Het vrouwelijk voorplantingsstelsel Flashcards

1
Q

Morfologie afhankelijk van:

A
  • ouderdom
  • tijdstip binnen geslachtsactieve periode
  • diersoort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prooestrus

A

periode van rijping follikel en ontwikkeling ervan in leider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oestrus

A

periode van sexuele ontvankelijkheid en ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

metoestrus

A

periode van ontwikkeling corpus luteum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dioestrus

A

actieve luteale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anoestrus

A

verlengde periode van sexuele inactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

monooestrus

A

1 tot 2 oestruscycli per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

polyoestrus

A

meerdere oetruscycli per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ovariële cyclus

A

follikelgroei en -rijping, ovulatie, corpus luteum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eileidercyclus

A

verandering in eileider (minder ingrijpend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

endometriale cyclus

A

veranderingen in endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vaginale cyclus

A

verdikken van epitheel onder invloed van oestrogenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitzondering ovarium bij merrie

A

medulla bevindt zich aan de buitenkant en cortex aan de binnenkant => merrie heeft een ovulatiefossa in de cortex = plaats waar rijpe follikels naar toe migreren en hier vindt de ovulatie dan plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mesovarium

A

ligamentum latum van ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rete ovarii

A

vnl bij hond en herkauwers = homoloog van rete testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interstitiële cellen van medulla

A

hiluscellen van Berger

= homoloog aan Leydigcellen

17
Q

resten van medullaire strengen

A

homoloog van tubuli seminiferi contorti

18
Q

seminoma

A

ovariële kanker

19
Q

annulate lammellae

A

concentrische lammellen in eicel, functie onbekend, mogelijke functie = reserve aan cisternen

20
Q

Organisatiefase van corpus luteum

A
  • corpus rubrum
  • granulosacellen en theca interna cellen gaan prolifereren
  • ingroei van capillairen en fagocyterende cellen gaan richting centraal om daar folikkelcellen op te ruimen
21
Q

Functionele fase van corpus luteum

A
  • granulosa-luteïne cellen => progesteronproductie

- theca-luteïne cellen => steroïdproducerende cellen

22
Q

Involutiefase van corpus luteum graviditatis

A
  • functionele cellen vertonen degeneratieverschijnselen
  • macrofagen geactiveerd
  • volume en doorbloeding daalt
  • enkel celarm en weinig doorbloed bindweefsel blijft over = corpus albicans
23
Q

Secretiefase (endometrium)

A
  • verdwijnen van activiteit van oppervlakte-epitheel
  • verdwijnen van hyperaemie van oedeem
  • vertakken en actief worden van de klieren
  • verschinen van de embryotrofe
24
Q

Involutiefase (endometrium)

A
  • Activiteit van de klieren neemt geleidleijk af
  • oppervlakte-epitheel blijft inctief
  • geen hyperaemie
  • endometrium bereikt ruststadium
25
Q

Proliferatiefase (endometrium)

A
  • secretie van progesteron stopt plots
  • rijpe folikkel verschijnt
  • endometrium wordt hyperaemisch
  • oedeem neemt toe
  • oppervlakte-epitheel wordt actief
26
Q

Verschil vagina-epitheel en slokdarmepitheel

A
  • klieren
  • spierlaag
  • heeft geen l.m.m.
27
Q

5 type cellen bij vaginaal uitrstrijkje

A
  • basale cellen
  • parabasale cellen
  • cellen uit middenlaag
  • cellen met eerste tekenen van verhoorning
  • sterk verhoornde acidofiele cellen
28
Q

fibrineus coagulum

A

bindweefselprop

29
Q

monotremata

A

eierleggende zoogdieren

30
Q

marsupialia

A

tijdelijke dooierzakplacenta

31
Q

rest van mammlia

A

echte placenta (opgebouwd uit foetale membranen en endometrium)

32
Q

trofoderm

A

trofoblast nadat de kiemlagen gedifferentieerd zijn

33
Q

Placenta adeciduata

A

maternaal weefsel blijft intact

34
Q

Placenta deciduata

A

maternaal weefsel is aangetast

35
Q

6 lagen bij vorming placenta

A
3 moeder:
- endotheel
- bindweefsel
- epitheel
3 foetus
- epitheel
- bindweefsel
- endotheel