HC 1 Genetics & Evolution Flashcards
(38 cards)
Survival of the fittest
Organisme die de beste fit met hun omgeving hebben, succesvoller zijn in overleving
Genotype
Genetische opmaak in een cel van een organisme
Fenotype
Dat wat tot uiting komt, wat je kan waarnemen, dit kan door omgeving zijn beïnvloed
Y-chromosomal Adam
Meest recente voorouder van de man
Mitochondrial Eve
Meest recente voorouder van de vrouw
Nucleotides
Letters die het vierletterige DNA-alfabet maken (A-T G-C)
Nucleus
Celkern, waar DNA ligt opgeslagen
Chromosoom
Opgerold DNA
Karyotype
Afbeelding van iemands chromosomen parem
Sexchromosomen
XX voor de vrouw en XY voor de man
Diploïd
Cel die bestaat uit 2 complete sets van chromosomen (2N)
Haploïd
Cel met een enkele set van ongepaarde chromosomen (N)
Histonen
Eiwitten waar het DNA omheen gekruld zit, zodat het niet in de war raakt
Basenpaar
Bestaat uit 2 nucleotides bijv (A-T of G-C)
Centromeer
Is een structuur op het chromosoom dat verschijnt tijdens celdeling tijdens celdeling als de centrale regio waar de twee chromatiden aan elkaar vast zitten
Telomeer
Uiteinde van de chromosoom waar een aantal nucleotides herhaald worden. Dit is nodig voor de celdeling.
Gen
Stukje DNA dat codeert voor het maken van een eiwit
Allel
Een van de verschillende varianten van een bepaald gen, bijv. een allel voor bruine ogen.
Homozygoot
Identiek allel bijv AA
Heterozygoot
Niet identiek allel, dus allel in het ene en andere variant. Bijv. Aa
X-linked recessive inheritance
De manier waarop een genetische eigenschap of aandoening overgedragen word van ouder tot kind door mutaties in gene op een enkele X chromosoom
DNA Transcriptie
Een stukje DNA (een gen) wordt gekopieerd tot mRNA (messenger RNA)
DNA Translatie
Omzetting van de code op het mRNA tot functionele eiwitten
Codon
Een set van een 3 lettercombinatie van nucleotides