
de causualidad
47
de causualidad
toevallig
48
engalar
versieren
49
versieren
engalar
50
la ostentación
de glans / de praal / overdone
51
de glans / de praal
la ostentación
