HC 2 + T7 - Verlichting (1650 - 1900) / pruiken en revoluties Flashcards
(37 cards)
abolitionisme
Beweging waarvan de aanhangers streden voor afschaffing van de slavernij.
anarchisme
Politieke stroming die tegen elke vorm van overheidsgezag is en streeft naar kleine, autonoom bestuurde gemeenschappen.
ancien régime
(= de oude orde) De bestuurlijke en sociale verhoudingen in de tijd vóór de Franse Revolutie, gekenmerkt door een standensamenleving en absolutisme.
bourgeoisie
Gegoede burgerij; welgestelde burgers.
censuskiesrecht
Kiesrecht dat alleen geldt voor mensen die een bepaald gedrag aan belasting betalen (= de census).
communisme
Politieke stroming die door een revolutie de productiemiddelen in handen van de gemeenschap wil brengen.
confessionalisme
Politieke stroming waarvan de aanhangers hun politieke en maatschappelijke opvattingen baseren op hun godsdienstige overtuiging.
consevatisme
Politieke stroming die tegen snelle hervormingen is en veel waarde hecht aan traditie.
constitutionele monarchie
Regeringsvorm waarbij het staatshoofd een koning is die gebonden is aan de grondwet (= constitutie).
directe democratie
Regeringsvorm waarbij het volk direct (zonder tussenkomst van een volksvertegenwoordiging) de macht uitoefent.
emancipatiebeweging
Beweging die zich inzet voor verbetering van de maatschappelijke positie van een bepaalde groep.
empirisme
De opvatting dat waarneming en experiment de voornaamste bronnen van kennis zijn.
federaal
Het (centrale) bestuursniveau dat boven de staten staat die samen een federatie of bondsstaat vormen.
feminisme
Politiek-maatschappelijke beweging die zich inzet voor de emancipatie van vrouwen.
grondrechten
Vrijheidsrechten die burgers bescherming bieden tegen een oneerlijke behandeling door de overheid of door medeburgers.
grondwet
Een wet waarin de grondbeginselen van een staat en de rechten en plichten van de burgers en overheid staan.
industrieel kapitalisme
Verschijnsel waarbij ondernemers streven naar het maken van zoveel mogelijk winst door het fabrieksmatig produceren van goederen.
industriële revolutie
Overgang van een economie die draait om landbouw en huisnijverheid naar een economie die zich kenmerkt door machinale massaproductie in fabrieken.
klasse
Groep binnen de samenleving die min of meer in dezelfde sociaal-economische omstandigheden leeft. Klasse is alleen gebaseerd op inkomen en vermogen.
liberalisme
Politiek-maatschappelijke stroming waarin burgerlijke vrijheden en economische vrijheid kernpunten zijn. De overheid dient zich terughoudend op te stellen.
machtenscheiding
Scheiding van de macht dat wordt gekenmerkt door trots op het eigen land, het eigen volk en de eigen cultuur.
natuurlijke rechten
Rechten die een mens vanaf zijn geboorte bezit en losstaan van de wetten die de overheid heeft ingesteld. Ze gelden voor ieder mens en overal.
natuurwet
Natuurlijke kracht/verschijnsel in de natuur waaraan alle (niet-)levende wezens zijn onderworpen.
proletariaat
Sociale groep die alleen in haar levensonderhoud kan voorzien via de arbeidskracht die zij verkoopt.