hoofdstuk 1 Flashcards
(20 cards)
utilitarisme
Het is de bekendste vorm van de morele theorie ‘consequentialisme’. Het utilitarisme zegt vervolgens dat je moet handelen naar wat het beste is voor het merendeel van de groep waarvoor je de beslissing maakt. Je weegt dus af wat het zou kosten om iets te doen en wat de gevolgen ervan zijn. Bedacht door Bentham, die in de geest van de Verlichting stelt dat het geloof ondergeschikt is aan de rede.
ex.) Je bent een trambestuurder en als je rechtdoor op het spoor gaat rijd je 5 mensen aan die dood zullen gaan. De andere optie is dat je de tram naar een ander spoor stuurt waar maar 1 iemand ligt en dood zal gaan. Volgens het utilitarisme moet je dan de actie uitvoeren om naar het andere spoor te gaan, ook wanneer dit een familielid of vriend van jou als bestuurder is.
Hedonisme
De beste daad is wat mensen het meeste plezier of genot opleveren. Genot is het ultieme doel van menselijk handelen. De tegenhanger hiervan is pijn, dit is juist wat je niet wilt.
ex.) Robert Nozich en zijn experience machine trekken deze stroming in twijfel. Volgens het hedonisme telt enkel de ervaring van geluk, niet het daadwerkelijk uitvoeren van iets om tot het gevoel van genot te komen. Is het net zo goed om genot te ervaren in de machine waarin je denkt een professioneel atleet te zijn, of is het beter daadwerkelijk een professioneel atleet te zijn?
Peferentie-utilitarisme
hierbij let men op de subjectieve voorkeuren van degenen die de gevolgen van de handeling ondergaan. Of de gevolgen van de handeling beter zijn dan die van een andere handeling, hangt af van de voorkeur van de betrokkenen.
ex.) Niet altijd hedonistisch; sommige verkiezen om tijd te spenderen aan het bezoeken van een opvangtehuis voor daklozen dan aan plezier te maken door uit te gaan.
Handelingsutilitarisme
elke actie moet afzonderlijk bekeken worden.
ex.) Het kan aanvaardbaar zijn om te liegen tegen je echtgenoot wanneer je hem bedrogen hebt omdat de waarheid hem zou kwetsen en lijden kan veroorzaken bij alle betrokkenen.
Regelutilitarisme
een handeling wordt beoordeeld op basis van algemene regels die gemaakt worden om geluk te maximaliseren. Deze regels moeten gevolgd worden omdat het de maatschappij ten goede komt.
ex.) ‘Lieg niet’ moet je onder geen enkele omstandigheid ondermijnen omdat het tot vertrouwensbreuk leidt en dat het doel van geluks-maximalisatie vermindert.
Speciesisme
= anoloog aan racisme of seksisme, een moreel onderscheid maken tussen menselijke en niet-menselijke dieren. Verschillende waarden toeschrijven aan wezens, enkel gebaseerd op het feit dat ze niet tot het menselijke ras behoren.
Superergotorisch
Handelingen die moreel goed, maar niet verplicht zijn. Goed, maar meer dan strikt noodzakelijk.
ex.) “Als we iets slechts kunnen voorkomen zonder iets van gelijkwaardig moreel belang te moeten opofferen, moeten we dat doen.” Welgestelden moeten veel meer bijdragen om armoede uit te bannen dan op dit moment het geval is. Geld is namelijk geen moreel belang, maar armoede wel.
Deontologische ethiek
Lijkt erg op het regelutilitarisme (je mag niet stelen, je mag niet moorden, je mag niet liegen etc.). Het belangrijkste verschil is de reden waarom deze regels gevolgd moeten worden. In de deontologische ethiek moeten ze gevolgd worden omdat het onze plicht is ze te volgen. De regels moeten gevolgd worden uit plichtsbesef, de intentie doet ertoe. Plichtenleer gaat over de rechten en plichten die we als individu hebben ten opzichte van andere individuen. Wordt vaak geassocieerd met Immanuel Kant. Kant wilde een manier van ethisch redeneren vastleggen die gebaseerd is op rationele procedures, en die van toepassing zou zijn ongeacht de verlangens of sociale relaties van mensen. In deontologie is moraliteit gebaseerd op universele principes zoals het categorische imperatief.
Categorisch imperatief
handelen volgens maximes, of gedragsregels, die veralgemeend kunnen worden. Deze gedragsregels verplichten dan elk rationeel wezen om hiernaar te handelen en zijn universeel geldig.
ex.) We zouden af en toe wel willen liegen, maar we willen niet dat ‘je mag liegen’ een universele wet wordt.
Hypothetisch imperatief
Deze regels zijn niet universeel en gebonden aan een specifieke context. Ze gelden voorwaardelijk en alleen onder bepaalde voorwaarden.
ex.) “Als je cool wilt zijn, dan moet je de meest modieuze kleding kopen.”
Rechtvaardigheid
heeft veel mogelijke interpretaties. Het kan gezien worden als iets wat men verdient, wat men nodig heeft of waar men recht op heeft. De theorie van de rechtvaardigheid, zoals zij beschreven door John Rawls, is een egalitaire theorie, gebaseerd op een gedachte-experiment. We moeten onszelf achter een ingebeelde sluier van onwetendheid plaatsen. Rawls zegt dat we gelijke kansen en gelijke toegang tot belangrijke bronnen zouden willen: equal liberties for all.
Sluier van onwetendheid
we moeten dan doen alsof we onze positie in de maatschappij nog niet kennen, en we ook nog niet weten welke eigenschappen of talenten we zullen hebben
ex.) We weten niet hoe oud of gezond we zijn, of welke leeftijd, geslacht, ras, intelligentie, rijkdom etc. Je moet je inbeelden dat je net zo goed een arme vrouw kan zijn als een rijke man.
Ideaaltheorie
een theorie die gebruikt maakt van een aantal geïdealiseerde veronderstellingen over het gedrag van mensen, de werking van sociale instellingen e.d., om een ideale maatschappelijke structuur te beschrijven.
Niet-ideale theorie
een theorie die ervan overtuigt is dat de beste manier om een ideale samenleving tot stand te brengen is door te erkennen op welke manieren die samenleving momenteel niet ideaal is. Dit geeft aanleiding tot een nieuwe stroming in de ethiek die de nadruk legt op verbetering van bestaande onrechtvaardigheid in plaats van te redeneren vanuit een ideale toestand die we moeten bereiken. Deze nieuwe stroming wordt ‘verbeterethiek’ of in het Engels ‘ameliorative ethics’ genoemd.
ex.) Overdreven abstracties en geïdealiseerde scenario’s, zoals Rawls’ sluier van onwetendheid, wil je vermijden. In plaats daarvan worden ideeën over een rechtvaardige samenleving aan de hand van realistische, complexe voorbeelden uitgelegd. Ook wordt er direct ingegaan op bestaande onrechtvaardigheden en wordt er zo veel mogelijk rekening gehouden met de redeneringen van concrete mensen.
Deugdethiek
probeert morele voorschriften in te vullen, in tegenstelling tot het utilitarisme en deontologische ethiek. Deugdethiek werd oorspronkelijk opgesteld door de Griekse filosoof Aristoteles. Deugdzaam zijn is een bepaald aanvoelen hebben over wat het juiste is in specifieke situaties, het is de juiste tussenweg tussen twee extremen kiezen. Deze deugden kunnen eerder als gewoonten dan als plichten beschouwd worden, ze brengen eudaimonia. Deugdzaam ben je door phronesis. Een deugdzaam karakter verkrijg je door gevoelig te zijn voor een bepaalde situatie, door mensenkennis, door in een samenleving te leven waarin men kan leren. Een karakter kan gevormd worden, oefening en opvoeding zijn dus belangrijk.
ex.) Een deugdzaam iemand is moedig, dat wat tussen ondoordacht gedrag en lafheid ligt. Daarnaast moet een deugdzaam iemand bescheidenheid tonen, wat tussen verlegenheid en schaamteloosheid ligt.
Eudaimonia
ultiem geluk, het goede leven
Phronesis
praktische wijsheid, het vermogen om moreel juiste keuzes te maken
Smalle moraal (smalle morele theorie)
deze theorieën zeggen enkel dat wat moreel is ofwel wat voordeel oplevert voor de meerderheid (= utilitarisme) ofwel dat wat door redelijke mensen gewild kan worden als universele wet (= deontologische ethiek). Maar ze definiëren verder niet wat het goede dan verder zou kunnen zijn. Het focust enkel op abstracte ethische principes.
Brede moraal (brede morele theorieën)
deugdenleer is hier een voorbeeld van, omdat het concepten als moed, bescheidenheid etc. niet over het hoofd ziet. Brede moraalvorming omvat ook karaktervorming en deugden.
Zorgethiek
een benadering van moraliteit die zich voornamelijk met interpersoonlijke relaties bezighoudt. Deze ethiek ontstond als feministische kritiek op ethische systemen die vooral gebaseerd zijn op abstracte principes. Het vertrekt dus niet vanuit universele wetten of kosten-batenanalyses, maar vanuit concrete menselijke relaties en afhankelijkheden. Carol Gilligan toonde aan dat morele redenering ook kan vertrekken vanuit zorg, eerder dan universele principes. Zorg betekent hier: gevoelig zijn voor de nood van anderen, kwetsbaarheid en sociale achtergrond.