Hoofdsruk 3 Flashcards

1
Q

Hoeken berekenen

A

SOS CAS TOA
met -1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gelijkvormige driehoeken

A

Als ze 2 paar gelijke hoeken hebben:
- Overstaande hoeken (snijdende lijnen)
- Z-hoeken (evenwijdige lijnen)
- F-hoeken (evenwijdige lijnen)
Notatie: ΔABC ~ ΔDEF
» verhoudingstabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stelling van Thales

A

Als C op de cirkel met middenlijn AB ligt, is hoek ∠ACB recht (90º)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Omgekeerde stelling van Thales ???

A

Als hoek 𝐶 in driehoek 𝐴𝐵𝐶 recht is, dan ligt 𝐶 op de cirkel met middellijn 𝐴𝐵

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie van raaklijn aan cirkel

A

Een lijn die een punt met de cirkel gemeen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stelling raaklijn aan cirkel

A

Staat loodrecht op de verbindingslijn vanuit het middelpunt vd cirkel en het raakpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie van afstand punt tot lijn

A

De kortste afstand van een punt tot een lijn, deze lijn is altijd de afstandslijn die loodrecht staat op de lijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stelling afstand punt tot raakpunten

A

Als vanuit een punt twee raaklijnen aan een cirkel getrokken worden, dan zijn de afstanden van dat punt tot de raakpunten gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oppervlakte driekhoek

A

O= 1/2∙𝑧∙h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oppervlakte parallellogram

A

O= 𝑧∙h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oppervlakte trapezium

A

O= 1/2(𝑎+𝑏)∙h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oppervlakte cirkel

A

O= 𝜋 ∙ 𝑟2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omtrek cirkel

A

𝜋 ∙ d
𝜋 ∙ 2𝑟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oppervlakte driehoek met hoek gegeven

A

𝑂 = 1/2 ∙ 𝐴𝐵 ∙ 𝐴𝐶 ∙ sin⁡(∠𝐴)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zijde x hoogte methode

A

Ene zijde x bijbehorende hoogte = andere zijde x bijbehorende hoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wortel regels mits A=>0 of B>0

A

√A x √B = √AB
√A : √B = √A:B
- wortel uit de noemer
- factor voor wortelteken brengen

17
Q

Merkwaardige producten

A

(A+B)2 = A2 + 2AB + B2
(A-B) = A2 - 2AB - B2
(A+B)(A-B) = A2 - B2

18
Q

Vergelijkingen met wortels

A
  1. x-termen naar linkerlid, overige rechterlid
  2. x buiten haakjes / wegwerken
19
Q

Gelijkbenige rechthoekige driehoek

A

1 : 1 : √2
zijde naar schuine zijde toe x √2
schuine zijde naar zijde toe : √2

20
Q

Rechthoekige driehoek met hoeken van 60º en 30º

A

1 : 2 : √3 (schuine zijde=2, lange zijde=√3)
naar lange zijde toe x √3
van lange zijde naar zijde : √3