HC 7 Flashcards

1
Q

Neoklassieke economic theory of the firm

A

De markt bestaat uit perfecte competitie, organisatie wordt bestuurd door 1 rationale actor met enkel winstmaximalisatie als doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Governance structure

A

Coördinatiesysteem voor het alloceren van goederen, manieren om transacties te ordenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Transactiekosten

A

Kosten die verbonden zijn aan het gebruik maken van de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Critical dimensions of transactions

A

Factoren die invloed hebben op transactiekosten: Uncertainty/complexity, Frequency, Asset-specifity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Begrensde rationaliteit

A

De capaciteit van om complexe problemen te formuleren en op te lossen is beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intendedly rational

A

Ernaar streven om zo rationeel mogelijk te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opportunisme

A

Sommige mensen maken misbruik van de situatie om er zelf voordeel uit te kunnen halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Atmosfeer

A

Lokale omgeving waarbinnen informele regels zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fundamental transformation

A

Een situatie waarbij veel transacties plaatsvinden, verandert in een situatie met een klein aantal uitwisselingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Internaliseren

A

Activiteit binnen de organisatie uitvoeren in plaats van overlaten aan de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hold-up probleem

A

Situatie waarbij een transactie niet wordt aangegaan door angst voor opportunistisch gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Switching costs

A

De kosten om de overstap te maken naar de andere partij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lock-in

A

Het blijven bij een partij, omdat overstappen naar een ander partij financieel duur is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Asset specificity

A

De mate waarin een investering minder/niets waard is buiten een bepaalde transactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Path dependency

A

Keuzes die in het verleden logisch zijn gemaakt om samen te werken met de partij waarmee nu wordt samengewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Quasi rents

A

Het verschil tussen de marktprijs en de variabele kosten

17
Q

Peer groups

A

Een groep mensen die samenwerkt zonder hiërarchie op basis van gelijkwaardigheid

18
Q

Simple hiërarchie

A

Een groep werkers met een baas

19
Q

U-vorm onderneming

A

Een samenwerking met ten minste 2 managers aan het hoofd

20
Q

M-vorm onderneming

A

Multi-divisional; hierbij wordt de top verdeeld in gedeeltelijk autonome divisies, gewoonlijk langs productlijnen

21
Q

H-vorm

A

Holdingcompany; het algemene bureau grijpt niet in zolang de divisie goed draait

22
Q

Internal market

A

Het plaatsvinden van transacties tussen verschillende divisies binnen een organisatie

23
Q

Internal labor market

A

Het uitwisselen van personeel binnen de organisatie tussen verschillende functies/werkplekken

24
Q

Internal capital market

A

De organisatie van het kapitaal tussen verschillende divisies binnen de organisatie

25
Hybride vorm
Set van organisaties waarbij afstemming tussen de oganisaties plaatsvindt door middel van het prijsmechanisme en nog een aantal andere mechanismes