Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Sociale ontwikkeling

A

Verwijst naar het veranderende karakter van onze relaties met andeeren in de loop van ons leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat vond Harlow over hechting bij aapjes

A

Aapjes hechten zich wel aan een stoffen surrogaat moeder en niet aan een metaaldraad moeder die melk geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat onderzocht Bowlby!

A

Hechting van jonge mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom wordt hechting versterkt romd 6-8 maanden evolutionair gezien

A

Dan gaan kinderen steeds meer zelf bewegen . Voor de veiligheid moet deze nieuwe onderzoeksdrang gebalanceerd worden door ook bij de verzorger in de biurt te blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnje hechting meten?

A

Met de vreemde situatie test ontwikkeld door Mary Aimsworth (leerling van Bowlby)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vreemde situatie test

A

Het kimd en de verzorger gaan naar een kamer met speelgoed. De verzorger en een onbekende volwassene gaan volgens een vast patroon de kamer in en uit.
Hoe het kind hierop reageert zegt iets over de hechting aan de verzorger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vormen van hechting

A

Veilig gehecht: verdrietig als verzorger de kamer uitgaat (met of zonder de vreemde nog aanwezig) en zijn blij als de verzorger terug komt (70% 2 jarigen)
Vermijdend gehecht: vermijdt de verzorger, maakt niet uit kf deze de kamerf verlaat, maakt ook niet uit als deze terugkomt (20%)
Angstig gehecht: blijft dicht bij de moeder, blijft huilen als ze terugkomt (10%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk exp bewijs ondersteunt de theorie dat sensitive care veilige hevhting bevordert

A

Ondrrzoek van vd Boom: moeders met huilbabies kregen wel of niet een 3 maands trainingsprogramma waarin ze leerden beter op hun banies te reageren. Bij 12 maanden ondergingen ze de vreeme situatietest en bleken de getrainde kinderen beter gehecht (62 vs 22%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk gen is betrokken bij hechting

A

5-HTTLLPR
2 allelen s en l.
L allel zorgt voor grotere serotonine reuptake.
ll homozygoot zorgt ervoor dat kinderen reddlijk ongevoelig zijn voor manier vam oovoeden.
Ss/sl kindeerm laten wel een een positieve corrlatie zien tussen matenale sensitiviteit en veiligheid van hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Prosociaal gedrag

A

Vrijwillig gedrag om anderen te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie stadia in sociale ontwikkeling volgens Erikson

A

Autonomie
Initiatief
Industry )competentie om yaken af te ronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie aspecten prosociaal gedrag jonge kinderen

A

Helpen
Troosten
Leren van anderen / delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Empathie ontwikkeling volgens Hoffman

A

Reflexmatig huilen als ander kijd huilt (va 2-3 dagen)
Vanaf maand of zes: kijken naar huilend kind, verdrietog kijken en dreinen
Tot ong 15 mnd egocentrisch kind zoekt comfort voor zichzelf
Va 15 mnd pogingen tot troosten
Va ong 2 jaar echt troosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Delen vanaf wanneer?

A

12-18 maanden deelt vrijwel 100% van de kindeeen spontaan met een volwassene(Hay en Murray)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overimitatioj

A

Het nadorn van alle handelingen ook de irrelevante (ong 3jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

4 opvoedstijlen (Baumrind)

A

Autoritair (weinig warmte veel controle)
Autoritarief (veel warmte veel controle) deze kinderen laten de meeste positieve kwaliteiten zien (positieve correlatie)
Permissief/laissez faire (veel warmte weinig controle)
Verwaarlozing (weinig warmte weinig controle(Maccoby en Martin)

17
Q

Universele vormen van spelem

A
Achtervolgingsspelletjes
Nurturing (mn meisjes)
Speelvechten (mn jongetjes)
Constructie spel
Woordspelletjes
Fantasiespel
18
Q

Nut van spelen volgens Piaget?

A

Cruciaal voor ontwikkeling van moraal

19
Q

Nit van spelen volgens Vygotsky?

A

Impuls controle en je houden aan sociaal bepaalde regels en rollen

20
Q

Kohlberg’s stadia van moreel redeneren

A
  1. Gehoorzaamheid en straf georienteerd
  2. Self-interested exchanges
  3. Interpersonal accord and conformity
  4. Law and order morality
  5. Human rights and social-welfare morality