hfs 11 Flashcards

(59 cards)

1
Q

direct effect emoties

A

positief affect leidt tot positievere beoordeling van andere, negatief leidt tot negatievere beoordeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

indirect effect emoties

A

persoon brengt een indirecte bestaande emotionele toestand over op nieuwe mensen die ze ontmoeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bryne’s law of attraction

A

we vinden mensen leuker wanneer ze aardig zijn tegen ons en geven de voorkeur aan mensen die gelijk zijn aan ons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

propinquity

A

hoe dichter twee mensen fysiek bij elkaar zijn, hoe groter de kans dat ze elkaar ontmoeten en aantrekkingskracht zullen voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mere-exposure effect (herhaalde blootstelling)

A

familiariteit leidt tot leuk vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

assortative mating

A

omgaan met mensen die op je lijken/matchen met gelijkwaardige partners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

matching fenomeen

A

mensen willen graag een partner die op hen lijkt door dezelfde visie van de wereld in te nemen (vooral matchen dus op attitudes, intelligentie en aantrekkelijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

complementariteit

A

idee dat tegenpolen elkaar aantrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

homophily

A

neiging om contact te hebben met mensen van gelijke sociale status, vooral van toepassing bij ras, daarna opleiding en leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

same-sex attraction; exotic becomes erotic

A

stelt dat mensen zich aangetrokken voelen tot wat voor hen ongewoon of exotisch is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

heteroseksuelen

A

verschil in anatomie verpakt met stereotype dat mannen en vrouwen uit verschillende werelden komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

homoseksuelen

A

mensen voelen zich aangetrokken tot iets in het lichaam van de ander of de persoonlijkheid dat hen opwindt, omdat het ander is dan hun eigen lichaam of persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

schaarste

A

verhoogt de perceptie van aantrekkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

the skay bridge study

A

als iemand fysiologisch opgewonden is als hij/zij iemands nieuws ontmoet, is de kans op aantrekkingskracht groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

misattribution of arousal

A

verkeerd toewijzen van de bron van opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

two component theory of love

A

twee condities moeten tegelijk aanwezig zijn wil er gepassioneerde liefde ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de twee condities

A

1) fysiologische arousal
2) plaatsen van een cognitief label op het gevoel van arousal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

neurochemicalien

A
  • feromonen
  • dopamine
  • serotonine
  • oxyticine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

dopamine en serotonine

A

kunnen opwinding en aantrekkingskracht vergemakkelijken of afremmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

oxytocine

A

komt vrij bij lichamelijk contact, kan aantrekkelijkheid verhogen door gevoel van binding te creeeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

halo effect

A

positievere perceptie van iemand gebaseerd op fysieke aantrekkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

oordeel aantrekkelijkheid biopsychosociale basis

A
  • mannen hechten meer waarde aan aantrekkelijkheid dan vrouwen
  • waargenomen verlangen van een romantisch doelwit wordt beinvloed hoe andere het doelwit zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

social strategies theory

A

wanneer een persoon aantrekkelijk is, zien we die persoon als gezond en dus vruchtbaar (zoeken dus een partner voor gezonde nakomelingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

contrast effect

A

idee dat perceptie van het gemiddelde kunnen worden veranderd/verstoord door de aanwezigheid van een aantal outliers

25
fluctuating asymmetry
asymmetrie van bilaterale kenmerken die normaal symmetrisch zijn, reflecteren ontwikkelingsinstabiliteit
26
emotionele intimiteit
wederzijdse zelfonthulling, verbaal delen, verklaringen van het leuk vinden en houden van de ander
27
self-disclosure
je verteld je partner persoonlijke zaken of jezelf, zorgt voor meer intimiteit en verbondenheid, kan bij iemand anders ook self-disclosure aanwakkeren
28
triangular theory of love (robert sternberg)
3 componenten van liefde 1) intimiteit 2) passie 3) decision of commitment
29
intimiteit
emotionele component - uitgedrukt in het communiceren van persoonlijke gevoelens zoals nabijheid en gebondenheid
30
passie
motivationele component - uitgedrukt in zoenen, aanraking en seks
31
decision of commitment
cognitieve component - het zeggen dat je van iemand houd en ermee in een relatie wilt zitten
32
Lee's liefdesstijlen
nadruk op hoe mensen de liefde benaderen, geen enkele stijl is beter dan de andere, relatie succes hangt af van hoe goed de stijlen bij elkaar matchen
33
eros
krachtige aantrekking aan het fysieke uiterlijk van een geliefd persoon
34
ludus
speelse liefde, willen niet betrokken raken of afhankelijk worden van de ander
35
storge
liefde met vredige en betoverende affectie, vaak erg stabiel
36
hechtingstheorie van liefde (Haven en Shaver)
vroege hechting heeft invloed op hoe we relaties aangaan als volwassenen - veilige lovers - angstige/vermijdende lovers - angstige-ambivalente lovers
37
veilige lovers
vinden makkelijk om hecht te worden met anderen en voelen zich op hun gemak als andere zich hechten aan hun
38
angstige/vermijdende lovers
oncomfortabel met het hecht voelen tot een ander en dat andere gehecht voelen aan hen
39
angstige-ambivalente lovers
willen wanhopig hechter worden tot de partner, maar vinden vaak zelf dat de partner niet dezelfde liefde terug geeft
40
passionele liefde
vaak begin relatie, toestand van intense fysiologische opwinding en intens verlangen om samen te zijn met die ander
41
companionate love
later in relatie, gevoel van diepe gehechtheid en toewijding aan een persoon waarmee je een intieme relatie hebt
42
neurochemie en passionele liefde
- prolactine; verhoogt na orgasme - oxytocine; draagt bij aan lange-termijn relaties en vertrouwen - dopamine
43
neurochemie en companionate love
- oxytocine - vasopressine
44
neurochemie en liefde
verminderde activiteit in hypothalamus, amygdala en somatosensorische cortex
45
amerikaanse maatschappij
geeft meer nadruk op passionele liefde als basis huwelijk
46
Chinese maatschappij
huwelijke gearrangeerd gebaseerd op familistatus
47
mannen hechten meer waarde aan
signalen van voortplanting
48
vrouwen hechten meer waarde aan
recources
49
4 slechte patronen in communicatie
- kritiek - contempt - verdediging - terugtrekking
50
kritiek
aanvallen van de persoonlijkheid of het karakter van de partner
51
contempt
opzettelijk beledigen of verbaal misbruiken van andere persoon
52
verdediging
ontkennen van verantwoordelijkheid, excuses verzinnen, antwoorden met kritiekpunt
53
terugtrekking
negeren of weglopen
54
goede communicatie
- intent - impact - effectieve communiator
55
intent
wat spreker bedoeld
56
impact
wat de andere persoon denkt dat de spreker bedoelt
57
effective communicator
spreker wiens intent impact matchen
58
leveling
je vertelt je partner wat je voelt door je gedachten duidelijk, simpel en eerlijk te vertellen
59
editing
censureren of niet zeggen van dingen die je partner kunnen kwetsen of irrelevant zijn