HC week 4 Flashcards
1
Q
Hoe bewegen de menisci
A
- Lateraal (ACL) naar mediaal
- Mediaal (PCL) naar lateraal
2
Q
Welke bewegingen geven spanning op ACL en PCL
A
Flexie geeft spanning op PCL, extensie op ACL
3
Q
Welke spieren zitten in de pes anserinus
A
m. gracilis, m. sartorius, m. semitendinosus
4
Q
Wat maakt chiasma crurale en chiasma plantare
A
Chiasma crurale: flexor digitorum longus en tibialis posterior
Chiasma plantare: flexor digitorum longus en flexor hallucis longus
5
Q
Compartimenten onderbeen
A
- Anticus loge: a. en v. tibialis anterior, n. fibularis profundus, m. extensor digitorum longus, m. extensor hallucis longus, m. peroneus tertius
- Peroneus loge: n. fibularis superficialis, m. peroneus longus en brevis
- Diepe flexoren loge: a. en v. tibialis posterior, a. en v. fibularis, n. tibialis, m. flexor digitorum longus, m. tibialis posterior en m. flexor hallucis longus
- Oppervlakkige flexoren loge: m. triceps surae (gastrocnemius) en m. plantaris
6
Q
Bovenste spronggewricht
A
Geeft plantair/dorsaalflexie
Art. talocruralis
7
Q
Onderste spronggewricht
A
Geeft pro/supinatie
art. midtarsale (art. calcaneocuboidea en art. talonaviculare)
8
Q
Wat veroorzaakt subtalaire gewricht
A
Varus/valgus
9
Q
Welke combinatie bewegingen zijn inversie en eversie
A
Inversie = plantairflexie + supinatie + varus
Eversie = dorsaalflexie + pronatie + valgus
10
Q
Volgorde scheuren ligamenten
A
lig. talofibulare anterior, lig. calcaneofibulare, lig. talofibulare posterior
11
Q
Wat loopt er door tarsale tunnel
A
flexor Digitorum longus, flexor Hallucis longus, flexor Tibialis, a. tibialis posterior, v. tibialis posterior, n. tibialis
12
Q
Welke 4 kniebanden zijn er
A
- Mediale collaterale ligament
- Laterale collaterale ligament
- Voorste kruisband
- Achterste kruisband
13
Q
Testen bij LO ligamentenletsel
A
- Lachmantest: tibia naar voren trekken knie gestrekt
- Collaterale stresstest: varus/valgus
- Voorste en achterste schuiflade test: knie gebogen en tibia naar voor/achter drukken
- Posterieure sag test: deukje onder patella
- Pivot shift: interne tibiarotatie, valgus stress, knie naar flexie
- Dial test: patiënt op buik, knie in flexie en voeten exoroteren
14
Q
Testen achterste kruisband
A
- Achterste schuiflade test
- Posterior sag test
15
Q
Testen voorste kruisband
A
- Lachman test
- Voorste schuiflade test
- Pivot shift test
16
Q
Overige testen
A
- Collaterale stress test is voor mediale collaterale ligament
- Dial test is voor oa laterale collaterale ligament
17
Q
Lateraal collateraal ligament letsel behandeling
A
- Non-operatief vaak slecht resultaat
- Primaire reconstructie of reparatie
- Soms wordt hamstring pees gebruikt
18
Q
AKB letsel behandeling
A
- Conservatief
- Alleen reconstructie bij knieluxatie of positieve achterste schuiflade test
- Kan wel secundaire consequenties hebben, zoals patellofemorale artrose en mediale compartimentsartrose
19
Q
VKB letsel behandeling
A
- Eerst conservatief
- Operatief evt optie maar niet veel beter resultaat
20
Q
Keuzes graft ACL chirurgie
A
- Hamstring pees
- Patellapees
- Quadriceps-patellair bot
21
Q
Acute hamstringblessure ernst
A
- Graad I: verrekking, geeft aanspan-, rek- en drukpijn
- Graad II: partiële ruptuur, geeft aanspan-, rek- en drukpijn
- Graad III: volledige ruptuur, forse pijn, knap gevoel, vaak proximaal gescheurd, groot hematoom
22
Q
Behandeling acute hamstringblessure
A
- Graad I en II: rust en revalidatie
- Graad III: operatief of conservatief maakt uiteindelijk geen verschil, operatief iets sneller herstel maar wel risico op complicaties
23
Q
Peesblessure
A
- Lokale pijn in relatie tot belasting
- Lokale zwelling
- Palpatiepijn
- Behandeling is met name rust en opbouwende oefentherapie binnen pijngrenzen
- Herstel kan erg lang duren
24
Q
Mediaal tibiaal stress syndroom
A
- Lokale botoverbelasting
- Geeft pijnlijk scheenbeen
- In bot ontstaan microscheurtjes, osteoclasten ruimen slecht bot op maar osteoblasten bouwen niet direct nieuw bot terug, hierdoor overbelasting
- Risicofactoren MTSS: hoog BMI, te snelle opbouw belasting, hyperpronatie voet, vrouw, verminderde kuitomtrek
25
Geleidelijk ontstane blessures
- Achilles tendinopathie
- Delayed onset muscle soreness
- MTSS
26
Acuut ontstane blessures
- Peesruptuur
- Acute hamstringblessure graad I-II
- Botfractuur
27
Welke bewegingen van de voet gaan samen?
Plantairflexie: varus
Dorsaalflexie: valgus
28
Hoe heet een klompvoet ook wel
Pes equino varus adductus
29
Syndesmose tibia-fibula
- Lig. tibiofibulare posterior
- Lig. tibiofibulare anterior
- Functie: stabilisatie van de enkelvork
30
Laterale bandcomplex voet
- Lig. talofibulare anterior
- Lig. talofibulare posterior
- Lig. calcaneofibulare
- Functie: beperking in inversie, anterieure verplaatsing, endorotatie
31
Mediale bandcomplex voet
- Lig. deltoideum
- Functie: geeft beperking in eversie, laterale verplaatsing talus, exorotatie
32
Diagnose enkelbandletsel testen
- Voorste schuiflade test: ligamentum talofibulare anterior
- Inversie stress test: ligamentum calcaneofibulare
- Eversie stress test: ligamentum deltoïdeum
33
Kliniek enkelletsel
- Pijn
- Functio laesa
- Zwelling
- Deformiteit
- Neurologisch/vasculair letsel
34
Behandeling enkelletsel
- Zwelling voorkomen
- Oefenen binnen pijngrens
- Zware belasting vermijden
35
Wanneer röntgenfoto
- Enkelfoto: pijn in malleolaire zone of als voet onbelastbaar is (drukpijn posterieure kant malleolus, mediaal of lateraal)
- Voetfoto: pijn in middenvoet of als voet onbelastbaar is (drukpijn basis metatarsale 5 of os naviculare)
36
Wat is een mortise foto
alle afstanden mediaal, lateraal, horizontaal gelijk
37
CAVE bij enkelfractuur
- Hoge fibulafractuur
- Maisonneuve fractuur (membrana interossea)
- Fractuur basis MT5
38
Classificatie van Weber
- A: fibula infra-syndesmotisch
- B: fibula trans-syndesmotisch
- C: fibula supra-syndesmotisch
39
Classificatie van Lauge-Hansen:
- Uitgangspositie voet: pronatie/supinatie
- Richting inwerkende krachten: abductie, adductie, exorotatie
40
Behandelingstechnieken operatief enkelfractuur
- Trekschroef
- Neutralisatieschroef
- Stelschroef
- Zuggurtung (vlechtdraad)
- Fixateur externe
41
Fibula hemimelia
- Verkorte fibula
- Korter onderbeen
- Laterale voetstralen kunnen ontbreken
- Vaak afwezige voorste kruisband
- Deficiëntie laterale femurcondyl
- Soms ook korter boven been
- Postaxiaal reductiedefect
42
Klompvoet:
Klompvoet uit zich door enkelvoudige diepe huidplooien, normale voeten hebben meerdere oppervlakkige huidplooien. Behandelen met Ponseti methode (ingipsen). Bij persisterende equinus wordt percutane achilles tenotomie verricht.
43
Klompvoet CAVE-acronym
- Cavus
- Adductie voorvoet
- Varus actervoet
- Equinus enkel
44
Hakvoet
- Pes calcaneovalgus
- Oorzaak is intra-uteriene malpositie
- Corrigeert spontaan
45
Congenitale verticale talus
- Talus staat verticaal
- Al in uterus te zien
- Chirurgische correctie nodig
- Vaak icm andere congenitale afwijkingen
46
Platvoet
- Is vaak soepel
- Geen speciale schoenen nodig
- Herstelt vaak vanzelf
47
Tarsale coalitie
- Vaakst voorkomend is calcaneo-naviculaire coalitie
- Vastgroeien van botten
- Platvoet waarbij hiel in continue valgus staat, ook als patiënt op tenen staat
- Vaak klachten vanaf 12 jaar, dan begint ossificatie
48
Holvoeten
- Pes cavus
- Bijna nooit aangeboren
- Vaak relatie met neurologische afwijkingen: congenitale myopathie, spierdystrofie, hereditaire polyneuropathie, ruggenmerg/hersenpathologie
- Flexoren zijn sterker dan extensoren
- Mediale cavus met reactieve achtervoet varus
- Behandeling: release weke delen, benigne correctie
49
Teenafwijkingen
- Hallux valgus
- Curly toe
- Congenitale digitus quintus superductus
- Alleen correctie bij symptomen of functiebeperkingen
50
Waarom is onderbeen problematisch op gebied van een fractuur
- Ventraal en mediaal weinig tot geen spiermanchet
- Kwetsbare huid door veneuze insufficiëntie
- Vaak betrokken in direct/indirect letsel
- Kwetsbare arteriële vaatvoorziening van de tibia
- Compartimenten zijn erg compact
51
4 factoren van belang bij gecompliceerd letsel
- Ongevalsmechanisme
- Mate van comminutie (verbrijzeling)
- Weke delen letsel
- Dislocatie
52
Gustilo-Andersen classificatie
- Type I: open fractuur met wond < 1 cm lang en schoon
- Type II: open fractuur met wond > 1 cm zonder uitgebreide weke delen schade, flappen of avulsies
- Type III: open segmentfractuur, open fractuur met uitgebreide weke delen schade of traumatische amputatie
o A: met weke delen bedekking van de fractuur
o B: met perioststripping en blootliggen van bot
o C: met arterieel vaatletsel
53
Hoe werken NSAID's
NSAID’s remmen de omzetting van arachidonzuur in prostaglandine. Prostaglandine zorgt voor pijnsignaal. Ook remt het de vorming van tromboxaan door COX. Tromboxaan zorgt voor plaatjes aggregatie.
54
COX-1 en COX-2
COX-1 is constitutief (maag, darmen, nieren, bloedplaatjes), COX-2 is induceerbaar (macrofagen, synoviocyten, endotheel). Dit verklaart het grote verschil in dosering bij aspirine als preventie van coronaire hartziekten en aspirine als pijnstiller.
55
COX-2 specifieke remmers
- Celecoxib
- Rofecoxib
56
Hoe werken COX-1 en COX-2 remmers en verhouding
COX-1 remmer laat tromboxaan en prostaglandines dalen.
COX-2 remmer laat alleen prostaglandines dalen.
Verhouding tussen deze twee is belangrijk. In situatie 2 is er iets hogere kans op infarct, omdat de verhouding stijgt. In situatie 1 is dat niet zo, want daar stijgt de verhouding.
57
Wat is paracetamol?
Paracetamol is een zwakke COX-1 en COX-2 remmer. Kan niet echt ontsteking remmen. Bij levertoxiciteit acetylcysteïne geven.
58
Soorten pijn
- Nociceptief
- Neuropathisch
- Cognitief
59
Soorten pijnreceptoren
- Warm
- Koud
- Chemisch
- Tast
60
Pijn bij inflammatoire gewrichtsaandoeningen:
1. Synovitis/weefselschade
2. Vrijkomen prostaglandines
3. Activatie nociceptoren
4. A-delta vezels en C-vezels
5. Sensitisatie
61
Wat zijn A-delta vezels en C-vezels
A-delta vezels: directe, scherpe, prikkende pijn
C-vezels: langdurige, diepe pijn
62
Welke vezels hebben verschillende onderdelen van het lichaam?
(Gewrichtskapsel
Ligamenten, Synovium, Kraakbeen, Bot, Spier
Gewrichtskapsel: C-vezels
Ligamenten: A-delta vezels
Synovium: C-vezels
Kraakbeen: geen
Bot: onduidelijk
Spier: A-delta en C-vezels
63
Definieer hyperalgesie en allodynie
Hyperalgesie: door intense, herhaalde of langdurige stimuli verlaging activatiedrempel, hogere vuurfrequentie voor alle stimulus intensiteiten
Allodynie: in gesensiteerde weefsels leiden onschuldige prikkels tot pijn
64
Schema pijnmedicatie
- 1a: paracetamol
- 1b: NSAID
- 1c: paracetamol + NSAID
- 2: overstappen of toevoegen zwakwerkende opioïde (tramadol)
- 3: overstappen of toevoegen sterkwerkende opioïde (morfine)
- 4: parenterale toediening van een opioïde
65
Behandeling reumatische pijn
- Paracetamol bij artrose
- NSAID’s bij artritis
- Fibromyalgie: gedragstherapie of neurotransmitter
66
Fibromyalgie
- Chronisch pijnsyndroom
- Hyperalgesie en allodynie
- Volgens overheid is het een ziekte
- Somatisch onbegrepen lichamelijke klacht
- Komt vaker voor bij vrouwen
67
Behandeling fibromyalgie
- Fysiotherapie
- Psycholoog
- Pijnstillers weinig effect
- Antidepressiva
- Neurologische pijnstillers: gabapentine
68
Welke spieren vormen de hamstrings
M. biceps femoris, M. semitendinosus, m. semimembranosus
