Hoofdstuk 1 Klas 2 Flashcards

1
Q

Wanneer gebruik je een punt ?

A

Na een zelfstandige, mededelende zin komt eenpunt:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbeeld gebruik punt

A

Santosz spaart voor een nieuwe vishengel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fout voorbeeld gebruik punt

A

De komma in de volgende zin is dus fout (er moet een punt staan):
Gisela gaat morgen naar Amsterdam, ze wil met de bus gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waneer gebruik je een komma?

A

tussen twee persoonsvormen;

meestal voor voegwoorden als hoewel, omdat, zodat, opdat, als, indien, maar, want, doordat en terwijl;

voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is;

tussen bijvoeglijke naamwoorden, die omwisselbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorbeelden gebruik komma

A

Omdat iedereen pizza lekker vindt, gaan we dat eten.

Dieter is gek op pizza, maar hij eet die zelden.

We hebben een fijne vakantie gehad, die erg lang duurde.

Een avocado is een vezelrijke, lekkere vrucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer gebruik je een puntkomma?

A

Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorbeeld puntkomma

A

Stef wil later chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.
Stef wil later chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ziekenhuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer gebruik je een dubbelepunt?

A

Als twee zinnen met elkaar samenhangen, vormt de tweede zin soms een verklaring of reden bij de eerste zin. In dat geval verbind je de zinnen met een dubbele punt.

Je kunt zo’n dubbele punt ook vervangen door een komma + want.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbeeld dubbelepunt

A

Mijn verjaardag was erg geslaagd: al mijn vriendinnen waren aanwezig.

Mijn verjaardag was erg geslaagd, want al mijn vriendinnen waren aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly