Hoofdstuk 1 Woordjes Flashcards
(53 cards)
1
Q
Een klaslokaal
A
A classroom
2
Q
Een bibliotheek
A
A library
3
Q
Een grasveld
A
The grass
4
Q
Een computerlokaal
A
A computer lab
5
Q
Een wetenschapslokaal
A
A science lab
6
Q
Een sporthal
A
A gym
7
Q
Een lerarenkamer
A
A teacher’s room
8
Q
Een wetenschapslokaal
A
A science lab
9
Q
Een kunstlokaal
A
An art room
10
Q
Een zwembad
A
A pool
11
Q
Een leerling
A
A pupil
12
Q
Een leerkracht
A
A teacher
13
Q
Les geven
A
To have class
14
Q
Les geven
A
To teach
15
Q
Corrigeren
A
To correct
16
Q
Een cafetaria
A
A cafetaria
17
Q
Het kantoor van de directeur
A
The headmaster’s office
18
Q
Een speelplaats
A
A schoolyard
19
Q
Een studiezaal
A
A study room
20
Q
Een directeur
A
A headmaster
21
Q
Het secretariaat
A
A secretary
22
Q
Studeren
A
To study
23
Q
Eten
A
To eat
24
Q
Rondhangen
A
To hang out
25
Toetsen
Examine
26
Een examen afleggen
To take an exam
27
Straffen
To discipline
28
Ontmoeten
To meet
29
Spieken/ valsspelen
To cheat
30
Voedselvergiftiging
Food poisoning
31
Een infectie
An infection
32
Misselijkheid
Nausea
33
Maagpijn
Stomach pain
34
Overgeven
To vomit
35
Diarrhee
Diarrhoea
36
Een verkoudheid
A cold
37
Een wrat
A wart
38
Een antibacteriële handgel
A hand santiser
39
Een behandeling
A treatment
40
Medicijn op doktersvoorschrift
Prescription medicine
41
Vrij verkrijgbaar medicijn
Over-the-counter medicine
42
Een virus
A virus
43
Een ziektekiem
A germ
44
Bacteriën
Bacteria
45
Besmetten
To contaminate
46
Overdragen
To transmit
47
Smerig, gemeen
Nasty
48
Niezen
To sneeze
49
Lichaamssappen/ lichaamsvocht
Body fluids
50
Chloor
Chlorine
51
Mondhygiëne
Oral hygiene
52
Antibiotica
Antibiotics
53
Een beugel
A retainer
