HC 6 Constructivisme en relativisme Flashcards
(35 cards)
Constructivisme
Je neemt de wereld niet waar zoals hij is, maar hebt een theorie nodig om wat er binnenkomt aan zintuigelijke input te kunnen classificeren –> dit houdt in dat de werkelijkheid onze eigen constructie wordt, volende de constructivisten.
- Constructivistme is de bewering dat de feiten door ons gemaakt worden
Relativisme
Relativisme beweert dat als je constrictivisme accepteert, dan kun je men als werkelijke/waarheid beschouwen, niet zomaar als gegeven accepteren. Wat waar is over de wereld is afhankelijk van de theorie die je hebt, want de wereld zijn de feiten.
Relativist
Stelt dat de waarheid van een zin afhankelijk is van de feiten
-> het is eigenlijk nog steeds een correspondentietheorie van de waarheid: een zin is waar wanneer ie corresponsdeert met de feiten
Constructivisme en relativisme in 1 zin
Constructivisme: feiten aan de hand van theorieën
Relativisme: waaheid van zinnen
Voorbeeld van de gezicht/vaas illusie
- relativisme en constructivisme
Groep 1 denkt dat het een vaas is, groep 2 denkt dat het gezichten zijn
–> groep 1 en groep 2 construeren de feiten anders doordat ze een andere theorie hebben. Hun zinnen zijn waar, relatief aan het geconstrueerde feit op basis van hun theorie
Wittgenstein II
Wittgenstein komt tot de conclusie dat zijn eerdere standpunt niet klopt en hij formuleert een nieuw standpunt
–> uit zijn boek ‘philosophical investigations’ blijkt lijkt hij te impliceren dat hij het constructivism en relativisme verdedigt
Verschil in Wittgenstein I en Wittgenstein II
WI: de betekenis van een woord is afhankelijk van de referentie
WII: de betekenis van een woord is afhankelijk van de context en van hoe het woord in die context wordt gebruikt –> notie van een taalspel
Notie van een taalspel
Het gaat verder over de context waarin taal wordt gebruikt. Taalspel kent publieke regeld, want de betekenis van woorden ligt vast in een woordenboek.
- het gaat om in welke context een bepaald woord gebruikt wordt. In de wetenschap/taalspel van de wetenschap moeten woorden allemaal ergens naar verwijzen, en dan lijkt ‘god’ niets.
Privé-taal
Het is een taal die in principe slechts door één persoon begrepen kan worden –> het is geen code, want je kunt het niet aanleren
–> aantal empiristen hielden dit voor mogelijke, maar Wittgenstein niet
Empirisch argument voor privé-taal
- betekenis is afhankelijk van referentie
- psychologische termen verwijzen naar/refereren aan subjectieve toestanden
- inverted spectrum/kleuren
Inverted sprectrum/kleuren
Volgens Locke bastaan kleuren niet als primaire eigenschap, maar wel als ervaring/subjectieve, interne, mentale toestanden
–> Inverted spectrum: omgekeerde kleurervaring, wanneer jij vindt dat iets rood is en een ander blauw
–> ervaringen zijn volgend empiristen de bron van kennis, maar volgens inverted spectrum zijn die ervaringen voor iedereen anders
Regels privé-taal moeten publiek worden
Je moet tegen iemand kunnen zeggen dat hij een woord verkeerd gebruikt. Er zijn grammaticale regels en logische regels om elkaar te begrijpen, net als een woordenboek
Privé-taal is onbegrijpelijk
Als je elke dag voor woorden een nieuwe beteknis bepaald, weet je uiteindelijk niet meer wat het betekent
Thomas Kuhn
- Wetenschappelijke revoluties
Kuhn verandert het project van de wetenschapsfilosofie voor zichzelf. Hij ging descriptief te werk –> hij wilde beschrijven hoe wetenschap zich ontwikkelt: hoe komen wetenschappelijke theorieën tot stand?
Paradigma
Theorie bevat buiten de theorie ook methodologieën en aannames
Newton’s mechanica als paradigma
Het was een anname van Newton waarbij aangenomen werd dat de hele natuur moet worden verklaard als een mechanisch systeem waarvan de werking onderhevig is aan alle krachten en dat gehoorzaamt aan de bewegingswetten/natuurwetten van Newton
Kuhns beeld van de verandering
- voorwetenchappelijke periode
- paradigma (normale wetenschap)
- vertrouwenscrisis (abnormale wetenschap)
- Revolutie –> nieuw paradigma (normale wetenschap; 1 dus, totdat er weer een crisis komt)
- Voorwetenschappelijke periode
Ongeorganiseerde verscheidenheid aan activitieiten –> Er is nog geen structuur, geen eductatief verband of activiteit die de naam ‘wetenschap’ zou verdienen. Er is nog geen samenwerkend verband waarop mensen de wereld proberen te begrijpn op een methodologische manier
- Paradigma (normale wetenschap)
Een paradigma is geaccepteerd. Theorieën, methodes en aannames zijn geaccoeteerd –> Verteld een deel van hoe de wereld in elkaar zit en dingen die je niet weet kunnen achterhaalt worden
- wetenschappers werken aan een uitbreiding van een paradigma
- je probeert dingen binnen het paradigma op te lossen –> nieuwe generatie van deze inforamtie overtuigen. Er worden hierbij geen vragen gesteld, dus dogmatisme
- Vertrouwenscrisis (abnormale wetenschap)
Je vertrouwt je paradigma niet meer –> er zijn te veel problemen
–> hoe sluit je deze abnormale periode af:
- terug naar het paradigma door het vertrouwen te herstellen door het oplossen van heel veel van de problemen
- via een wetenschappelijke revolutie: het accepteren van een ander paradigma
- Revolutie
Er komt een nieuw paradigma, en deze kan niet samenleven met het oude paradigma –> rivalen. Uiteindelijk wint de nieuwe paradigma
Voorbeelden van paradigmawisseling
geocentrisch paradigma –> heliocentrisch paradigma
Geocentrisch paradigma
De aarde staat in het middelpunt van het universum
–> alles zou rond de aarde draaien, maar als je voorspelling zou doen over de locaties van planeten kom je erachter dat dit niet klopt
Heliocentrisch paradigma
De zon staat in het middelpunt van het universum