HC3.8: Nierstenen Flashcards
metafylaxe:
het voorkómen van nierstenen
een niersteen vormt zich in:
het pyelum, daar is de overgang tussen nierparenchym en urotheel.
de steen kan dan los raken en bijvoorbeeld in de ureter terecht komen of in de blaas
fysiologische vernauwingen in de ureter:
- op overgang van nierbekken naar urineleider (UPJ)
- een vernauwing als de ureineleider over de grote vaten gaat in het bekken (iliacaal)
- op overgang van urineleider naar blaas (UVJ)
normaal heerst er in de tractus uropoeticus een … druk:
lage druk. een hoge druk is dan ook niet goed voor de nierfunctie
symptomen van een urolithiasis (niersteen):
de meeste pijn ontstaat wanneer de steen zich verplaatst
- flankpijn, meestal als de steen zich nog in de nier bevindt
- koliekpijn, als de steen in de urineleider/ureter zit
- strangurie (pijn bij het plassen), als de steen in de blaas zit
–> maar soms geeft een niersteen geen klachten, is het asymptomatisch
koliekpijn:
- kan ontstaan bij afsluiting van een hol orgaan (ureter, galweg, darm)
- hele heftige pijn
- aanvalsgewijs (kan minuten tot uren aanhouden)
- misselijkheid
- bewegingsdrang
- de pijn bevindt zich meestal maar aan 1 kant, dus acute enkelzijdige flankpijn
- pijn kan van flank naar lies uitstralen
- geen peritoneale prikkeling, want nieren liggen retro-peritoneaal
lokalisatie van de koliekpijn:
- meestal hele regio en dan probeer je dus door vragen te stellen de locatie wat specifieker/duidelijker te krijgen
- de pijn bevindt zich niet altijd op de plek waar de steen zich bevindt
- wanneer de steen zich net voor de blaas in de ureter bevindt kan de pijn gevoeld worden in de eikel of de labia en is er soms mictiedrang
- uretersteen: kan de pijn uitstralen naar lies, scrotum en dus labia en eikel
- pijn kan variëren, ene persoon hele helse pijn en ander voelt bijna niks
- ernst van de pijn zegt niet iets over de ernst van de aandoening
DD acute pijn in de buik/flank/rug:
(want het kan ook iets anders zijn dan een niersteen)
- koliek (ureter, galblaas, darm)
- pyelonefritis
- pneumonie
- cardiaal probleem
- acute buik (appendicitis, maagperforatie, diverticulitis)
- IBD
- AAA
- gynaecologische oorzaak
- hernia
- myalgie (spierpijn)
DD pneumonie:
vragen naar hoesten, sputum
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door pneumonie
DD pyelonefritis:
iemand geen bewegingsdrang, geen misselijkheid, maar wel koorts, brandend gevoel bij plassen, met leukocyten in de urine
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door pyelonefritis
DD cardiaal probleem:
als iemand uitstraling heeft naar kaak of arm
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door cardiaal probleem
DD acute buik:
nieren liggen niet in het peritoneum, dus wanneer iemand pijn heeft wanneer de buik aangeraakt wordt en vervoerspijn en dat de hele buik geprikkeld is, peritoneale prikkeling.
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door een acute buik
DD IBD/colitis:
slijm bij de ontlasting, diarree
antwoord ja?
dat hoeft niet bij niersteen voor te komen, dus dan komt de pijn hoogstwaarschijnlijk niet door niersteen koliek, maar door IBD
DD AAA:
pulserende massa in de buik en bloeddruk daling
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door een AAA
DD gynaecologische oorzaak:
afscheiding, koorts, pijn bij vaginaal toucher en bij EUG een positieve zwangerschapstest
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door gynaecologische oorzaak (salpingitis, EUG)
DD hernia:
uitstraling van de pijn naar benen en bil
antwoord ja?
dan hoogstwaarschijnlijk geen pijn door niersteen koliek, maar door een hernia. bij niersteen meer uitstraling naar binnenkant been
DD myalgie:
iemand heeft geen bewegingsdrang
epidemiologie urolithiasis:
- 5-10% van de bevolking
- vooral bij mannen tussen de 30 en 50
- het komt 2 keer zo vaak voor bij mannen dan bij vrouwen
- prevalentie neemt toe met de welvaart
- 25% heeft een positieve familie anamnese
- recidief kans 50% binnen 10 jaar
- 25% steen noodzaak medisch ingrijpen
classificatie van stenen op basis van:
- etiologie (hoe ontstaat de steen?)
- samenstelling
- grootte
- locatie
- röntgen kenmerken
2 ideeën over hoe nierstenen ontstaan:
- Randall’s plaque
- supersaturatie
Randall’s plaque:
- er vindt apatiet (calciumfosfaat) neerslag in de lis van Henle in het parenchym
- het breidt zich uit naar het interstitium
- dan kan het soms doorbreken en eroderen in het urotheel en er ontstaat een steenmatrix/kristallen in het urotheel
- dat kan in contact komen met urine
- dan vestigt CaOx, wat in de urine zit zich op de steenmatrix
- vooral als de urine heel geconcentreerd is, supersaturatie, dan kan er een steen gaan vormen
steen samenstelling:
- 80% zijn calcium stenen (CalciumOxalaat, CalciumFosfaat)
- 11% zijn infectiestenen/struviet stenen (amoniummagnesiumfosfaat)
- 3% zijn urinezuur stenen
- 1% zijn cystine stenen (erfelijke stenen)
- overig kan je genetische of medicatie stenen krijgen)
hardheid van stenen:
- wheweliet (calciumoxalaat), brushier (calciumfosfaat), cystine: zijn hard
- struvier en urinezuur: zijn zacht
welke stenen zijn niet goed te zien op röntgen foto/ welke zijn radiolucent?
urinezuur, cystine en struvier