Hoofdstuk 1 Flashcards
Inleiding: kennismaking met de psychologie (52 cards)
Definitie van de psychologie
De wetenschappelijke studie van het gedrag en de mentale activiteiten van het individu.
Doel van de psychologie
Gedrag begrijpen en verklaren (verklaringen vinden in de persoon zelf of in de omgevingsfactoren).
We gebruiken slechts 10% van onze hersenen. Juist/ fout?
Fout, je gebruikt meer dan 90% van je hersencapaciteit.
Psychologische stress kan je fysiek ziek maken. Juist/ fout?
Juist. Stress kan leiden tot psychische klachten én lichamelijke klachten (hartkloppingen, gejaagd gevoel, hoge BD en veel zweten).
De kleur rood bestaat alleen als een sensatie in de hersenen. Er is geen ‘rood’ in de wereld buiten het brein. Juist/ fout?
Fout.
Alles dat we meemaken laat een permanente herinnering na in ons geheugen. Juist/ fout?
Fout. We maken selecties, want we kunnen niet alles opnemen.
Intuïtieve mensenkennis
Alle inzichten die we opdoen uit onze eigen ervaringen. Dit gebruiken we in onze dagelijkse omgang met de mensen en we denken hier niet over na.
Intuïtieve inzichten
Toevallig, subjectief, alledaagse leven.
Wetenschappelijke inzichten
Objectief, systematisch, gecontroleerde situaties.
Objectieve vaststellingen
- Moeten kunnen worden herhaald
- Moeten kunnen worden gecontroleerd
–> objectiviteitsbeginsel (in de psychologie is het minder evident om hiervoor instrumenten te gebruiken) - Sommige gegevens zijn niet mogelijk
–> intersubjectiviteit.
Objectiviteitsbeginsel
Wetenschap moet steeds vertrekken vanuit objectieve gegevens.
Intersubjectiviteit
Mate van overeenkomst tussen verschillende waarnemers.
Technieken die door psychologen worden gebruikt
- Natuurlijke observatie
- Participerende observatie
- Ongestructureerd interview
- Gestructureerd interview
- Vragenlijsten
- Gebruik van databanken
- Fysiologische metingen
- Psychologische tests
Natuurlijke observatie
Observeren hoe het er in spontane of ‘natuurlijke’ omstandigheden aan toe gaat.
Participerende observatie
Meedoen/ mengen met een bepaalde bevolkingsgroep/ een bepaald groepsgebeuren.
Ongestructureerd interview
Interviewtechniek waarbij de interviewer verder ingaat op wat de geïnterviewde zelf aanbrengt.
Gestructureerd interview
Interviewtechniek met vragen die op voorhand bepaald zijn.
Semigestructureerd interview
De voordelen van een ongestructureerd interview en een gestructureerd interview worden gecombineerd.
Vragenlijsten
Gebruik maken van vragenlijsten om informatie te verzamelen.
Gebruik van databanken
Om gegevens over menselijk gedrag, psychische gezondheid, persoonlijkheid en andere variabelen te verzamelen, op te slaan en te analyseren.
Fysiologische metingen
Vastleggen van verschillende lichamelijke functies en processen.
Psychologische tests
Procedures waarmee psychologen verschillende aspecten van gedrag, emoties, cognitie en persoonlijkheid meten.
Systematische observaties
Representativiteit (toevallige steekproef), in gecontroleerde situaties (geen storende factoren, daarom vaak in laboratoriumomstandigheden)
Verbanden zoeken: intuïtief
Zoeken naar verbanden gebeurt eenvoudig en oppervlakkig. Eén keer voorkomen is voldoende om een verband te zien, niet gecontroleerd.