hoofdstuk 2 Flashcards

(21 cards)

1
Q

Wat is een rechtspersoon?

A

Een juridische constructie waardoor een abstracte entiteit, een afzonderlijk vermogen of een bepaalde groepering van mensen op een duurzame wijze rechtshandelingen kan stellen.

Rechtspersonen kunnen bijvoorbeeld bedrijven, stichtingen of verenigingen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het wettelijkheids- of legaliteitsprincipe?

A

Enkel als de wet het toestaat, kan je rechtspersoonlijkheid verkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een feitelijke vereniging?

A

Een groepering van personen zonder juridische erkenning, dus zonder rechtspersoonlijkheid.

Voorbeelden zijn studentenverenigingen en sportclubjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn publiekrechtelijke rechtspersonen?

A

Overheidsorganen of instellingen die de overheid met een gedeelte van het staatsgezag heeft bekleed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de twee soorten publiekrechtelijke rechtspersonen.

A
  • Territoriale publieke personen
  • Openbare instellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn territoriale publieke personen?

A

Rechtspersonen die openbaar gezag over een gebied hebben, zoals de Staat, gewesten en provincies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn openbare instellingen?

A

Instellingen die niet gebonden zijn aan een gebied, maar een specifieke taak van publiek belang hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn privaatrechtelijke rechtspersonen?

A

Rechtspersonen die voortkomen uit privaat initiatief en geen openbaar gezag hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een vennootschap?

A

Een privaatrechtelijke rechtspersoon die economische activiteiten uitvoert en winst nastreeft met een afgescheiden vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een stichting?

A

Een rechtspersoon met een afgezonderd vermogen dat bestemd is voor een bepaald (belangloos) doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de gevolgen van de rechtspersoonlijkheid?

A
  • Staat van de rechtspersoon
  • Bekwaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de ‘staat van de rechtspersoon’ in?

A
  • Naam
  • Woonplaats
  • Nationaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is rechtsbekwaamheid?

A

Het vermogen om rechten en plichten te hebben, maar geen familierechten of politieke rechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het principe van specialiteit?

A

Een rechtspersoon mag alleen handelingen verrichten die passen bij zijn doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is handelingsbekwaamheid?

A

De mogelijkheid voor een rechtspersoon om via organen te handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is burgerlijke aansprakelijkheid?

A

De verantwoordelijkheid voor de schade die men veroorzaakt, bijvoorbeeld door producten die schade veroorzaken.

17
Q

Kan een rechtspersoon strafrechtelijk aansprakelijk zijn?

A

Ja, een rechtspersoon kan strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor bepaalde overtredingen.

18
Q

Hoe eindigt een publiekrechtelijke rechtspersoon?

A

Door een wettelijke of grondwettelijke beslissing.

19
Q

Hoe kan een privaatrechtelijke rechtspersoon eindigen?

A
  • Vrijwillige ontbinding
  • Gedwongen ontbinding
20
Q

Wat is een rechtssubject?

A

Een entiteit die drager kan zijn van rechten en plichten, zoals een natuurlijke persoon of rechtspersoon.

21
Q

Wat is een rechtsobject?

A

Een zaak waarop rechten en plichten uitgeoefend kunnen worden.