hoofdstuk 3, deel 1 Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wat zijn de twee hoofdtypen goederen?

A

Lichamelijke en onlichamelijke goederen

Lichamelijke goederen zijn tastbaar, terwijl onlichamelijke goederen ontastbaar zijn en intellectuele rechten omvatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn lichamelijke goederen?

A

Tastbaar en zakenrecht van toepassing

Voorbeeld: wie de eigenaar is van een auto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn onlichamelijke goederen?

A

Onstoffelijk, ontastbaar en intellectuele rechten & zakenrecht van toepassing

Voorbeeld: auteursrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn onroerende goederen?

A

Vaste zaken, zoals grond en gebouwen

Dit omvat zaken die uit hun aard onroerend zijn of door bestemming onroerend worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn roerende goederen?

A

Alles wat niet onroerend is, verplaatsbaar

Roerende goederen zijn niet vast verbonden aan een locatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn publieke goederen?

A

Eigendom van de overheid, openbaar domein-bestemming

Voorbeeld: gemeentepark.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn private goederen?

A

Eigendom van private personen

Dit zijn goederen die niet voor iedereen toegankelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn gebruiksgoederen?

A

Verdwijnen niet bij het eerste normaal gebruik, goederen die meerdere keren gebruikt kunnen worden

Voorbeeld: een fiets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn verbruiksgoederen?

A

Verdwijnen bij eerste normaal gebruik, goederen die bij gebruik volledig verbruikt of vernietigd worden

Voorbeeld: eten, brandstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn vervangbare goederen?

A

Goederen die je makkelijk kunt vervangen

Voorbeeld: geld of auto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn niet vervangbare goederen?

A

Goederen die uniek zijn

Voorbeeld: een erfstuk of kunstwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn zakelijke rechten?

A

Rechten op goederen

Dit omvat het recht om te beschikken over een goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn vorderingsrechten?

A

Rechten om iets te eisen van iemand

Dit betreft de relatie tussen schuldeiser en schuldenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het absoluut karakter van zakelijke rechten?

A

Geldt tegenover iedereen

Dit betekent dat de rechten niet afhankelijk zijn van een specifieke relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het relatief karakter van vorderingsrechten?

A

Geldt enkel tussen partijen (schuldeiser en schuldenaar)

Dit houdt in dat deze rechten niet tegen derden kunnen worden ingeroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn zelfstandige zakelijke rechten?

A

Rechten die op zichzelf bestaan zonder directe band met een ander recht

Voorbeelden: eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheden.

17
Q

Wat zijn zakelijke zekerheidsrechten?

A

Onzelfstandige rechten die enkel kunnen bestaan als bijkomend recht bij een ander recht

Voorbeelden: hypotheek, pand.

18
Q

Wat zijn de bevoegdheden van de eigenaar?

A

Genotsrecht, beheersrecht, beschikkingsrecht

Dit zijn de rechten die een eigenaar heeft over zijn goed.

19
Q

Wat zijn privaatrechtelijke beperkingen op het eigendomsrecht?

A

Aantasting van rechten van anderen, evenwichtsleer, burenhinder, rechtsmisbruik

Deze beperkingen zijn bedoeld om schade aan anderen te voorkomen.

20
Q

Wat zijn publiekrechtelijke beperkingen op het eigendomsrecht?

A

Onteigening en opeising

Dit zijn beperkingen opgelegd door de overheid voor publiek belang.

21
Q

Wat zijn de twee manieren van eigendomsverwerving?

A

Afgeleide en oorspronkelijke eigendomsverwerving

Afgeleide eigendomsverwerving is van iemand anders, oorspronkelijke is zonder voorafgaande eigenaar.

22
Q

Wat is het recht van natrekking?

A

Alles wat een zaak voortbrengt of als bijzaak met een zaak verenigd wordt

Voorbeeld: vruchten van een boom zijn eigendom van de eigenaar van de boom.

23
Q

Wat is het verschil tussen eigendom en bezit?

A

Eigendom is juridisch recht, bezit is feitelijke controle

Bezit kan te goeder trouw of te kwader trouw zijn.

24
Q

Wat zijn de rechtsgevolgen van bezit van onroerende goederen?

A

Verkrijgende verjaring, voorwaarden voor deugdelijk bezit

Voorwaarden: voortdurend, vreedzaam, openbaar en ondubbelzinnig bezit.

25
Wat zijn de rechtsgevolgen van bezit van roerende goederen?
Bezit geldt als titel, terugvordering door ware eigenaar binnen 3 jaar ## Footnote Het bezit kan leiden tot eigendomsverwerving.
26
Wat is mede-eigendom?
Meerdere mensen zijn samen eigenaar van een goed, maar het goed zelf is niet in stukken verdeeld ## Footnote Voorbeeld: twee vrienden kopen samen een auto.
27
Wat zijn de soorten mede-eigendom?
Vrijwillige, toevallige en gedwongen mede-eigendom ## Footnote Elke soort heeft specifieke regels en voorwaarden.