HC 1 Genetics & Evolution Flashcards

(38 cards)

1
Q

Survival of the fittest

A

Organisme die de beste fit met hun omgeving hebben, succesvoller zijn in overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Genotype

A

Genetische opmaak in een cel van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fenotype

A

Dat wat tot uiting komt, wat je kan waarnemen, dit kan door omgeving zijn beïnvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Y-chromosomal Adam

A

Meest recente voorouder van de man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mitochondrial Eve

A

Meest recente voorouder van de vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nucleotides

A

Letters die het vierletterige DNA-alfabet maken (A-T G-C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nucleus

A

Celkern, waar DNA ligt opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chromosoom

A

Opgerold DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Karyotype

A

Afbeelding van iemands chromosomen parem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sexchromosomen

A

XX voor de vrouw en XY voor de man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diploïd

A

Cel die bestaat uit 2 complete sets van chromosomen (2N)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Haploïd

A

Cel met een enkele set van ongepaarde chromosomen (N)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Histonen

A

Eiwitten waar het DNA omheen gekruld zit, zodat het niet in de war raakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Basenpaar

A

Bestaat uit 2 nucleotides bijv (A-T of G-C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Centromeer

A

Is een structuur op het chromosoom dat verschijnt tijdens celdeling tijdens celdeling als de centrale regio waar de twee chromatiden aan elkaar vast zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Telomeer

A

Uiteinde van de chromosoom waar een aantal nucleotides herhaald worden. Dit is nodig voor de celdeling.

17
Q

Gen

A

Stukje DNA dat codeert voor het maken van een eiwit

18
Q

Allel

A

Een van de verschillende varianten van een bepaald gen, bijv. een allel voor bruine ogen.

19
Q

Homozygoot

A

Identiek allel bijv AA

20
Q

Heterozygoot

A

Niet identiek allel, dus allel in het ene en andere variant. Bijv. Aa

21
Q

X-linked recessive inheritance

A

De manier waarop een genetische eigenschap of aandoening overgedragen word van ouder tot kind door mutaties in gene op een enkele X chromosoom

22
Q

DNA Transcriptie

A

Een stukje DNA (een gen) wordt gekopieerd tot mRNA (messenger RNA)

23
Q

DNA Translatie

A

Omzetting van de code op het mRNA tot functionele eiwitten

24
Q

Codon

A

Een set van een 3 lettercombinatie van nucleotides

25
Aminozuren
Bouwstenen van eiwitten
26
Autosoom (autosome)
Chromosoom dat geen geslachtshormoon is (geen heterosoom)
27
Candidate gene
Gen dat zich bevindt in een chromosoomgebied dat mogelijk betrokken is bij een genetische aandoening
28
Heredity (erfelijkheid)
De genetische informatie die van de ouders naar het kind worden overgedragen
29
Crossover
Delen van een set chromosomen worden uitgewisseld
30
tRNA (transfer RNA)
RNA moleculen die aminozuren naar de ribosomen brengen voor de synthese van de eiwitketen
31
Proteïne (eiwit)
Aminozuren combineren met elkaar en vormen een ketting: het eiwit
32
Post-translational protein processing
Grote proteïnen kunnen verdeeld worden in kleine proteïnen, waardoor er meerdere ontstaan van uit een gen
33
SNP (Single nucleotide polymorphism)
Is een plek op het chromosoom van een enkel basenpaar, waarop in minstens een procent van de populatie een variatie in nucleotide is gevonden
34
Tandem herhaling of sattelite DNA
Herhaalde duplicatie van een DNA-sequentie bestaande uit kort herhaalde base paar sequenties
35
Inserties en deleties
Toevoeging of verlies van 1 of meer nucleotiden of secties van chromosomen
36
Monozygotisch
Identiek DNA, gedeelde omgeving
37
Dizygotisch
DNA hetzelfde als “normale” broer of zus, maar met gedeelde omgeving tijdens zwangerschap, geboorte en ontwikkeling
38
Epigenetica
Studie van erfelijke fenotypen en veranderingen die niet samengaan met de verandering van de DNA volgorde, maar die komen door iets in de omgeving