HC 3 - China Flashcards
(42 cards)
3 Volksbeginselen
- Nationalisme moest leiden tot het terugdringen van buitenlandse invloeden.
- De bevolking moest via verkiezingen invloed op de politiek hebben en zo het land democratischer maken.
- De welvaart van het hele volk moest worden bevorderd, met industrialisatie als de sleutel hiervoor ALLEEN als iedereen hier in gelijke mate van zou profiteren.
Sloot aan bij marxistische idealen (SU steun).
4 mei beweging
Studentenprotest die een boycot op Japan opriepen, met als oorzaak het Verdrag van Versailles waar Japan de Duitse invloedsgebieden in China kregen toegewezen. Dit wakkerde nationalisme en modernisering aan.
Marxisme (verschil)
Alleen arbeiders met een eenmalige revolutie een communistische samenleving zou kunnen realiseren.
Maoïsme (verschil)
De boeren met een permanente revolutie mbh massacampagnes een communistische samenleving zou kunnen realiseren.
Marxisme + Maoïsme (overeenkomst)
Streven beide naar een klassenloze samenleving –> het oplossen van klassentegenstellingen.
Ongelijke Verdragen
De ene partij wordt tot veel verplicht, terwijl van de andere partij juist veel eisen worden ingewilligd.
Modern imperialisme
Oorzaak: industrialisatie en nationalisme.
Westerse mogendheden streven naar:
1. Het verkrijgen van grondstoffen en afzetgebieden.
2. Het versterken van machtspolitiek –> hoe meer koloniaal gebied, hoe meer status het moederland had.
Sinocentrisme
Chinezen zagen westerlingen als barbaren en zichzelf als superieur.
Revisionisme
Stroming waarvan de aanhangers bepaalde opvattingen en zienswijzen willen herzien.
Vijfjarenplan
Onderdeel van een planeconomie waarbij de overheid streefcijfers voor de productie vaststelt. Alle fabrieken werden onteigend en genationaliseerd.
Volkscommune
Organisatorische eenheid op het platteland, waarbinnen de boeren op staatsbedrijven werkzaamheden verrichten. Geen privébezit.
Vreedzame co-existentie
Twee tegenstrijdige ideologieën (kapitalisme en communisme) naast elkaar kunnen bestaan, zonder elkaar te bedreigen.
Warlord
Lokale heerser die zijn macht baseert op militair geweld en onderdrukking.
Dissidenten
Personen of groepen die zich verzetten tegen de heersende politieke ideologie of religieuze opvattingen.
Cultus
De verering van een bepaalde godheid of persoon (Mao).
Confucianisme
Filosofische stroming, gebaseerd op de leer van Confucius.
Collectivisatie
Het samenvoegen van particuliere landbouwbedrijven tot grote staatsbedrijven.
Massacampagne
Grootschalige actie die als doel heeft de bevolking te mobiliseren voor politieke, economische of sociale doelen.
Extraterritorialiteit
Buitenlanders vielen niet langer onder de Chinese wetgeving en rechtspraak, maar konden door eigen rechtbanken op Chinees grondgebied worden berecht.
Tweede Opiumoorlog (oorzaak)
China probeerde zich te verzetten tegen nieuwe Britse economische eisen doordat Chinese handelaren inkomsten verloren aan buitenlanders, wat voor veel onrust zorgde onder de Chinese bevolking.
Taiping-opstand (grote doel)
Wilde een eind maken aan de Qing-dynastie en de macht van westerse mogendheden over China.
Taiping-opstand (side-doelen)
- Afschaffing van het confucianisme.
- Afschaffing van privébezit.
- Gelijkstelling van mannen en vrouwen.
- Opheffing van Ongelijke Verdragen.
Nian-opstand
Voerden gewapende acties uit tegen grootgrondbezitters en ambtenaren die belasting inden.
1. Voedsel.
2. Rijkdommen.
Zelfversterkingsbeweging
De ontevredenheid onder de bevolking door de verwoesting van de opstanden & opmars van de imperialistische mogendheden leidde tot het besef dat de moderniseringen noodzakelijk waren. Dit was een beweging in kringen van de Chinese regering om China sterk te maken met militaire en technische modernisering.