HC 7 Flashcards
(65 cards)
1
Q
Systeemdenken: betekenis
A
Geheel begrijpen door te kijken naar de interactie tussen leden van het systeem
2
Q
Waar word naar gekeken bij systeemdenken?
A
Gezinstype
Gezinsstructuur
Onderliggende patronen
Communicatie tussen gezinsleden
Signalen van onveiligheid
3
Q
Uit het diagnostiek traject weten we?
A
- Wat voor gezinstypen het gezin is
- Hoe de gezinsstructuur eruit ziet
- Van welke onderliggende patronen er sprake van is
- Hoe de gezinsleden met elkaar communiceren
- Of er sprake is van signalen van onveiligheid
4
Q
BLZ 39
A
- Ziekte van een ouder, kind of familielid
- Ruziënde ouders
- Meningsverschillen tussen ouders over hoe de opvoedtaken vorm te geven
- Taakverdeling tussen ouders
- Individuele problemen van gezinsleden
- Bepaalde fase in het gezin dat moeilijk verloopt
5
Q
Blz 39
A
- Inzicht krijgen in wat kinderen nodig hebben om te kunnen functioneren in de maatschappij
- Eigen bagage, wat neemt de ouder mee in de (opvoed) rugzak
- Vanuit welke positie reageert de ouder
- Kennis over/en vergroten van emotie regulatie
- Vergroten van reflectieve vaardigheden
- Vergroten van inlevingsvermogens van ouders en leren dat dit bij kinderen noh minder ontwikkeld is
7.Verbeteren kwaliteit ouder-kind relatie
6
Q
BLZ 40
A
Regels en redelijke grenzen
Structuur en regelmaat
Stimulering van ontwikkeling
Zorg en bescherming
Plezier en positieve aandacht
7
Q
BLZ 40
A
- Sensitiviteit
- Afstemmen
- Beschikbaarheid
- Voorspelbaarheid
- Mentaliseren: mentale staat onderliggend aan gedrag begrijpen/analyseren
8
Q
Sensitiviteit
A
- Het vermogen van ouders om de stemmingen en behoeften van hun kind aan te voelen
- Door intensief en met aandacht met het kind om te gaan leren ouders hun kind goed kennen
9
Q
Afstemmen
A
- Handelen van ouders afstemmen op het kind.
- Ouders passen zich aan aan het kind en het kind zal met de emotionele radar ook proberen af te stemmen op de ouder
10
Q
?
A
- Tijd van ouders om met aandacht aanwezig te zijn bij hun kind.
- Voorwaarden voor het opbouwen van een band tussen ouder en kind
11
Q
?
A
- Doorgaans op dezelfde manier reageren op de signalen van het kind
- Kind weet daardoor waar hij of zij aan toe is
- Kind ontwikkeld vertrouwen in de ouder
12
Q
?
A
- Praten met het kind over at er gebeurt of gaat gebeuren of wat de ouders of het kind beleefd of voelt
- Kind leert de wereld om hen heen te begrijpen en emoties te verwoorden
- Kind leert emoties te reguleren
13
Q
?
A
- Kind heeft moeite om anderen te vertrouwen en minder zelfvertrouwen
- Kind heeft het gevoel er alleen voor te staan en voelt zich eenzaam
- Minder drang tot exploratie
- Onvoldoende in staat om emoties te reguleren
- Moeite met het interpreteren en overzien van relaties
14
Q
Hyperarousal
A
Cognitief gebied, sluit ziek, lymbisch systeem neemt over, overreacting, overleven
15
Q
Optimum arousal rond
A
Cognitief gebied geopend, actief zelf-geweten vermogen
16
Q
Hypoarousal
A
Cognitief gebied sluit zich, onvoldoende spanning om te verwerken. Net of je op een pc typt die niet aan staat
17
Q
0-3 maanden: kind en ouder
A
Kind: basisveiligheid/angst
Ouder: verantwoordelijk, zorgen voor, verwaarlozen
18
Q
3 tot 9 maanden: kind en ouder
A
Kind: toevertrouwen/ wantrouwen
Ouder: geven/ nemen
19
Q
9 maanden tot 2,5 jaar: kind en ouder
A
Kind: zelfvertrouwen/onzekerheid
Ouder: steunen en meeleven / geen interesse of dwingend
20
Q
2,5 tot 5 jaar: kind en ouder
A
Kind: zelfstandig/ eenzaamheid
Ouder: stevig en duidelijk zijn/ vaag
21
Q
5 + jaar
A
Kind: creatief/ machteloos
Ouder: vertrouwen/ angstig
22
Q
A
- Manier waarop individu (familieleden) en professional samenwerken om een samen overeengekomen doel te bereiken
- Kwaliteit van de relatie belangrijke indicator voor positieve uitkomsten en het voorkomen van uitval, hulpverleningskenmerken, betrouwbaarheid en emotionele stabiliteit hebben hier invloed op
23
Q
A
- Therapeutische relatie complexer, omdat de hulpverlener in voegt in het gezinssysteem en heeft te maken met verschillende individuen binnen het gezin
- Gevoel van veiligheid tussen individu en therapeut en ook tussen de gezinsleden
- De gezinsleden hebben een gezamenlijke doelperceptie nodig
24
Q
Structureel perspectief
A
Doelstelling: gezinsstructuur bewerken, aanzetten om nieuwe patronen uit te proberen
Middel: Invoegen en gesprekstechnieken
Functie hulpverlener: Herstructureren
25
Interactief perspectief
Doelstelling: Beinvloeden waarneembaar gedrag & (disfunctionele) gedachten (cognities) over zichzelf en de omgeving
Middel: Gesprekstechnieken, opdrachten en oefeningen
Functie hulpverlener: Directief aansturen op veranderingen in interacties en cognities
26
Narratief perspectief
Doelstelling: construeren van het eigen levensverhaal, betekenis geven en perspectief maken
Middel: Gespreks-en interviewtechnieken
Functie hulpverlener: Voorwaarden scheppen, mee construeren en betekenis geven
27
Gezinsontwikkelingsperspectief
Doelstelling: Balans tussen verticale en horizontale loyaliteiten
Middel: Gespreks-en interviewtechnieken
Functie hulpverlener: Ontdekkend, inzicht gevend, met individu of gezinsleden samen balans versterken
28
Oplossingsgericht perspectief
Doelstelling: Steunbronnen ontdekken en inzetten
Middel: Gespreks-en interviewtechnieken aansluiten
Functie hulpverlener: samen met gezinnen: exploreren en versterken van oplossingsstrategieën
29
Gezinsbehandeling thuis
1. Voorkomen UMP jeugdige
2. Duurzame oplossingen
3. Gedragsproblemen van het kind verminderen
4. Betrekken netwerk
30
IAG: doelen
1. Vergroten opvoedvaardigheden van ouders
2. Betrekken van sociaal netwerk bij het gezin
3. Opvoedbelasting van het gezin verminderen
4. Sociaal netwerk vergroten
5. 5 tot 7 maanden, 2 keer per week
31
IAG: 3 fasen
1. Startfase
2. Verouderingsfase
3. Afbouwfase
Inzetten op risico en beschermde factoren en werken aan vooraf bedachte doelen
32
MST
1. 10-16 jaar, 6 maanden, 24/7 beschikbaar
2. Uiteenlopende gedragsproblemen
3. Vanuit thuissituatie, met alle betrokken systeem
4. Inzicht en beïnvloeden van systemen
33
Mentalisation bases treatment
Sensitiviteit ontwikkelen voor emoties van anderen
34
Algemene werkzame factoren
1. Professioneel opbouwen van een therapeutische relatie
2. Goede structurering van interventie
3. Adequaat uitvoeren van behandeling
35
Wat vinden cliënten het belangrijkste bij de beoordeling?
Ervarenheid
36
Heteroanamnese: betekenis
Iedereen buiten jongere interviewen
37
Wat doe je tijdens de intake fase niet?
Geen advies of interventies
38
Complexe factoren gedragsbeïnvloeding
1. Veel gedrag gaat op automatische piloot
2. Gedrag wordt deels gestuurd door nature component
3. Stress bronnen doen de mentale kracht teniet
39
Aspecten motiverende gesprekstechnieken
1. Luisteren
2. Vragen stellen
3. Informatie/advies geven
4. Non verbale aspecten van communiceren
40
Aandachtspunten bij verschillende doelgroepen: adolescenten
1. Gebrek aan motivatie
2. Weerstand tegen advies van buiten
41
Aandachtspunten bij verschillende doelgroepen: ouders
1. Bagatelliseren/ontkenning/afschuiven probleem
2. Zwijgzame houding
3. Weerstand tegen manier van interventie
42
Etnisch cultureel verschillende achtergrond
1. Kennis van de omstandigheden en culturen van andere groepen
2. Cultuur-relativistische houding
43
Stappen socratisch motiveren
1. Vaststellen probleem
2. Hypothese vorming probleem
3. Kosten en baten analyse
4. Vragen of cliënt wle of niet door wilt gaan
5. Bepalen wel of niet doorgaan
44
Routine outcome Monitoring (ROM)
Herhaalde metingen tijdens behandeling
45
Vul aan: speltherapie kan zowel..
direct als indirect en moet aangepast worden aan de leeftijd/cognitie van de cliënt
46
Schematherapie: modus, schema en coping strategieën
Modus: oorspronkelijk, opnieuw door stimulus oplaaiend gevoel
Schema: gedachtegang/tendens, vaak meegekregen door ouders
coping strategieën: omgaan met schema's
47
Domeinen (zijn verbonden aan basisbehoeften)
1. Geen verbinding en afwijzing
2. Verzwakte autonomie en functioneren
3. Verzwakte grenzen
4. Gerichtheid op andere
5. Overmatige waakzaamheid en inhibitie
Uit domeinen vloeien negatieve schema's voort
48
Schematherapie in spelvorm
Bij schema therapie in spelvorm kan er gekeken worden welke schema's cliënten vertonen en hoe hieraan gewerkt kan worden. Het grote spel van buien en valkuilen geeft cliënten de mogelijkheid om door middel van kaarten en attributen modi aan te geven.
49
Algemene principes bij de behandeling van ads (adelocenten)
1. Competentie: ads moeten het idee hebben dat ze gedrag kunnen veranderen
2. Autonomie
3. Verbondenheid
50
Basisregels Belsker en Wilkes
1.Acknowledge the ads narcissism
2. Adopt a model of collaborative empiricism
3. Adopt and objective stanee
4. Include members of the social system
5. Chase the effect
6. Use socratic questioning
7. Challenge the binary motive
8. Avoid shame
9. Operationalize the abstract
10. Model for the ad
51
Kenmerken en behandeling ad
1. Therapie doelen moeten zo onderhandeld worden dat alle partijen eens zijn
2. Analyseren van therapietrouwheid
52
Wat werkt minder effectief voor adolescenten
Straffen en belonen
53
Wat omvat taxatie naast diagnostiek nog meer?
Ook het beoordelen van wat er tijdens therapie sessies gebeurt
54
Contra indicaties systeemtherapie
1. Ad zoekt hulp maar wilt ouders niet inlichten
2. Kind is UMD en komt niet terug
3. Crisis
55
Trends in CGT
1. Steeds meer toegepast op kinderen en adolescenten
2. Meer gekeken naar passend "format"
3. Inschakelen van digitale ondersteuning
56
Acceptance and commitment therapie
Psychopathologie ontwikkeld zich door teveel controle te willen hebben over probleem
57
Acceptance and commitment therapie: Fasen
1. Creatieve hopeloosheid: kijken nar korte en lange termijn voordelen
2. Controle is het probleem
3. Diffusie: Loskoppelen van de letterlijke taal en opgeroepen gevoelens
4. In verdere fasen wordt een observatie perspectief geleerd
- Effectiviteit aangetoond
58
Mindfullness based CGT
1. Bewust omgaan met gedachten, gevoelens en lichaamsgewaarwordingen
2. Positief geëvalueerd
59
Compassion-focussed therapie
Doel is om met meer mededogen naar jezelf te kijken zodat CGT beter zou werken
Nog geen grondige evaluaties
60
Attachment based familiy therapie (ABFT)
Herstellen van veilige gehechtheidsbasis en reactiveren van ouderlijke controle en liefde
61
Taken binnen ABFT
1. Relationele herformulering
2. Werkrelatie met de adolescenten
3. Werkrelatie met de ouders
4/5. Herstellen van gehechtheidsschema's
Goede effectiviteit
62
Overige therapieën: Dialectische gedragstherapie (DGT)
1. Voor jongeren met BPS
2. Ontwikkelen van minder oordelende attitude
Nog geen goed onderzoek
63
Overige therapieën: EMDR
Goede effecten in volwassenen
64
Overige therapieën: Cognitive bias modification (CBM)
1. Vertekeningen in informatieverwerking herstellen
Geen hele sterke effectiviteit
65
Carl (2019) conclusions
1. Systematic interventies are effectieve and cost-effective for a wide range of child-focussed problems
2. Usually 20 sessions 2-6 months
3. Treatment manuals are availabele for nearly interventions
4. Most interventions are based on cognitive behavioral structural and strategic family therapy traditions
