HC 6 Flashcards

(40 cards)

1
Q

In de klinische praktijk: Specifieke stoornis

A

(Evidence based) behandeling
Protocol, Flexibel, Transdiagnostisch, modulair, statistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Protocol

A
  1. Een stapsgewijze beschrijving van een psychologische behandeling.
  2. Een werkwijze
  3. Hierin staan opdrachten voor de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Protocol: draaiboek

A

Bevat een omschrijving van de behandeltechnieken en de volgorde waarin deze moeten worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voordelen protocollen

A
  1. Duidelijk doel
  2. Rationale
  3. Theoretisch onderbouwd
  4. Gestructureerd
  5. Lineair (sessie in bepaalde volgorde)
  6. Vast aantal sessies
  7. Training –> iedereen kan het
  8. Werkboeken
  9. Voorbeelden/invaloefeningen ‘
  10. Voor specifieke stoornis
  11. Vaak geavalueerd –> vaak evidence based
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nadelen protocollen

A
  1. Heterogeniteit van caseload: CGT voor 1 stoornis –> niet relevant
  2. Comorbiditeit en flux: CGT voor 1 stoornis –> niet genoeg.
  3. Lineair: vast aantal sessies, crisis, teveel keuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de reden dat er weerstand is tegen protocollen?

A

Ze passen niet in de “echte klinische” praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Weerstand protocol: Interventie niet aangepast aan kind

A
  1. 95% gebruikt protocol niet meer na onderzoek
  2. 3% CGT werkt volgens protocol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderzoeksbehandeling

A
  1. Geworven casus (ernst minder)
  2. Homogene groep, smalle focus
  3. Lab of uni setting onderzoeker, kleine case load
  4. Veel voorbereiding, 1 behandelmethode
  5. Protocol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klinische behandeling

A
  1. Doorverwezen (ernst) heterogene groep, multi-probleem
  2. Kliniek, ggz, etnici, grote case load
  3. Flexibel programma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Clinici

A
  1. Onze ervaring wordt genegeerd
  2. Voorkeur voor bewijs uit praktijk
  3. Onderzoeksvragen zijn niet relevant
  4. Vaak weinig onderzoekservaring
  5. Niet geïnteresseerd in gemiddelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onderzoekers

A
  1. Mijn resultaten worden genegeerd
  2. Bij bewijs uit data
  3. Clinici zouden meer moeten meten
  4. Door onderzoek meer en dieper nadenken over processen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je het beste een protocol flexibel aanpassen?

A

Verander sommige ingrediënten als je merkt dat je ze niet kent/de omstandigheden er niet naar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Soms doen bij het aanpassen van protocol

A

Modules van andere protocollen voor comorbiditeit
Modules van andere protocollen om flux aan te pakken –> diagnoses kunnen veranderen
Andere volgorde –> eerst exposure dan cognities
Delen weglaten –> geen cognities bij jonge kinderen
Bij crisis–> op crisis ingaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voordelen

A

Heterogeniteit, comorbiditeit, flux, crisis aan te passen aan cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nadelen

A
  1. Wetenschappelijk onderzoek gecombineerd met klinische ervaring –> evidence-informed
  2. Niet meer evidence based –> effectiviteit onbekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transdiagnostiek

A
  1. Onderliggende mechanisme: verandering = verandering in klachten
  2. Risicofactor of in standhoudende factor
  3. Theoretisch model
  4. Gemeenschappelijke oorsprong
    stoornis overstijgend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

1.1. Transdiagnostiek concepten: Cognitief

A

Negatief zelfbeeld, perfectionisme, neuroticisme, self-focussed attention, selectieve aandacht

18
Q

1.2. Transdiagnostiek concepten: Emotie

A

Psychologische flexibiliteit, emotie regulatie, onvol. coping

19
Q

1.3. Transdiagnostiek concepten: Gedrag

A

Assertiviteit, sociale vaardigheden

20
Q

Wanneer is protocollair werken een probleem?

A
  1. Geen .. met cliënt
    2.Comorbiditeit of meer sessies nodig
  2. Wijziging van hulpvraag
21
Q

Wat volgt men bij een transdiagnostische behandeling?

A

Een gestructureerd protocol

22
Q

Waar is gebrek aan bij modulair werken?

A

Aan beslisbomen

23
Q

Stappen kiezen voor een soort behandeling

A
  1. Zorgvuldige diagnostiek
  2. Mate van ervaring en deskundigheid van de therapaut
    3.Kijken naar wetenschappelijk bewijs effectiviteit
  3. Kijken naar doel van de behandeling
24
Q

Wat zeggen Chorpita en Daleiden (2000)

A

Protocols are mostly organized in child problem areas. DDM can help with identifying the correct protocol for different backgrounds

25
Psychologische inflexibiliteit
Te veel verzet tegen of controle op onvermijdelijk emotionele pijn (negatieve gedachten en/of gevoelens) waardoor men vast komt te zitten in beperkt gedragsreputatie.
26
Voordelen transdiagnostiek
1. Meerdere klachten 2. Efficiënt 3. Comorbiditeit 4. Flux preventie/interventie 5. Chronische problemen 6. Gestructureerd, werkboeken
27
Nadelen transdiagnostiek
1. Vaak ook moeilijk toe te passen 2. Therapeutische ervaring nodig
28
Effectiviteit
1. Steeds meer onderzoek 2. Veel belovende resultaten
29
1.1. Modulair: Componenten evidence bases interventies
Niet 1 protocol/theoretisch frame work, maar component uit verschillende interventies
30
1.2. Modulair: Componenten despressie
1. Psycho-educatie 2. Cognitieve herstructurering 3. Zelf-monitoring 4. Activatie 5. Ontspanningsoefeningen/relaxatie 6. Probleem oplossen, 7. Sociale/communicatievaardigheden
31
Voordelen modulair
1. Heterogeniteit/Comorbiditeit/ flux mogelijk 2. Niet lineair 3. Crisis mogelijk 4. Geen vaste volgorde/aantal sessies 5. Aan te passen aan cliënt
32
Nadelen modulair
Welk protocol moet je volgen
33
Meest voorkomende CGT componenten
1. Probleem oplossingsvaardigheden 2. Cognitieve herstructurering 3. Gedragsactivatie 4. Ontspanningsoefeningen
34
Effectiviteit
1. Steeds meer onderzoek 2. Veelbelovende resultaten 3. Volgorde modules depressie geen verschil
35
1.1. Electische therapie: betekenis
Therapie stijl waarbij componenten of technieken van 2 of meer verschillende theoretische modellen worden gebruikt
36
1.2. Electische therapie: kenmerken
1. Niet 1 stijl 2. Meestal 1 oriëntatie en component van andere stromingen/modellen
37
1.3. Electische therapie: vormen
1. Simultaan 2. Sequentieel 3. Stage-oriental
38
1.4. Electische therapie: Voordeel en nadeel
Voordeel: aan te passen aan de cliënt Nadeel: kleine effecten
39
Waarvan is de soort therapie afhankelijk?
Soort therapie is afhankelijk van diagnose, ervaring, therapeut, doel en bewijs effectiviteit
40
Flux
Klachten veranderen tijdens therapie