hart- en bloedvatenstelsel Flashcards

(41 cards)

1
Q

hart (uitleg)

A

holle spier die bloed door ons lichaam pompt
+ werkt samen met aders en slagaders

 2 voorkamers
 2 kamers

  • Hart bestaat uit 2 helften
     Gescheiden door een tussenschot
    = septum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tussen elke kamer en elke voorkamer bevindt zich een klep
Reden?

A

 Terugstromen van het bloed verhinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elektrische activiteit (7)

A

1) Start bij sinusknoop
= gangmaker van de elektrische activiteit
2) Zorgt ervoor dat voorkamers samentrekken
3) Bloed wordt doorgepompt naar kamers
4) Signaal gaat van sinusknoop naar AV- knoop
5) Signaal wordt daar even vastgehouden
(= vertraagd)
6) Die zorgt ervoor dat kamers samentrekken via bundel van His en vezels van Purkinje
7) Bloed wordt via kamers naar rest van lichaam gepompt
 Cyclus herhaalt zich 60-100 keer per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sinsuritme

A

normaal ritme van hart
 Wordt geregistreerd op cardiogram of EKG/ECG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kransslagarder

A

Hart zelf heeft ook O2 nodig om zijn werk te doen
 Wordt voorzien van 2 kransslagaders
- Lopen aan oppervlakte van hart
- Ontspringen beide uit de aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kleine bleodsomloop (6)

A

1) Vanuit lichaam stroomt 02-arm bloed RECHTERVOORKAMER binnen
2) Naar RECHTERVOORKAMER
3) Naar LONGEN
4) Bloed wordt voorzien van zuurstof
= zuurstofarm bloed wordt zuurstofRIJK
5) Naar LINKERVOORKAMER
6) Naar LINKERKAMER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bloedsomloop hoeveel (2)

A

kleine bloedsomloop
grtote bloedsomloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

grote bloedsomloop (4)

A

1) Zuurstofrijk bloed verspreidt via aorta (lichaamsslagader) naar alle cellen van lichaam
2) Cellen gaan zuurstof verbranden
3) Bloed wordt zuurstofarm
4) Zuurstofarm bloed stroom terug naar rechtervoorkamer
 Kleine bloedsomloop kan terug starten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bloedvaten

A

buizen waardoor bloed stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bloedvatenstelsel

A

 Slagaders
 Aders
 Haarvaatjes
Hart ligt centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functie van verschillende bloedvaten

A
  • aders
    slagarders
    -haarvaatjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aders(functie)

A

= vervoeren zuurstofarm bloed en afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

slagaders (functie)

A

= Vervoeren zuurstofrijk bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

haarvaatjes (functie)

A

= zeer kleine bloedvaatjes tussen aders en slagaders waar O2 en koolstof uitgewisseld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

witte bloedcellen

A

 Bestrijden ziektes/ infecties
 Helpen bij wondgenezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten bloedcellen

A

rode
witte
bloedplaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rode bloedcellen

A

zuurstof rondbrengen

17
Q

bloedplaatjes

A

stollen van bloed

18
Q

bloedcellen

A

worden gemaakt in beenmerg

22
Q

welke type bloedcelen dna test

A

Bloedcellen met een kern
 RBC hebben geen kern = niet geschikt DNA- onderzoek
 Andere cellen worden gebruikt

23
Q

aandoeningen hart

A

cva (beroerte)
herseninfarct
hersenbloeding
tia (waarschuwing)

24
cva (beroerte)
= cerebrovasculair accident  Stoornis in bloedsvoorziening naar hersenen Bv. - Herseninfarct - Hersenbloeding
25
herseninfarct
= verstopping van slagader in hersenen  Hersengebied dat achter verstopping ligt krijgt niet genoeg zuurstof  Mogelijk afsterven van hersenweefsel
26
hersenbloeding
= scheuren van bloedvat in hersenen  Stroomt bloed rondom hersenen = druk op hersen weefsel  Beschadigt hersenweefsel
27
tia (als waarschuwing)
transiënt ischemic attack - Minder bloed via slagaderen in hersenen  Klein herseninfarct dat weer volledig goed komt  Soms voorbode van een groot herseninfarct
28
herkennen beroerte
fast metode
29
fast methode
face arm speech time
30
symptomen beroerte
 scheve mond door halfzijdige verlamming in gezicht  warrige spraak  zwakte of verlamming ledematen  hevige hoofdpijn  misselijkheid  duizeligheid  verwardheid  slikproblemen  coördinatieproblemen  dubbel zien, wazig zien, blind op één oog  niet meer kunnen praten of ander niet meer begrijpen
31
oorzaken beroerte
vernauwing binnenkant van bloedvaten door roken, vette voeding,… = aderverkalking atherosclerose (chronisch proces)  vaatwand raakt beschadigd  bloedpropje kan daar makkelijk aan blijven kleven = bloedvat wordt afgesloten  bloedpropje wordt meegesleurd in bloedcirculatie = verstopt een kleiner bloedvat = embolie (acuut)
32
behandelig van een broerte
trombose bloedverdunner toedienen om klonter op te lossen --> stolsel verwijdt via een katheter via de lies hersnebloeding --> medicatie om bloedstolling te verbeteren --> operatie om bloeding te verwijderen Nadien? --> medicatie om bloedstolling te beïnvloeden (levenslang) --> medicatie om cholesterolgehalte te verlagen --> bloeddruk opvolgen (medicatie) --> rookstop --> vermageren
33
hypertensie
hoge bloeddruk
34
hypotensie
lage bloeddruk
35
trombose (wat)
bloedvat raakt verstopt door een bloedstolsel --> systeem van stolling en antistolling is uit balans = bloed stolt als geen wonde is of gaat stollen als het niet nodig is
36
oorzaak tomboze
wand van bloedvat is beschadigd --> door operatie --> bij aderverkalking 2) Bloed stroomt langzamer door lang stilzitten/ liggen na door ziekte, operatie,... 3) Samenstellingen van bloed veranderd --> bij ZWZ --> bij ziekte
37
risicofactoren trombose
---> langdurig stilzitten of –liggen --> anticonceptie --> erfelijke afwijkingen in het bloed --> operatie --> breuken van arm/been --> roken --> combinatie van bovenstaande
38
herkennen trombose
- In arm of been --> plotselinge zwelling --> rood, blauw of witte huid --> zwaar aanvoelen van arm/been --> pijn - Longembolie --> kortademigheid --> pijn tussen schouderbladen --> niet goed kunnen slapen --> lijkt op hartinfarct
39
behandeling trombose
--> complicaties voorkomen --> antistolling medicatie --> gezonde levensstijl
40
embolie
= stolsel komt los en komt ergens anders terecht in de logen? --> longembolie!