hfs 19 bioch: vanaf slide 84 Flashcards

1
Q

wat is nonsense mutatie ?

A

vorming van een stopcocon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

van welke type mutatie is sikkelcelanemie

A

verandering van 1 nucleotide: GAA-> GUA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is stille mutatie

A

verandering van een base zonder effect op de AZ sequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

types van mutaties waarbij 1 of meerdere nucleotiden of grote stukken DNA zijn toegevoegd of verwijderd

A

insertie en deletie= indels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gevolg van deletie of insertie + naam van effect

A

het leesraam/ volgorde van 3 nucleotiden/tripletten gaat verschuiven waardoor je andere AZ maakt

= frameshift=leesraamverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is inversie ?

A

stuk DNA wordt uitgeknipt en dan op oorspronkelijke plaats omgekeerd gere-insereerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geef 3 voorbeelden van omgaan met nonsense/ nonstop mutaties

A

-suppresor tRNAs

Nonsense gemediteerd -mRNA afbraak

-nonstop mRNA decay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe werken nonsense suppresor tRNAs

A

bvb wanneer mutatie in het genoom een base heeft veranderd tot vorming van stopcodon -> proteïne zal te kort zijn om functioneel eiwit te zijn

=> mutatie van een tRNA (= nonsense-suppresor tRNA) in het stopcodon, is dan in staat is het stopcodon te lezen als een thyrosine ipv stop-codon

=> vorming van een gemuteerd maar toch functioneel eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is NMD

A

nonsense mediated mRNA decay= process voor afbraak van transcripten met prematuur stopcodon

-> manier om te korte/ niet functionele AZ-ketens te vermijden zoals suppresors tRNAs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is EJC en functie

A

exon-junction complex ->ribosoom in staat EJC te meten down afwaarts van het prematuur stopcodon (normaal is stopcodon het laatste exon) en gaat het ribosoom NMD factoren rekruteren om het RNA te markeren voor afbraak en zo niet functionele AZ-keten te vermijden

= qualiteitscontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een truncated eiwit ?

A

= verkort eiwit -> waneer er geen NMD en geen nonsense tRNA suppresors in de cel aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is reciprocale translocatie ?

A

twee stukken DNA uit niet homologe chromosomen worden verwisseld

translocatie is niet altijd reciprocaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is intron retentie

A

een intron wordt bijgehouden in het RNA ipv van verwijdert te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nonstop mRNA decay

A

eukaryoten: bij transcripten zonder stopcodon want het is gemuteerd, ribosoom gaat blijven verder coderen tot het einde van de keten en zelfs de polia-staart overschrijven

-> op het einde van de keten gaat het ribosomen een eiwitcomplex rekruteren met ribonuclease activiteit dat het transcript zonder stopcodon gaat afbreken

prokaryoten: toevoeging van tmRNA dat een sequentie van 12 AZ codeert dat werkt als afbraak-tag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is translocatie ?

A

DNA fragment van een chromosoom naar andere chromosoom verplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is GFP en functie

A

green fluorescent protein

-> eiwit dat waneer bestraald licht gaat reflecteren; aanwezig in een kwal

=> gebruikt voor lokalisatie van eiwitten te bepalen door het DNA dat codeert voor GFP in te voegen in genoom van anderen te vorming van GFP-gelabelde eiwitten/ fusie-eiwitten die GFP hebben aan N-terminus

15
Q

wat is cDNA en specificiteit en functie

A

complementait DNA

-kopie van DNA met mRNA als matrijs en gebruik van reverse transcriptase, dus heeft cDNA geen intronen

-> gaat de actieve genen van DNA tonen

16
Q

geef de stappen van vorming van dubbelstrengig cDNA

A

1) mRNA isoleren

2) oligodT primers toevoegen (bepalen dat alle mRNAs met polyA staart gekoppieerd zullen worden)

3) kopie van het mRNA door cDNA reverse transcriptase

4) afbraak van mRNA door RNase H

5) kopie van cDNA door DNA-polymerase en gebruik van overblijvend RNA als primers

17
Q

wat als je rRNA wilt of random RNA omzetten naar cDNA ?

A

ga je random hexameren gebruiken om alle RNA’s te kunnen koppieren en niet enkel die met polyA-staart

18
Q

leg de post translationele processing van insuline uit

A

2) vorming van zwavelbruggen tussen A en B ketens

3) verwijdering van AZ tussen A en B ketens= Pro-AZ

19
Q

welke chemische modificaties zijn er als modificaties ?

A

-fosforylering op Ser/ Tur/ Tyr

-acetylering op lys

-methylering op Lys/Arg

-glycolysering op Ser/ Thr/ Asn

20
Q

wat is een truncated eiwit ?

A

= verkort eiwit -> waneer er geen NMD en geen nonsense tRNA suppresors in de cel aanwezig zijn