herkansing profcom Flashcards
(31 cards)
zender=
persoon die informatie geeft of zegt
ontvanger=
persoon die informatie ontvangt
boodschap=
informatie die zender verbaal of non-verbaal overbrengt
coderen=
de zender zet de boodschap om in een code
decoderen=
de ontvanger kraakt de code
feedback=
de ontvanger reageert op wat de zender communiceert en op hoe hij de boodschap heeft geïnterpreteerd of opgevat
ruis=
informatie wordt vervormd waardoor het anders bij je binnenkomt
interne ruis=
ruis zit in de boodschap zelf. Er is iets mis met het communicatiekanaal
externe ruis=
wordt verstoord door externe factoren (bijv. een lawaaiige omgeving)
dooddoeners=
mensen die bijv. zeggen: daar hebben we allemaal last van
Voorbeelden van interne ruis=
- omdraaien
- negeren
- weglopen
- aanvallen
- dooddoeners
- overnemen
- belachelijk maken
referentiekader=
je kleurt een boodschap op je eigen manier in
voorbeelden van aspecten van communicatie:
- inhoudelijke aspect
- expressieve aspect
- relationele aspect
- appellerende aspect
inhoudelijke aspect=
inhoud van de boodschap
expressieve aspect=
tijdens communiceren laat de zender bewust of onbewust iets van zichzelf zien
relationele aspect=
elke boodschap bevat informatie tussen de zender en ontvanger
appellerende aspect=
de zender doet de ontvanger een beroep om een bepaald doel te bereiken.
Zones van communicatie zijn o.a.:
- intieme zone (0-45cm)
- persoonlijke zone (45-120cm)
- sociale zone (120-360cm)
- publieke zone (360-750cm)
kenmerken van een actieve luisterhouding:
- knikken en hummen
- oogcontact
- korte bevestigingen geven
- verheldering vragen
- vragen stellen
- samenvattingen geven
- parafraseren
- je in te leven
halo-effect=
je vind iemand leuk en daarom behandel die diegene beter
horn-effect=
iemand zit in je allergie, daarom behandel je iemand slechter om het moment dat diegene iets doet wat je niet fijn vind.
moraliseren=
de keuze niet overlaten aan de ander
voorbeelden van luisterfouten=
- de ander in de rede vallen
- zinnen van de ander afmaken
- je eigen verhaal vertellen
- oordelen over wat de ander zegt
- intussen met andere zaken bezig zijn
- onnodige adviezen geven
- op details ingaan
Soorten vragen:
- open vragen
- gesloten vragen
- doorvragen
- reflecterende vragen
- waarom-vragen
- suggestieve vragen
- dubbele vragen