HC 5 Veiligheidsmanagement en evaluatiesystemen Flashcards

(20 cards)

1
Q

Risicomanagement proces

A
  1. Risico inventarisatie
    a. Wat zijn de risico’s?
  2. Risico analyse en prioritering
    a. Inschatten kans en ernst van risico stap 1, prioriteren (hoogste risico krijgt voorrang;
    hoogste kans en hoogste schade).
  3. Risico vermindering
    a. Aanpakken geprioriteerde risico’s stap 2 → maatregelen bedenken (voor die risico’s
    die niet acceptabel zijn).
  4. Risico evaluatie
    a. Juiste risico’s? Goeie afweging? Effectieve maatregelen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veiligheidsmanagement systeem

A

geïntegreerde set van beleid, procedures en activiteiten die worden gebruikt om veiligheid te monitoren en te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Elementen van een veiligheidsmanagement systeem

A
  • Hoe bekijk/controleer/evalueer je allerlei aspecten van veiligheid?
  • Expliciet, systematisch, compleet en continu proces om risico’s te beheersen
    (risicomanagement)
    o Welke dominante scenario’s zijn er mogelijk?
    o Welke consequenties kunnen die scenario’s hebben?
  • Ingebed in cultuur van organisatie (staat op papier, maar moet ook daadwerkelijk ingezet
    worden in praktijk)
  • Commitment van hoger management (verplichting/verantwoordelijkheid).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Typen en sterkte van beheersmaatregelen

A
  1. Bron van gevaar wegnemen, meest effectief. Bronmaatregelen
  2. Vermindert gevaar voor iedereen die is blootgesteld. Collectieve maatregelen
  3. Vermindert gevaar voor bepaalde groepen. Individuele maatregelen
  4. Persoonlijke maatregelen. PBM = Persoonlijk
    BerschermingsMateriaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Veiligheidsmanagement in ziekenhuis

A
  • Binnen een proces
  • Tussen processen
  • Juiste patiënt, juiste plaats, juiste behandeling
  • Gevaren voor medewerkers / bezoekers
    ➔ Beheersmaatregelen om zwakheden / gevaren te reduceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke dat of methoden gebruiken voor veiligheidsmanagement?

A
  • Voorval analyses bijv. calamiteit
  • Dossieronderzoek bij sterfgevallen
  • Incident rapportages
  • Complicaties rapporten en bespreken
  • Indicatoren – welke selectie geeft goed beeld?
    o Meet je daadwerkelijk hetgeen wat je wil weten?
  • Audits – intern of extern (audit = een systematisch en onafhankelijk onderzoek dat wordt
    uitgevoerd door een auditor)
  • Standaarden voor veilig werken / veilige apparatuur
  • Safety huddles of andere teambesprekingen – bewustzijn van risico’s, delen van informatie,
    communicatie
  • Monitoren beheersmaatregelen – zijn deze geïmplementeerd zoals bedoeld of effectief?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pareto principle

A
  • Groot deel (80%) van bepaald probleem (uitkomst) komt door relatief beperkt deel (20%) van
    de oorzaken.
    o Paar oorzaken barrières voor verzinnen, veel risico wegnemen.
  • Focus op belangrijkste problemen en begrijpen hoe deze ontstaan.
  • Selectie interventies – technologie of iets anders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Audits

A
  • controleren of proces t.a.v. risico’s beheersen voldoet aan huidige standaarden
  • Probleem: mensen doen alleen maar hun best om de benodigde vinkjes te krijgen.
  • Aangeraden verbeteringen worden niet gedaan, alleen als ze écht nodig zijn voor zo’n vinkj
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Audits elementen

A
  • Input
    o Bijv. infrastructuur of apparatuur (adequaat, beschikbaar en functioneel)
  • Processen
    o Bijv. communicatie, documentatie en informatiemanagement (correct en veilig
    uitgevoerd)
  • Uitkomsten
    o Bijv. het halen van bepaald niveau of doel
    ➔ Aanbevelingen voor verbetering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Auditing cyclus

A
  • Aanleveren documentatie en data, bijv. indicatoren
  • Inspectie: interview en observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Van beheersen naar anticiperen

A
  • Er blijft onzekerheid, niet alles is te beheersen → beslissen in onzekerheid.
  • Hoe ga je om met onverwachte events?
  • Keuze van leading indicators kan helpen om tijdig bij te sturen.
  • Complexere systemen – hoe beheers je veiligheid van systeem met AI?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe weet je dat er een systematisch verschil is in performances?

A
  • Intern vergelijking in de tijd
  • Extern vergelijking met anderen
  • Methoden: lijst maken (wanneer is iets goed) en report cards (sterren beoordelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Standaardiseren

A

corrigeren van uitkomst voor invloed van verstorende kenmerken (confounders).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Directe standaardisatie

A

Leeftijd-specifieke sterftecijfers van ziekenhuis worden gewogen met leeftijdsverdeling in standaardpopulatie → gelijke noemer in alle ziekenhuizen (alles
met hetzelfde vergelijken)

  • Directe standaardisatie lastiger als wegen voor meerdere karakteristeken tegelijk – je moet subgroepspecifieke sterfte weten voor alle populaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indirecte standaardisatie

A

Geobserveerde sterfte wordt vergeleken met verwachte sterfte gegeven de leeftijdsverdeling in ziekenhuis → noemers niet gelijk, hangt af van leeftijdsverdeling
in ziekenhuis

  • soms enige mogelijkheid (als ene arts bijv. meer hoog-risico patiënten
    behandelt, dan moet je dat wel op de een of andere manier meenemen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SMR: standard mortality ratio

A
  • Gelijke geobserveerde en verwachte sterfte% binnen laag- en hoog-risico
17
Q

Simpson’s paradox

A

Een fenomeen in de statistiek waarbij een trend of relatie die in subgroepen van gegevens
aanwezig is, de tegenovergestelde richting heeft wanneer de gegevens als geheel worden
geaggregeerd. Dit kan leiden tot misleidende interpretaties wanneer de subgroepen niet
worden beschouwd.

18
Q

Funnel plot

A

een grafiek waarop de schattingen van de effectgroottes of uitkomsten van
verschillende onderzoeken worden geplaatst tegen de standaardfout of precisie van die schattingen

19
Q

wat betekent risicomanagement

A

expliciet, systematisch, compleet en continue proces om risico’s te beheersen. Vragen die je kunt stellen zijn: Welke dominante scenario’s zijn er mogelijk? Welke consequenties kunnen die scenario’s hebben?

20
Q

wat betekent arbeidshygenische strategie

A

volgorde voor verminderen van gevaar op werkplek