Hc 10 Flashcards

1
Q

Bij globalisering wordt de wereld

A

een stuk kleiner, omdat afstanden gemakkelijker te overbruggen zijn. Je wordt er constant aan herinnerd dat je met elkaar in contact staat. Wat er in Amerika gebeurd, kan je volgen vanuit Nederland.
De definitie van globalisering volgens Robertson is ‘The compression of the world and the intensification of consciousness of the world as a whole’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Globalisering leidt tot de volgende problemen;

A

 De klimaatverandering
 Het opkomende populisme
 Armoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 fases van globalisering volgens friedman

A
  1. Globalisering 1: 1492-1800
    Landen willen koloniën stichten en grondstoffen en mineralen bemachtigen. Hierdoor zijn er nieuwe verbintenissen tussen allerlei delen in de wereld die voorheen nog niet bestonden.
  2. Globalisering 2: 1800-2000
    De bedrijven nemen de leiding in het vertakken van onderdelen naar verschillende landen. Denk hierbij aan de kleren die je draagt, die je waarschijnlijk ook kan kopen in Milaan of Parijs.
  3. Globalisering 3: 2000-….
    De globalisering van individuen. Individuen beginnen over de wereld heen te immigreren. Dit komt onder andere doordat er internationale opleidingen zijn die internationale studenten aantrekken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reacties op globalisering

A
  • hyperglobalisten
  • sceptici
  • transformalisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hyperglobalisten

A

Deze mensen verdedigen het idee van globalisering. Ze denken dat door de
globalisering de natiestaat irrelevant is geworden en ontkennen dat er nadelen aan zitten. Denk hierbij aan de dreiging van Unilever om weg te gaan uit Nederland als Nederland bepaalde belastingen niet zou afschaffen. Unilever oefent dus druk uit op natiestaten. De natiestaat wordt dan dus iets minder relevant. Er zijn twee vormen van hyperglobalisten:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Positieve hyperglobalisten

A

Neoliberalen; Dezemensenzijnpro-marktwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Negatieve hyperglobalisten

A

Neo-marxist;

Dezemensenzijntegendemarktwerking.
De hele wereldgeschiedenis is er al een conflict van kapitaal en arbeiders volgens Marx. Globalisering is dan dus iets negatiefs, want als de arbeid in land A te duur wordt, dan vertrekt het bedrijf naar land B. Op deze manier levert het veel werkeloosheid op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sceptici

A

Deze mensen denken dat er regionalisering is en dat de globalisering al minder is. Zij denken dus dat de globalisering aan het einde van de 19e eeuw al zijn neergang heeft gehad. Volgens deze mensen is de macht regionaal en is er dus een centrale rol voor de natie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Transformalisten

A

Deze mensen zien globalisering niet als lineair. Alles kan op het gebied van globalisering en er valt geen pijl op te trekken of het wel of niet gebeurt. Dit maakt het moeilijk om verbanden te leggen tussen oorzaak en gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Globalisering als 5 processen

A
  1. Expansie van globale netwerken
  2. Verbinding;
  3. Informatie
  4. Interdependente impact
  5. Migratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verbinding

A

Je kan hierbij denken aan economische verbinding. De handel is in de loop van
de tijd toegenomen. Als je landen met elkaar verbindt en je steeds meer met elkaar gaat handelen, dan zullen ze steeds rijker worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Informatie

A

Je kan op allerlei manieren aan informatie komen. Denk bijvoorbeeld aan je telefoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interdependente impact

A

We zijn steeds meer afhankelijk van elkaar. Als land A iets doet, dan moet land B dit ook doen, want je bent afhankelijk van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Migratie

A

Mensen komen overal vandaan. Er zijn een paar fasen in migratie: a. Arbeidsmigratie (1950-1970): Er is een krapte op de arbeidsmarkt en er is dus een
tekort aan mensen. Je haalt dan mensen vanuit het buitenland naar hier om werk uit
te voeren.
b. Familiemigratie (1980-….): De familieleden van de arbeiders kwamen ook naar het
land waar de arbeider aan het werk was. De familieleden emigreerden dus mee.
c. Illegale en asielmigratie (1990-….): Dit is de fase waar we nu in zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

KOF index of globalisation

A

Deze classificatie vindt plaats aan de hand van de volgende factoren:
1. Economie: Geldstromen en restricties in deze geldstromen
2. Politieke globalisering: Verbonden tussen landen, dus bijvoorbeeld de lidmaatschappen.
3. Culturele globalisering: Culturele nabijheid van verschillende landen bij elkaar.
Nederland is volgens deze schaal een van de meest geglobaliseerde landen. Noord-Korea is juist een van de minst geglobaliseerde landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Migratie verklaren

A
  • push-pull modellen
  • economische benadering
  • culturele benadering
  • sociale netwerk benadering
  • alternatieve verklaring
17
Q

Push-pull modellen

A

Je zou migratie kunnen verklaren aan de hand van push-pull modellen. In deze modellen wordt er een verschil gemaakt tussen push en pull factoren. Push factoren zijn factoren die mensen wegduwen uit bepaalde gebieden naar andere gebieden, zoals oorlog, klimaatverandering. Pull factoren zijn factoren die je trekken naar een bepaald gebied. Denk aan werkgelegenheid, je familie die ergens woont en jij verhuist er naartoe, vrijheid, etc.

18
Q

Economische benadering

A

Vanuit de economische benadering kan je zeggen dat er sprake is van arbeidsvraag en arbeidsaanbod en dat er ongelijkheid is in de globale verdeling van inkomen. Dit is dus een reden van migratie. De migratie zal verplaatsen van zwakke naar sterke economieën.

19
Q

Culturele benadering

A

Migratie vindt plaats als gevolg van eerdere globalisering. Er is een meer dominant/centraal land en een perifeer land van waaruit mensen vertrekken naar het centrale land. Een voorbeeld hiervan zijn culturele banden door kolonialisme. Dit voorspelt dus de migratie naar centrum gebieden.

20
Q

Sociale netwerk benadering

A

De sociale netwerk benadering verklaart de reden waarom migratie doorgaat. Dit is de rol van migranten zelf. Ze hebben bepaalde banden en trekken zo mensen naar de plek waar zij wonen. Op deze manier komt er een meerderheid van migranten uit een klein aantal landen. Het voorspelt dus ook de migratie naar landen met al veel andere migranten.

21
Q

Alternatieve verklaringen

A

o Verzorgingsstaten:bijeenuitgebreideverzorgingsstaatkanjegemakkelijkdenken
om daar naartoe te verhuizen omdat je daar goede zorg krijgt.
o Inclusiviteit: Als je je welkom voelt in een bepaald gebied en je daar wel jezelf kan
zijn, dan verhuis je naar dat gebied. o Cultureelklimaat

22
Q

Consequenties van globalisering en migratie op de economie

A

Sommige mensen denken dat globalisering erg ernstig is en die wijzen erop dat als
er meer globalisering is, dat er dan meer ongelijkheid binnen en tussen landen is. Aan de andere kant heb je mensen die denken dat het wel goed is, omdat er onder andere ook meer werk is. In onderzoek hiernaar bleek dat er een gedifferentieerd effect is van globalisering op ontwikkelings- en meer gevorderde landen. Voor ontwikkelingslanden is de globalisering iets positiefs. Het kapitaal kan worden geïnvesteerd en hierdoor kunnen deze landen industrialiseren. Door deze industrialisering groeit de economie en hierdoor neemt de ongelijkheid af. In de meer gevorderde landen gebeurde het tegenovergestelde. Er is namelijk sprake van deïndustrialisering. De grote bedrijven vertrekken vanuit die landen en vertrekken naar lage lonen landen. De laagopgeleiden hebben in die landen dus geen werk meer. De ongelijkheid neemt in die landen dus alleen maar toe. Voor hoger opgeleiden is de globalisering juist positief, want zij kunnen over de hele wereld hun praatjes verkopen. Dit maakt de ongelijkheid in deze landen nog groter.

23
Q

Consequenties van globalisering en migratie op de politiek

A

De globalisering en migratie hebben ook consequenties voor de politiek. Er jint eeb steeds meer universele en homogene staat.

24
Q

Consequenties van globalisering en migratie op de cultuur

A

Er zijn twee tegengestelde hypothesen over wat er gebeurt als globalisering toeneemt:

  1. Afname nationalisme: Als je leeft in een geglobaliseerde wereld, dan zal je vanzelf zien dat dat de beste manier is om te leven. Je hecht dan minder waarde aan je nationaliteit.
  2. ‘Nationalist backlash’: Er is een idee dat door de globalisering wat verwarring is over de identiteit en dat inwoners van een land dan vasthouden aan het nationalisme om wat houvast te hebben. Er is dus een soort backlash. Zo zie je in Amerika overal hun vlag hangen.
25
Q

Reactie op immigratie

A

Het blijkt namelijk dat lager opgeleiden iets anders willen dan hoger opgeleiden, omdat de lager opgeleiden zich bedreigd voelen door de globalisering. Zij hebben dus allebei een andere reactie op immigratie en andere symbolische grenzen.

26
Q

Symbolische grenzen

A

: Dat je denkt dat het heel normaal is dat er buitenlandse mensen in je eigen land wonen.

27
Q

Er zijn twee dominante theorieën over de reactie op immigratie:

A
  • groepsconflict
  • contacttheorie
28
Q

Groepsconflict

A

Het idee is simpel. Mensen zijn tegen immigratie, omdat de migranten hier
naartoe komen en onze banen afpakken. Dat is het idee. Lager opgeleiden zijn meer etnocentrisch, tegen immigratie, etc. en dit wordt verklaard door dit idee. Zij zitten aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de migranten gaan aan de haal met hun banen

29
Q

Contacttheorie

A

Mensen komen met elkaar in contact en je leert van elkaar, je leert elkaar waarderen en hierdoor worden mensen toleranter. Er is uit heel veel onderzoek gebleken dat contact met vrienden het allerbelangrijkste is en het sterkste effect heeft op tolerantie. Deze relatie kan ook andersom zijn, omdat je erg tolerant bent en daarom veel vrienden hebt. Als jij de een contact situatie zelf kiest, zoals bij vrienden, dan ben je toleranter.

30
Q

Etniciteit

A

Dit is een gedeelde culturele achtergrond of erfenis. Het gaat hierbij om gemeenschappelijke voorouders, een gemeenschappelijke taal of kenmerken die zorgen voor een eigen sociale identiteit.

31
Q

Ras

A

Dit is een sociaal geconstrueerde categorie die gebaseerd is op overgeërfde biologische eigenschappen. Denk aan een classificatie op basis van lichaamsbouw, huidskleur of haarstructuur. Dit is sociaal geconstrueerd, omdat het alleen ter sprake komt als de samenleving besluit dat een specifiek fysiek kenmerk ertoe doet.

32
Q

Vooroordeel

A

Dit is een generalisatie over een categorie mensen of een individu.
o Stereotype: Dit is een vorm van een vooroordeel waarbij je een bepaalde
beschrijving toepast op elk individu uit een bepaalde groep. Zo kan je het stereotype
hebben dat Duitsers veel bier drinken.

33
Q

Sociale afstand

A

De mate van contact die mensen hebben met leden van een bepaalde groep
en de mate van contact die ze zouden willen hebben met leden van deze groep.

34
Q

Racisme

A

Dit is de overtuiging dat een bepaald ras superieur is aan een ander ras.

35
Q

Discriminatie

A

Een ongelijke behandeling voor mensen uit verschillende groepen. Hierbij
wordt dus gehandeld naar bepaalde vooroordelen.

36
Q

Zondebok theorie

A

Vooroordelen worden veroorzaakt door gevoelens van frustratie. Er
wordt dan iemand anders onterecht aangewezen voor de oorzaak van een probleem. Vaak is
dit iemand die weinig macht heeft.

37
Q

Theorie van autoritaire persoonlijkheid

A

Mensen met een autoritaire persoonlijkheid zijn
geneigd om de samenleving te zien als een competitief systeem. Deze mensen hebben het
idee dat zij de minderheden moeten overheersen.

38
Q

Cultuurtheorie

A

Vooroordelen zitten geworteld in onze cultuur en iedereen heeft deze
vooroordelen. Sommige mensen zijn hier echter extremer in dan andere mensen.

39
Q

Conflicttheorie

A

Machtige mensen hebben vooroordelen en gebruiken deze om andere
mensen te onderdrukken.