Hoofdstuk 1 Flashcards
(100 cards)
1
Q
Der Deckel
A
De deksel
2
Q
Der Konsum
A
De consumptie
3
Q
Der Flieger
A
Het vliegtuig
4
Q
Der Pragmatiker
A
Iemand die praktisch in het leven staat
5
Q
Der Topf
A
De pan
6
Q
Der Zufall
A
Het toeval
7
Q
Die Empfehlung
A
De aanbeveling, het advies
8
Q
Das aussehen
A
Het uiterlijk
9
Q
Einfluss halen auf
A
Invloed hebben op
10
Q
Etwas vermeiden
A
Iets vermeiden
11
Q
Im idealfall
A
Idealiter
12
Q
Inzwischen
A
Inmiddels
13
Q
Stehen zu
A
Vinden van
14
Q
Zumindest
A
Tenminste
15
Q
Het eiland
A
Die Insel
16
Q
De fiets
A
Das Rad
17
Q
Letten op
A
Achten auf
18
Q
Uitzoeken
A
Aussuchen
19
Q
Een beetje
A
Ein bisschen
20
Q
Lelijk
A
Hässlich
21
Q
Duurzaam
A
Nachhaltig
22
Q
Mooi
A
Schön
23
Q
Belangrijk
A
Wichtig
24
Q
Dat maakt mij niet uit
A
Das ist mir egal
25
Het bevalt me (niet)
Es gefällt mir (nicht)
26
Der Alltag
Het dagelijks leven
27
Der Mitarbeiter
De medewerker
28
Die Altersgruppe
De leeftijdsgroep
29
Die Aufgabe
De taak
30
Die Kritik
De kritiek
31
Die wahl
De verkiezing
32
Abstimmen
Stemmen
33
Beurteilen
Beoordelen
34
Deshalb
Daarom
35
Diskutieren
Discussiëren
36
Eher
Eerder
37
Siegen
Winnen
38
Veröffentlichen
Publiceren
39
De invloed
Der Einfluss
40
De jongere
Der Jugendliche, die Jugendlichen
41
De volwassene
Der Erwachsene, die Erwachsenen
42
De onderzoeker
Der Forscher, die Forscher
43
Het voorstel
Der Vorschlag, die Vorschläge
44
De stem
Die Stimme
45
Gebruiken
Benutzen
46
Beslissen
Entscheiden
47
Sindsdien
Seitdem
48
Kiezen
Wählen
49
Der Meeresmüll
Het afval uit zee
50
Die Auswahl
De keuze
51
Die Bude, die Trinkhalle
De kiosk
52
Die Kleiderstange
Het kledingrek
53
Die Kollektion
De collectie
54
Die Tüte
De zak
55
Das Angebot
Het aanbod
56
Das letzte Mal
De laatste keer
57
Das Viertel
De wijk
58
Die heutigen Trends
De huidige trends
59
angeblich
Zogenaamd
60
erweitern
Uitbreiden
61
gleichzeitig
Tegelijkertijd
62
häuftig
Vaak
63
herzhaft
Hartig
64
klappen
Lukken
65
konsumeren
Consumeren
66
trotzdem
Toch
67
vielfältig
Divers
68
Krijgen
Bekommen
69
Nodig hebben
brauchen
70
Want
den
71
Saai
langweilig
72
of
Ob
73
Al
schon
74
Dromen
träumen
75
der Nachteil
Het nadeel
76
der Vorteil
Het voordeel
77
die Bedeutung
De betekenis
78
die Zielgruppe
De doelgroep
79
das Bedürfnis
De behoefte
80
allerdings
Echter
81
anfangs
Aanvankelijk, in het begin
82
angesagt
In de mode
83
aufmerksam
Oplettend
84
au(b)erdem
Bovendien
85
einflussreich
Invloedrijk
86
erfolgreich
Succesvol
87
loslegen
Beginnen
88
verantstalten
organiseren
89
zwingen
Dwingen
90
gezwungen
Gedwongen
91
Het succes
der Erfolg
92
De kans
die Chance
93
Het boek
das Buch, die Bücher
94
Populair
beliebt
95
Aanraden
empfehlen
96
Uitleggen
erklären
97
Vertellen
erzählen
98
Proberen
versuchen
99
grappig
witzig
100
Laten zien
zeigen
