HC'S WEEK 16 Flashcards

(68 cards)

1
Q

Wat is natuurlijke/intrinsieke resistentie?

A

Resistentie die ‘van nature’ aanwezig is in een micro-organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn gram-negatieve bacteriën van nature resistent tegen vancomycine?

A

Vancomycine werkt specifiek op dikke peptidoglycaanlaag van Gram-positieve bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kan resistentie verworven worden door spontane mutaties in het chromosomaal DNA van de bacterie?

A

Ja! Door natuurlijke selectie kunnen bacteriën die spontaan resistent zijn geworden door een mutatie uitgroeien tot een hele populatie die resistent is
–> onder invloed van antibiotica vindt mutatie en selectie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de MCI van een geneesmiddel?

A

De minimaal remmende concentratie waarbij de groei van de bacterie geremd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de situatie als de concentratie van een antibioticum lager is dan de MIC?

A

Bacterie wordt niet geremd, dus geen effect op de behandeling van de infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar staat MPC voor en wat betekent dit?

A

MPC = mutant prevention concentration
- zo’n hoge concentratie van het antibioticum dat zelfs de bacteriën met spontane mutaties in het chromosoom ook gedood worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tussen welke 2 concentraties in worden de meeste mutaties geselecteerd?

A

Onder de MPC
Boven de MIC
= mutant selection window = selectie van resistente subpopulatie vindt hier plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kan resistentie ook verworven worden via vreemd DNA?

A

Ja, 2 mogelijkheden
- transformatie = vrij DNA ingebouwd in chromosoom
- conjugatie = plasmidaal DNA (extra-chromosomaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de MBC?

A

MBC = minimal bactericide concentration
Concentratie vanaf waar alle bacteriën worden gedood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Staphylococcus aureus is resistent tegen verschillende antibiotica, welke?

A
  • intrinsieke resistentie = metronidazol
  • verworven resistentie = flucloxacilline, augmentin, ceftriaxon en meropenem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 resistentiemechanismen?

A
  • binnengaan antibiotica blokkeren
  • antibiotica wegpompen
  • antibioticum kapot maken (met enzymen)
  • aangrijpingspunt antibioticum veranderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeeld resistentiemechanisme ‘antibioticum kapot maken’?

A

Beta-lactamase - 4 soorten:
- eenvoudige beta-lactamase
- Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL)
- AmpC
- carbapenemasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is MRSA?

A

MRSA = meticilline resistente S. Aureus
- meticilline = (niet-klinisch gebruikt) beta-lactam antibioticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het mechanisme achter MRSA?

A

Verandering in aangrijpingspunt beta-lactam antibiotica
- PBP2 –> PBP2a
- PBP2a gecodeerd door MecA gen, als S. Aureus dit gen geeft dan resistentie tegen ALLE beta-lactam antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke antibiotica behoren tot de beta-lactam antibiotica?

A

Penicillines: flucloxacilline, amixicilline, Augmentin
Cefalosporinen: 1e gen cefazoline, 2e gen cefuroxim, 3e gen ceftrioxon
Carbapenems: meropenem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Punten van ons restrictief antibiotica beleid? (antibiotic stewardship) (5)

A
  • alleen antibiotica als geïnduceerd
  • tijdig beginnen & tijdig stoppen
  • maximaal effect, minimale ontwikkeling resistentie
  • nationale richtlijnen (SWAB)
  • A-team: bewaken kwaliteit voorschrijfgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werkt de verspreiding van MRSA?

A

MecA gen is (waarschijnlijk) via transformatie vanuit andere stafylokokken ingebouwd in chromosoom van S. Aureus
MRSA ontstaat NIET door spontane mutaties, maar door transmissie van ene naar andere persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke 3 punten behoren tot het Search-and-Destroy beleid?

A
  • actief opsporen van MRSA dragers in risicogroepen
  • MRSA dragers geïsoleerd verplegen
  • MRSA eradiceren = antibiotica + chloorhexidine met follow-up gedurende 1 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is BRMO?

A

BRMO = bijzonder resistent micro-organisme
- resistentie voor veel en/of belangrijke antibiotica
- kan zich snel of gemakkelijk verspreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer sprake van een BRMO?

A

Als de bacterie
- ESBL of ampC heeft als beta-lactamases
OF
- carbapenemase heeft als beta-lactamase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar zijn ESBL’s en carbapenemasen te vinden bij een bacterie & wat is hiervan het nadeel?

A

Vaak op een plasmide gelegen
- worden overgegeven bij deling
- kunnen mbv pili overgegeven worden aan andere soorten bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een extra nadeel van plasmiden?

A

Vaak (niet altijd) resistentiegenen tegen meerdere klassen antibiotica op één plasmide (want deze kan meerdere genen dragen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen ESBL’s en MRSA’s?

A

ESBL’s zijn niet te eradiceren, spontaan kwijtraken wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Redenen toename van resistentie?

A
  • toegenomen gebruik van antibiotica
    • humaan & veterinair
  • veranderde patiëntenpopulatie
    • ICU & immuungecompromitteerd
  • reizen
    • verspreiding resistente bacteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waarom zijn resistente micro-organismen gevaarlijk? (4)
- moeilijker te behandelen (soms onmogelijk) - inferieure behandeling - meer bijwerkingen - langere opnameduur - hogere sterfte - moeilijk te eradiceren - effect op empirische therapie - nauwelijks nieuwe antibiotica NIET meer ziekmakend
26
Emergence van infectieziekten - noem 7 'nieuwe' ziekten?
- HIV/AIDS - veteranenziekte/Legionella - ziekte van Lyme - hepatitis C en D - ebola haemorrhagische koorts - hantavirus - covid19
27
Emergence van infectieziekten - noem 5 oude ziekten (opnieuw in opkomst)?
- tuberculose - malaria - syfilis - difterie - kinkhoest
28
Noem 7 redenen van de opkomst van infectieziekten?
- toegenomen mobiliteit wereldbevolking - toegenomen menselijk risicogedrag - falende tijdelijke detectie van infectieziekten - mislukte bestrijding van vectoren zoals muggen - sociale desintegratie in bepaalde landen - ontbossing & andere ingrepen in het milieu - toegenomen resistentie tegen antibiotica
29
Hoe werkt meldings- en informatieplicht voor artsen?
- melden bij vermoeden - melden bij vaststellen (binnen een werkdag) - melden van ongewone verheffingen in praktijk
30
Mogelijkheden porte d'entree en porte d'exit? (5)
- conjunctiva - tractus respiratorius - tractus gastro-intestinalis - tractus urogenitalis - open wonden
31
Transmissie mogelijkheden - direct: (7)
- aanraking - zoenen - geslachtgemeenschap - anders: geboorte, medische ingreep, borstvoeding - druppel infectie: hoesten of niezen - (bloed)transfusie - transplacentaal
32
Transmissie mogelijkheden - indirect: (4)
- vehicle borne: besmet voedsel, water, etc. - vector borne: insecten, dieren - airborne: stof, hoestdruppels - parenteraal: besmette injectienaalden
33
Methoden van infectiebestrijding? (7)
- gezondheidsbescherming (hygiëne) - gezondheidsvoorlichting en opvoeding - vaccinatie/immunisatie/profylaxe - aangifte infectieziekten (surveillance) - secundarie preventie - bron- en contactonderzoek - outbreak onderzoek
34
Noem 6 vaccinatieprogramma's?
- rijksvaccinatieprogramma - hepatitis B (risicogroepen) - influenza (actieve immunisatie bij 60+ers en andere risicogroepen zoals zwangeren) - reizigersimmunisatie - BCG vaccinatie - vaccinatie op maat
35
Vaccinatieprogramma hepatitis B?
1. Vaccinatie voor risicogroepen 2. Vaccinatie voor gezondheidswerkers
36
Hoe zit het met verantwoordelijkheid binnen een ziekenhuis?
Als individuele arts heb je persoonlijke verantwoordelijkheid. Indien geen gehoor binnen de organisatie, dan verantwoordelijkheid teruggeven aan het ziekenhuisbestuur
37
Wat houdt preventie van kolonisatie in?
Het voorkomen dat een micro-organisme zich blijvend nestelt
38
Wat houdt preventie van infectie in?
Het voorkomen dat de aanwezigheid van een micro-organisme leidt tot een infectie
39
Wat houdt het antibioticabeleid in?
Is gericht op het voorkomen van resistentie en tevens het adequaat behandelen van een (vermeende) infectie
40
Wat is een ziekenhuisinfectie & noem 4 kenmerken?
Ziekenhuisinfectie = zorggerelateerde of nosocomiale infectie - ontstaan tijdens of door verblijf in ziekenhuis - causaal verband tussen verblijf en infectie - na de eerste 2 dagen na opname ontstaan - of herleidbaar naar een vorige opname/ingreep Géén ziekenhuisinfectie indien infectie vóór de opname is ontstaan
41
Waarvan zijn zorggerelateerde infecties afhankelijk? (5)
- afhankelijk van ziekenhuis - afhankelijk van het land - afhankelijk van onderliggend lijden - afhankelijk van soort ingreep - afhankelijk van opnameduur
42
2 gevolgen van zorggerelateerde infecties?
- extra kosten - extra mortaliteit
43
2 soorten zorggerelateerde infecties?
- endogene infecties (= vanuit eigen flora) - vaak voorkomend - incidenteel: reactivatie latente infectie - exogene infecties (= besmetting in ziekenhuis) - 'dode' omgeving: Legionella uit tapwater - 'levende' omgeving: medewerkers, andere patiënten of bezoekers
44
4 universele preventieve maatregelen?
- persoonlijke hygiëne - handhygiëne - asepsis (steriliteit) - decontaminatie (desinfecteren)
45
Wanneer extra maatregelen bij preventie?
= gebaseerd op transmissie route & specifiek voor het type micro-organisme Bij patiënten met gedocumenteerde, vermoedelijke infectie of kolonisatie met pathogenen die extra maatregelen behoeven - zoals BRMO
46
Wat betekend Ro?
Aantal secundaire besmettingen per primair geval in een volledig vatbare populatie
47
Bij welke waarde van Ro vindt er een uitbraak plaats?
Ro > 1 = epidemie Ro < 1 = geen epidemie
48
Waar staat het SIR model voor?
S = susceptible/vatbaar I = infected/besmettelijk R = recovered/immuun
49
Hoe verloopt het SIR model? (3)
- in eerste instantie iedereen vatbaar, er zijn geen besmettingen en niemand is immuun - op den duur ontstaan meer besmettingen, waardoor de groep vatbare mensen afneemt - tot slot worden steeds meer mensen immuun, en steeds minder mensen vatbaar of besmet
50
Het SIR model is gesimplificeerd, welke situaties zijn niet meegenomen? (6)
- geen geboorte of sterfte - levenslange immuniteit, wat niet altijd zo is - geen leeftijdsstructuur - geen oversterfte van geïnfecteerden, de mensen die overlijden worden niet meegenomen - geen seizoenseffecten - sprake van homogeniteit (iedereen even vatbaar), dit is niet altijd het geval
51
Wat is de transmissie parameter?
= van vatbaar naar besmet = contact rate x kans op transmissie
52
Wat is de herstel rate?
= van besmet naar immuun = 1/herstel rate = gemiddelde duur in compartiment
53
Noem 3 varianten op het SIR model?
- SIS - SIRS - SEIR
54
Wat houdt het SIS model in?
Een infectie geeft geen immuniteit, waardoor men na infectie weer vatbaar is
55
Wat houdt het SIRS model in?
De immuniteit gaat op den duur verloren, waardoor men weer vatbaar wordt
56
Wat houdt het SEIR model in?
Bij besmetting is er eerst een latente fase, voordat er infectie optreedt - E = exposed
57
Noem per SIR model een voorbeeldinfectie?
- SIR = mazelen, bof, rode hond - SIS = chlamydia, schurft - SIRS = malaria - SEIR = SARS, (covid-19)
58
Hoe bereken je Ro?
Ro = mate van transmissie x duur infectieus
59
Wat is Rt?
Het effectief reproductiegetal = aantal secundaire besmettingen per primair geval in een niet volledig vatbare populatie over de tijd
60
Waarom wordt er gedurende een epidemie overgegaan van Ro naar Rt?
Aan de start van een epidemie is iedereen nog vatbaar, dus is de Ro een goede maat, maar op het moment dat een deel van de bevolking immuun wordt is het Rt-getal een betere maat.
61
Noem 3 manieren om Ro te schatten?
- data over alle parameters MAAR helaas meestal niet beschikbaar - Ro = ongeveer L/A - L = gemiddelde leeftijdsverwachting - A = gemiddelde leeftijd van oplopen infectie - gerapporteerd aantal gevallen bij het begin van een uitbraak (tijdens exponentiële groei) & kennis van het generatie-interval/serieel interval
62
Wat zijn 2 redenen voor het feit dat een populatie uiteindelijk niet meer volledig vatbaar is?
- effectieve bestrijdingsmaatregelen - immuniteit na doormaken infectie
63
Wat is de verhouding tussen Ro en kritische vaccinatiegraad?
- hoge Ro (mazelen) = hoge kritische vaccinatiegraad = 92-94% - lage Ro (ebola) = lage kritische vaccinatiegraad = 33-60% Dus als Ro heel groot is, moet bijna iedereen gevaccineerd worden
64
Welke formule betreft Ro en de kritische vaccinatiegraad?
Stel een fractie f is gevaccineerd, dan geen epidemie als f > 1-(1/Ro) OF f = [1-1/Ro]/P waarbij P = beschermende werking van het vaccin
65
Wat is het doel van de kritische vaccinatiegraad?
Om kudde-immuniteit of groepsbescherming te creëren
66
Noem 4 waarom in sommige gevallen het toch mogelijk is dat er uitbraken optreden, ondanks een hoge kritische vaccinatiegraad?
- onvoldoende werkende vaccinatie - waning effect van vaccinatie (verlies werking) - clustering van bevolkingsgroepen die niet vaccineren (- mutatie van het virus)
67
Noem 4 voorbeelden van heterogeniteit binnen de bevolking?
- geografische heterogeniteit (clustering) - leeftijd, sekse, risicogroep - vatbaarheid voor infectie of ziekte - complexe netwerken
68
Noem 2 typen modellen betreft infectieziekten?
- deterministisch compartimenten model = SIR, etc. - stochastische individual-based simulatie