Het Begrip ’onderneming’ En Zijn Toepassingsrelevantie Flashcards
(11 cards)
Evolutie in economisch recht - overzicht
- Wetboek van Koophandel van 10 september 1807 (W.Kh.)
◇ Uitgangspunt was een lijst van (objectieve) “daden van koophandel” voor de kwalificatie als “koopman” (ook “handelaar”)
◇ Ook subjectieve daden van koophandel en daden van koophandel naar vorm
◇ Jurisprudentiële/extralegale voorwaarde van “winststreven”
- Doorheen de jaren meer en meer bijzondere wetgeving in het economisch recht naast het (verouderde) Wetboek van Koophandel ontstaan, onder meer inzake: ◇ Boekhoudrecht ◇ Insolventierecht ◇ Marktpraktijken ◇ Mededinging
- Probleem o.m. dat er geen uniform personeel toepassingsgebied werd gebruikt
- Oplossing gezocht door een hervorming in twee tijden:
◇ 2013-2014: Invoering Wetboek van Economisch Recht (WER) met behoud van Wetboek van Koophandel
◇ 2017-2018: Invoering Boek XX WER + Wet tot hervorming van het ondernemingsrecht leidend tot (nagenoeg) volledige afschaffing van het Wetboek van Koophandel
Koopman
- Definitie van begrip “kooplieden”, id est de meervoudsvorm van het begrip “koopman”, is/was terug te vinden in art. 1 W.Kh. luidend:
“Kooplieden zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend hun gewoon beroep maken” - Komt neer op een kruisverwijzing naar daden van koophandel, waaronder 3 soorten worden
onderscheiden:
◇ de objectieve daden van koophandel (opgesomd in de wet)
◇ de subjectieve daden van koophandel (verricht door diegenen die gewoonlijk objectieve daden van koophandel stellen)
◇ de daden van koophandel naar de vorm (bijvoorbeeld de wisselbrief en het orderbriefje) - Koopmansbegrip vertoont/vertoonde sterk feitelijk karakter (bewijs)
- Extra-legale voorwaarde (gebruiksrecht): winststreven (-oogmerk)
◇ Cass. 19 januari 1973: zgn. ‘Pastoorsarrest’ (ook wel: ‘zwembadarrest’)
◇ Bekritiseerd in de rechtsleer (bv. J. VAN RYN en J. HEENEN, “L’esprit de lucre et droit commercial”, RCJB 1974, p. 325-335 – Opgenomen in documentatiebundel)
◇ Niet vereist voor daden van koophandel naar vorm
Daden van koophandel
- Objectieve daden van koophandel worden/werden opgesomd in de artikelen 2 en 3 van het
Wetboek van Koophandel en kunnen/konden worden onderverdeeld in twee grotere hoofdcategorieën, met name:
◇ de daden die afzonderlijk, zelfs éénmalig, gesteld, als opsomming in de wet - Subjectieve daden van koophandel worden/werden omschreven in artikel 2, twaalfde
streepje van het Wetboek van Koophandel als:
“Alle verbintenissen van kooplieden betreffende zowel onroerende als roerende goederen, tenzij bewezen is dat ze een oorzaak hebben die vreemd is aan de koophandel”
- Burgerlijke daden die een handelskarakter verkrijgen omdat ze door een koopman worden verricht
◇ Gegrond op een vermoeden van commercialiteit
▪︎ Algemene draagwijdte: ongeacht de bron van de verbintenis
▪︎ Weerlegbaar karakter (juris tantum): oorzaak van de verbintenis mag niet vreemd zijn aan de handel - Daden van koophandel naar vormen betreffen/betroffen alle verbintenissen uit wisselbrieven, mandaten, orderbriefjes of ander order- of toonderpapier (art. 2, lid 11 W.Kh.), met andere woorden ongeacht de persoon die ze stelt en zonder vereiste van winstbejag
Handelszaak of handelsfonds
- Definitie: Geheel van materiële en immateriële elementen door koopman aangewend om
winst te verwezenlijken - Kwalificeert als een “feitelijke algemeenheid”
- Geen “rechtsalgemeenheid”, cf. art. 7-8 Hyp.W. of: vermogen blijft één en ondeelbaar
(unilateraal vermogensbegrip)
- Wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van een handelszaak: geen volledige omschrijving (cf. infra Wet van 11 juli 2013)
- (Verstrekkende) consequenties:
◇ Voor natuurlijke personen: onderscheid ‘privé’ vs. ‘professioneel’ is in beginsel niet relevant
◇ Faillissementsmaterie
◇ Zekere correcties (bv. Niet-vatbaarheid voor beslag van de woning van de zelfstandige, zie Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV) (BS 8 mei 2007), inz. artt. 72-83) - Nut sedert 1 januari 2018 grotendeels achterhaald door inwerkingtreding de Wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake, maar niet volledig verdwenen (idem onderdelen Wet van 25 oktober 1919 inzake endossement van facturen)
Eerste hervorming - algemeen
- Partiële oplossing (gezien bevoegdheidsverdeling) voor verouderde W.Kh. middels codificatie WER
- Introductie van het WER in de Belgische rechtsorde op 1 juli 2015: de laatste boek- of onderdelen van het Wetboek Economisch Recht zijn in werking getreden
- Voornaamste bronnen van het economisch recht vanaf dan grosso modo tweeledig, te
weten:
◇ Wetboek van Economisch Recht => personele aanknoping bij begrip “onderneming”
◇ Wetboek van Koophandel => “zakelijke” aanknoping middels de techniek van de daden van koophandel en personele aanknoping bij het begrip “koopman”
Onderneming (algemeen) - eerste hervorming
- Algemene definitie van het begrip “onderneming” in het artikel I.1, 1°, luidend:
“elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen” - Herneming uit het artikel 2, 1° van de (voormalige) Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming
- Invloed van het Europese recht (rechtspraak HvJ)
- Geen winstoogmerk vereist ≠ Wetboek van Koophandel
- 2 onderscheidende bestanddelen:
1) op duurzame wijze: eenmalige handelingen niet voldoende (MvT Wetsontwerp van 27 mei 2013)
2) een economisch doel nastreven: het aanbieden goederen en diensten op een markt (HvJ 18 juni 1998), uitzondering (i) activiteiten die behoren tot de imperiumbevoegdheid OH en (ii) activiteiten van sociale aard - Ondernemingsbegrip krijgt op dat moment helemaal geen uniforme betekenis doorheen Wetboek van Economisch Recht!
Onderneming (KBO) - eerste hervorming
- Afzonderlijke definitie van het begrip “onderneming” in het artikel I.4., 1° voor de toepassing van Titel 2 van Boek III van het Wetboek van Economisch Recht m.b.t. de KBO, luidend:
“elke entiteit die zich dient in te schrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingenkrachtens artikel III.16”
- Kruisverwijzing naar het artikel III.16, dat zelf een uitgebreide lijst bevat van entiteiten die zich dienen in te schrijven in de KBO (ruimer dan I.1., 1°)
- In de betreffende lijst onder meer verwijzing opgenomen naar “beroepsmatige activiteit gewoonlijk, hoofdzakelijk of aanvullend uitoefent; …”; neiging naar koopmansbegrip blijft bestaan (minstens impliciet)
Onderneming (boekhouding) - eerste hervorming
- Afzonderlijke definitie van het begrip “onderneming” in het artikel I.5, 1° van het Wetboek van Economisch Recht voor de toepassing van Hoofdstuk 2, Titel 3 van Boek III van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot de boekhouding van ondernemingen,
luidend:
“a) de natuurlijke personen die koopman zijn;
b) de handelsvennootschappen, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, met uitzondering van de administratieve openbare instellingen bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatievan de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, en de Europese economische samenwerkingsverbanden;
c) de openbare instellingen die een statutaire opdracht vervullen van commerciële, financiële of industriële aard;
d) de instellingen, niet bedoeld in het b) en het c), al dan niet met eigen rechtspersoonlijkheid die, met of zonder winstoogmerk, een commercieel, financieel of industrieel bedrijf uitoefenen en waarop dit hoofdstuk, per soort van instellingen, van toepassing wordt verklaard door een koninklijk besluit.”
- Herneming uit de (voormalige) Wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen
◇ Bevat diverse kruisverwijzingen, onder meer naar begrip “koopman”
Tweede hervorming - 2 tijden
1) Wet van 11 augustus 2017 houdende invoeging van het Boek XX “Insolventie van
ondernemingen”, in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de
definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht
- Moderniseert en integreert insolventierecht (Faill.W. 1997 e WCO 2009) in WER
- Voert nieuw ondernemingsbegrip in voor insolventierecht en gerechtelijke recht
- Cf. deel insolventierecht
2) Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht
◇ Behandelt de andere takken van het economisch recht
◇ Streeft in het bijzonder naar verder uniformiseren van het ondernemingsbegrip
zoals ingevoerd door Wet van 11 augustus 2017
Tweede hervorming - ratio legis
MvT bij Wetsontwerpwet van 7 december 2017 houdende hervorming van het
ondernemingsrecht:
“De voornaamste doelstelling van dit ontwerp bestaat erin een nieuwe definitie van de
onderneming op een coherentere wijze te omschrijven en een einde te maken aan problemen
die verband houden met het bestaande ondernemingsbegrip. Daartoe zal de nieuwe
algemene definitie, gebruik maken van formele criteria in de plaats van het huidige materiële
criterium (nl. de uitoefening van een economische activiteit). Deze nieuwe algemene definitie
zal als aanknopingspunt dienen voor de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank (de
voormalige rechtbank van koophandel), het ondernemingsbewijs (het huidig handelsbewijs),
het insolventierecht (boek XX van het WER) en de bepalingen met betrekking tot de KBOen de
boekhoudkundige verplichtingen.
Daarnaast bevat het ontwerp volgende wijzigingen:
1. De algemene bevoegdheid van de rechtbank van koophandel wordt geënt op het nieuwe
algemene ondernemingsbegrip. Deze zal daarom voortaan de ondernemingsrechtbank
heten. In het kader daarvan worden de bijzondere bevoegdheidsgronden opgefrist.
2. Daarnaast zal dit wetsontwerp het Wetboek van koophandel verder ontmantelen en het
onderscheid tussen handelszaken en burgerlijke zaken afschaffen.
3. Gelet op de afschaffing van het begrip handelaar en de invoering van een nieuw en
modern ondernemingsbegrip, moet het bewijsrecht worden gemoderniseerd.
4. Tot slot wordt voorzien in een oplossing voor het optreden in rechte van groeperingen
zonder rechtspersoonlijkheid.”
Tweede hervorming - onderneming (algemeen)
Door nieuwe artikel I.1.1° van het Wetboek van Economisch Recht wordt, sinds 1 november
2018, onder het begrip “onderneming” verstaan:
“elk van volgende organisaties:
(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
(b) iedere rechtspersoon;
(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. - maatschap (vennoten hebben
rechten en plichten)
Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens voor zover anders
bepaald in de hierna volgende boeken of andere wettelijke bepalingen die in dergelijke
toepassing voorzien:
(a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die
ook in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die een beslissende
invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie;
(b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of diensten aanbiedt op een
markt;
(c) de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de
hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de
meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse
Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.”.