Herexamen Flashcards

(144 cards)

1
Q

Wat zijn de 5 maatschappelijke sferen?

A
Staat
Markt
Gemeenschappen
Civil Society
Persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 breuklijnen tussen de sferen?

A

Formeel/informeel
Non profit/profit
Publiek/privaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de invloed van de staat op de private sfeer?

A

Ze bepaalt rechten en vrijheden van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de invloed van de staat op de marktsfeer?

A
  • Ze geeft vorm aan omgevingsfactoren die kansen scheppen voor bedrijven.
  • Ze reguleert/heft belastingen
  • Ze besteedt sommige taken uit aan bedrijven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de invloed van de staat op civil society?

A

Ze ondersteunt ze d.m.v. subsidies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de invloed van de markt op de privésfeer?

A

Ze beperkt de keuzevrijheid van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de invloed van de markt op de staat?

A

Bedrijven lobbyen hun belangen bij de staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de invloed van de markt op civil society?

A

Middenveldorganisaties worden soms overgenomen door de markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het openbaar bestuur?

A

Het geheel van organisaties en activiteiten die gericht zijn op de besturing van de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil output/outcomes

A
  • output: input via conversie omgezet in actie en beslissingen
  • outcomes: deze acties leiden via feedback tot nieuwe input
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 politiek-institutionele aspecten openbaar bestuur?

A
  • Federale staatsstructuur
  • Rechtsstaat
  • Brede maatschappelijke omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op wat slaat het macroniveau?

A

Institutioneel: organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op wat slaat het mesoniveau?

A

Beleidsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op wat slaat het microniveau?

A

Bedrijfsvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klassieke liberaal-economische model:

A

Marktsturing is de regel, overheidsoptreden is de uitzondering; enkel wanneer de markt faalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Typologie van goederen:

A
  • Publieke goederen
  • Private goederen
  • Tolgoederen
  • Gemeenschappelijke gebruiksgoederen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn publieke goederen?

A

= gemeenschappelijke consumptiegoederen met kleine mate van uitsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn private goederen?

A

= individuele consumptiegoederen met grote mate van uitsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn tolgoederen?

A

= gemeenschappelijke consumptiegoederen met grote mate van uitsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn gemeenschappelijke gebruiksgoederen?

A

Individuele consumptiegoederen met kleine mate van uitsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gevolg publieke diensten t.o.v. de maatschappij

A
  • Dwingend, monopolistisch en onvermijdbaar
  • Uitgebreid formele/ wettelijke beperkingen en toezicht
  • Intensieve externe politieke invloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Impact van publieke diensten op structuren binnen de publieke organisatie

A
  • Veelvuldige, vage en conflicterende doelstellingen
  • Overheidsmanager heeft politieke rol
  • Publieke organisaties hebben te maken met ‘red tape’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn ‘wicked issues’?

A

Verschillende beoordelingen van doelen, de weg ernaartoe, resultaten en de evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is ‘red tape’?

A

Klaagt overdreven regelgeving aan. Wat voor de een overbodige bureaucratie lijkt, is voor de andere net een onmisbare bescherming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Vormen van dienstverlening via het overheidsapparaat.
1. alles in eigen beheer 2. interne delegatie 3. interne verzelfstandiging 4. externe verzelfstandiging
26
Wat is interne delegatie?
Minister geeft beperkte operationele bevoegdheid voor taken van dagelijks bestuur over aan een verantwoordelijke ambtenaar.
27
Wat is interne verzelfstandiging?
Agentschap zonder rechtspersoonlijkheid krijgt een zeker vorm van autonomie, binnen de klassieke bureaucratie, om zaken te organiseren.
28
Wat is externe verzelfstandiging?
Agentschap met eigen rechtspersoonlijkheid en eigen raad van bestuur, op afstand van politici.
29
Vormen van dienstverlening door niet-overheidsinstellingen:
1. Uitbesteding van taken of diensten aan private org. 2. Non-profitorganisaties 3. Privatisering 4. Publiek - private samenwerking (PPS)
30
4 stereotypen over de overheid door Pollitt
1. Publieke sector is minder efficiënt dan de private sector. 2. De rol van de publieke sector houdt meer bemoeienis in. 3. Overheidspersoneel moet politiek correct redeneren. 4. De private sector kent concurrentie wat tot hogere efficiëntie leidt
31
De verschillende overheidsrollen
- Nachtwakersstaat - Infrastructuurstaat - Welvaartstaat - Ondernemende staat - Netwerkstaat
32
3 'founding fathers' van de bureaucratie?
Wilson, Goodnow en Weber
33
Maatschappelijke condities infrastructuurstaat
2e ind. rev. heeft gezorgd voor een technologische revolutie; sterke corruptie: gunsten w uitgedeeld in ruil voor pol. steun
34
Maatschappelijke condities welvaartstaat
- maatschappelijke middenklasse - toenemende verzuiling: netwerking met overheid - Europeanisering
35
Rol van de overheid welvaartstaat
- welzijn van burgers - maakbaarheidsideaal - specialisatie en professionalisering
36
Maatschappelijke condities in de ondernemingsstaat
- economische crisis | - verzorgingsstaat was onbetaalbaar en kende veel misbruik
37
Rol van de overheid in de ondernemingsstaat
- oplossen legitimiteitscrisis | - cut-back management
38
Wat is 'organizational slack'?
= een te grote en inefficiënte overheid
39
Wat is het neo-institutionalisme?
- individuen/organisaties hebben een reactieve rol
40
Wat zijn de maatschappelijke condities in de netwerkstaat?
- globalisering en identiteit wordt beïnvloed door informatisering en migratie - nieuwe breuklijnen
41
Wat is de rol van de overheid in de netwerkstaat?
- Decentralisering | - Europeanisering
42
Wat is het postmodernisme?
De overheid moet enkel de condities creëren waarbinnen de maatschappij zich spontaan kan ontplooien.
43
7 kenmerken bureaucratie
1. Werk: continue en geregelde basis 2. Ambtstaken gekoppeld aan competenties 3. Competenties zijn hiërarchisch gerangschikt 4. Taken worden uitgeoefend volgens vaste regels 5. Bestuursmiddelen zijn eigendom van de organisatie 6. Ambtenaar kan t.a.v. zijn ambt geen eigendomsrechten doen gelden 7. Schriftelijke akten
44
Kritiek op het bureaucratisch model
1. Organisatie bleek minder rationeel dan theorie (dysfunties) 2. Is niet altijd de gepaste organisatievorm
45
Wat is stratavorming?
Elke groep gaat een eigen leven leiden met eigen normen en waarden. Sommige groepen kunnen zo meer macht verwerven dan hun plaats in de hiërarchie zou laten vermoeden.
46
3 stappen New Public Management
1. Privatisering 2. Verzelfstandiging 3. Private managementtechnieken
47
4 strategieën in hoe landen omgaan met NPM
- Maintain - Modernize - Marketize - Minimal state
48
Dysfuncties van NPM
1. Perverse effecten van prestatiefobie en -meting 2. Probleem van de politieke verantwoordelijkheid in processen van verzelfstandiging 3. Fragmentatie van de publ. sector en gebrek aan integratie en afstemming 4. Grote transactiekosten en overhead/overload door systemen van management 5. Verzwakking van publieke ethiek 6. Gevolgen voor politiek-ambtelijke verhoudingen
49
Bijsturingen NPM
1. Terugkomen op trend van verzelfstandiging (+meer coördinatie) 2. Effecten van deregulering 3. Specifieke meerwaarde van de overheid 4. Trend naar meer governance 5. Digital - Era Governance
50
Wat zijn de parlementaire controleorganen?
Comité P (politie) en Vast Comité I (inlichtingendiensten)
51
4 kwaliteitsmaatstaven voor een goed bestuur?
- Rechtmatig - Doelmatig - Democratisch - Integer
52
Samenstelling van kabinetten?
Personeel v/ministers + experten in het veld
53
Wat betekent de partijpolitisering van de administratie?
- Sterke betrokkenheid van belangenorganisaties in onze samenleving - Op veel beleidsdomeinen is de organisatie rond de minister opgebouwd
54
Waarvoor dient de ombudsman?
- Hij onderzoekt klachten van burgers over de werking van federale administraties - Hij onderzoekt de werking v/d administratie op vraag v/d kamer - Geeft aanbevelingen aan administratie & de Kamer - Brengt verslag uit aan het parlement
55
De 4 groepen van instellingen van de federale overheid
- Federale en Programmatorische diensten - Federale wetenschappelijke instellingen - Openbare Instellingen van de Sociale Zekerheid - Andere openbare instellingen
56
De Copernicushervorming
- Na verkiezingen 1999 - Legitimiteit politieke organisatie verhogen - New Public Management
57
DOEL Copernicushervorming?
- Structuur: horizontale diensten - Managementcultuur: afschaffing vast mandaat - HRM-beleid: competentie staat centraal - Nieuwe werkwijze: e-government
58
Waaruit bestaan de federale en programmatorische overheidsdiensten?
Uit de FOD's en POD's
59
Wat zijn federale wetenschappelijke instellingen?
Wetenschappelijke en culturele instanties die niet geregionaliseerd zijn.
60
7 takken van sociale zekerheid
- Ziekte- en invaliditeit - Arbeidsongevallen - Beroepsziekten - Rust- en overlevingspensioenen - Jaarlijkse vakantie - Gezinsbijslag - Werkloosheid
61
Spanningen over organisatie van de sociale zekerheid:
Vrij initiatief <> rol van de staat Katholiek en socialistisch vrij initiatief <> onderlinge concurrentie/ macht Werknemers<> werkgevers Federaal <> regionaal
62
Wat zijn federale overheidsbedrijven?
= federale instellingen van openbaar nut met een economisch karakter die het statuut kregen van NV's
63
Kernopdrachten van defensie
- Bijdragen a/d nationale veiligheid en noodhulp aan bevolking - Waarborgen van territoriale integriteit van de staat en zijn bondgenoten - Bijdragen aan internationale stabiliteit
64
Politieopdrachten op federaal niveau
- Gerechtelijke politie - Bestuurlijke politie - Operationele steun
65
Gevolgen v/d hervormingen v/ justitie in 2013
- 12 arrondissementen - oprichting Hoge Raad van Justitie - Meer bestuursautonomie -> eigen administratie - Verzelfstandiging op macro- en microniveau
66
Drieledige opdracht Vlaams Parlement:
- Uitvaardigen wetten - Benoemen Vlaamse Regering - Controle v/d regering (begroting)
67
Wie waakt er over de correcte uitvoering v/h regeerakkoord ?
De Minister-President
68
Wat zijn interkabinettenwerkgroepen (IKW's)?
De vergadering tussen kabinetten, waar voorbereidend werk wordt verricht.
69
Waar haalt de Vlaamse Overheid haar inkomsten?
- Samengevoegde en gedeelde belastingen - Dotaties - Eigen belastingen
70
Wat zijn departementen?
Elk beleidsdomein telt 1 departement dat instaat voor de voorbereiding en evaluatie (Vl. niveau)
71
Wat zijn agentschappen?
Verzelfstandigde organisaties binnen de Vlaamse overheid die in principe enkel instaan voor beleidsuitvoering.
72
IVA zonder rechtspersoonlijkheid
Maakt deel uit van ministerie, staan onder hiërarchisch gezag maar met enige operationele vrijheid
73
IVA met rechtspersoonlijkheid
Behoort niet tot ministerie, wel tot beleidsdomein.
74
Wat zijn Intern Verzelfstandigde Agentschappen?
Een vorm van deconcentratie: spreiding van bevoegdheden.
75
Wat zijn Extern Verzelfstandigde Agentschappen?
Overheidsinstellingen die taken van publiek belang uitvoeren en hiervoor een eigen rechtspersoonlijkheid hebben.
76
Vormen van EVA
- Publiekrechtelijke rechtspersoon | - Privaatrechtelijke rechtspersoon
77
Wat zijn de sturingsinstrumenten van agentschappen?
Tot 2015: beheersovereenkomst tussen ministers en agentschappen. Daarna: jaarlijkse ondernemingsplannen Private EVA's: samenwerkingsovereenkomsten
78
Wat is een beleidsraad?
1 minister van enkele verschillende beleidsdomeinen komen samen
79
Wat is een managementcomité?
Soort beleidsraad zonder politieke vertegenwoordigen.
80
Wat is een voorzitterscollege?
Bestaat uit de voorzitters v/d verschillende managementcomités en staat in voor beleidsafstemming en coördinatie.
81
Waarom was een fusie van gemeenten en OCMW's mogelijk in België?
Er kwam druk vanuit economische middens om gemeenten sterker te maken omdat het slecht ging met de financiën
82
De grote inkomstenbronnen van de Vlaamse Overheid
``` Belastingen Fondsen v/ centrale overheden Inkomsten uit dienstverlening Geoormerkte subsidies Opbrengsten uit participaties Leningen ```
83
Functies gemeenteraad
- vertegenwoordigen volk - bepalen beleid - controleren beleid
84
De 3 organen v/d gemeente:
- gemeenteraad - college v/ burgemeester en schepenen - burgemeester
85
Uitvoerende macht op niveau v/d provincie?
de deputatie
86
NPM op lokaal niveau
- privatisering - verzelfstandiging van diensten - invoeren van managementtechnieken in de dienstverlening
87
Hoe wordt de OCMW samengesteld
Door verkiezingen door de gemeenteraad
88
Multi-level governance
Bestuur of beleid dat tot stand komt via de combinaties van wat op verschillende bestuursniveaus gebeurt.
89
4 soorten regulerende activiteiten
- Vastleggen v/ normen en omzetten in specifieke criteria en standaarden - Toepassen van de regels in individuele gevallen - Controleren van de regels - Afdwingen en sanctioneren
90
Wat zijn de economische motieven voor regulering?
- monopolies doorbreken - externe effecten tegengaan - assymetrische informatie counteren - anticompetitief gedrag vermijden
91
Wat zijn de public intrest motieven?
Vanuit het algemeen belang: zwakste belangen/groepen beschermen
92
Wat is de positivistische economische theorie?
Tussenkomst van de overheid is nadelig. Belangengroepen zetten de regulering naar hun hand --> regulatory capture
93
De 3 stijlen van regulering:
- command and control - zelfregulering - slimme regulering
94
Wat is de Regulatory Impact Analysis (RIA)?
Hierin polst men naar het doel van de regel door het invoeren en de mogelijkheden tot alternatieven.
95
Wat zijn risicoanalyses?
Gerichte controles op de meest kritische punten
96
Wat zijn de 5 klassieke taken v/d overheid?
1. Beleidsmaker 2. Eigenaar 3. Opdrachtgever 4. Toezichthouder 5. Marktmeester
97
Wat is liberalisering?
Om de competitie op de markt te verhogen gaat de overheid de markt dereguleren en hierna weer herreguleren.
98
Wat is privatisering?
Een overheidsactiviteit overdragen aan de private markt.
99
Wat zijn regulerende agentschappen?
Onafhankelijke organisaties die zorgen voor de regulering
100
Wat zijn de motieven voor de nood aan regulering?
- Historische motieven - Sociologische motieven - Economische motieven
101
Wat is een punt van kritiek op de regulerende agentschappen?
Er is gebrek aan democratische controle (regulatory capture)
102
Wat zijn regulerende constellaties?
Samenwerking van agentschappen met andere actoren binnen de sectoren.
103
Wat is marktsturing?
Men gaat ervan ui dat de markt zelf regels opstelt waarvan alleen de goede het halen. In de realiteit zal men de regels echter afbouwen om de burgers tevreden te stellen wat kan leiden tot het verdwijnen v/d regulering.
104
Wat is netwerksturing?
Dit is om kosten langs beide kanten te vermijden en middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten.
105
Normatieve benadering van WILSON:
Administratie moet worden ingezet door politici, uitvoering is voor ambtenaren -> administratie afschermen van teveel politieke inmenging
106
Normatieve benadering van WEBER:
Bureaucratie moet democratisch gestuurd worden: politici moeten ambtenaren sturen en controleren maar deze ondertussen ook de vrijheid geven om hun eigen expertise toe te passen in het uitvoeren van de taken.
107
Wat is het dichotomiemodel?
Politiek en ambtenarij zijn 2 aparte werelden die elkaar moeten helpen maar vooral eigen verantwoordelijkheden hebben: politici stellen een beleid op en leggen verantwoording af aan de kiezer, ambtenaren voeren dit beleid loyaal en neutraal uit.
108
Wat maakte het dichotomiemodel onrealistisch?
- morfologie van de overheid is veranderd - overheid is complexer en hybrider geworden - meer en complexere overheidstaken - rechtstreekse contacten ambtenaren-burgers
109
2 soorten ambtenaren
- statutairen | - contractanten
110
3 aspecten Public Service Motivation
- Incidence - Cause - Consequence
111
2 manieren van politieke benoemingen:
- meritsysteem | - representativiteit
112
4 arena's van verschil kabinetsmedewerkers en topambtenaren:
1. verticale arena binnen een beleidsveld 2. horizontale arena tussen ministers, kabinetten en ambtenaren van diverse beleidsvelden 3. politiek-parlementaire arena 4. maatschappelijke arena
113
Verschillen tussen ambtenaren en politici volgens Aberbach, Putnam en Rockman
1. Beleid <> administratie 2. Belangen <> feiten 3. Energie <> evenwicht 4. Hybride model
114
Wat is het dichotomy-duality model van Svara?
Er zijn 4 beleidsfasen: missie, beleid, administratie en management, zowel ambtenaren als politici nemen in elke fase een rol op. Het aandeel van elke actor verschilt naargelang de fase.
115
5 interactiemodellen van Peters
1. Village life 2. Functional village life 3. Formal - legal 4. Adversarial 5. Administrative State
116
Wat is village life?
coöperatie o.b.v. gedeelde waarden en belangen
117
Wat is functional village life?
coöperatie binnen een sector of domein van expertise
118
Wat is formal - legal?
klassieke dichotomie met politieke overmacht
119
Wat is adversarial?
Permanente strijd tussen politieke en ambtelijke elites
120
Wat is een administrative state?
dominantie van ambtenaren
121
Wat is een Public Service Bargain (BSP)?
Een impliciete of expliciete overeenkomst tussen politici en ambtenaren m.b.t. hun rechten en plichten.
122
Wat zijn trustee bargains?
Ambtenaren worden hier beschouwd als bewakers van het algemeen belang, onafhankelijk v/d politiek
123
Wat zijn agency bargains?
Ambtenaren staan ten dienste van hun politieke meesters en voeren directe bevelen uit.
124
4 verschillende settings van Noordegraaf
1. Ambtenaar in een bedrijfsmatige setting 2. Ambtenaar i/e professionele bureaucratie 3. Ambtenaren als procesmanager v/complexe projecten 4. Ambtenaren als medewerkers van politici in crisissituaties
125
Wat is inputlegitimiteit?
het gevoel dat onze eisen en vragen worden gehoord en dat dit inclusief en representatief gebeurt
126
Wat is throughputlegitimiteit?
het gevoel dat procedures wettelijk, transparant en kwalitatief doorlopen worden.
127
Wat is outputlegitimiteit?
de uiteindelijke eindproducten moeten overeenstemmen met de verwachtingen van de burgers en oplossingen bieden voor hun frustraties.
128
Op wat slaat 'voice'?
signalen van burgers gericht a/d politiek of de administratie waarin ze grieven gaan uiten.
129
Op wat slaat 'exit'?
i.p.v. te protesteren gaat men de band met een publieke organisatie doorknippen
130
Op wat slaat 'loyalty'?
de band met de overheid blijft behouden, zelfs al is er onvrede
131
Dankzij welke trends is de burger kritischer geworden?
- cognitieve mobilisatie - individualisering - nieuwe vormen van engagement - informalisering - informatisering
132
Rollen van burgers
- kiezer - belastingsbetaler - klant v/ publieke diensten - controleur van de overheid - coproducent van publieke diensten - participant - rechtsonderhorige - activist
133
Voordelen openbaarheid v/ bestuur?
- gelijkheid van informatie - betere rechtsbescherming - betere aanvaarding beleid door uitgebreide kennis - meer rationeel, doelbewust en efficiënt handelen
134
Nadelen openbaarheid van bestuur?
- te veel informatie - vaak extra werk voor ambtenaren - probleem van informatieveiligheid
135
3 cruciale zaken i/e infrastructuurproject:
1. Milieueffectenrapport (MER) 2. Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) 3. Omgevingsvergunning
136
Wat zijn de 7 bestuursstijlen volgens Pröpper en Steenbeek?
- faciliterende stijl - samenwerkende stijl - delegerende stijl - participatieve stijl - consultatieve stijl - open autoritaire stijl - gesloten autoritaire stijl
137
Wat is cocreatie?
Produceren of ontwikkelen van maatschappelijk waardevolle goederen en diensten met burgers als coproducenten.
138
Wat zijn autonome burgerinitiatieven?
De overheid treedt hier louter op als regulator, facilitator of regelgever.
139
Wat is de participatieparadox?
hoe meer participatiemogelijkheden worden geschapen, hoe groter de kloof tussen de burgers die daarvan gebruik maken en zij die dat niet kunnen. -> Matheus-effect
140
3 rollen v/h middenveld
- Supplement voor de overheid - Complement voor publieke dienstverlening - Tegenstander v/d overheid
141
Creating Public Value
Goed bestuur draagt bij tot het collectief nut: Sigma-, Theta- en Lambdawaarden
142
Wat zijn de Sigmawaarden?
Een scherpe en doelgerichte overheid: input-outputmodel
143
Wat zijn de Thetawaarden?
Een integere, rechtvaardige en democratische overheid (efficiëntie)
144
Wat zijn Lambdawaarden?
Een robuuste en dynamische overheid