Hoofdstuk 2: Categorisering Flashcards

1
Q

Welke 8 categoriën zijn er?

A
  1. Doe- vs kijksport
  2. Uni- vs multifunctioneel vs polyvalent
  3. Permanent vs tijdelijk
  4. Indoor vs outdoor
  5. Publiek vs privaat
  6. Lokaal vs bovenlokaal
  7. Lichte vs zware SA
  8. Niet- vs veneu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Doe- vs kijksport
A
Doe = participatie
Kijk = toeschouwers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Uni- vs multifunctioneel vs polyvalent
A

Unifunctioneel = 1 sport (zwembad, squashkooi, …)
Multifunctioneel = meerder sporten (sporthal, openluchtveld, …)
Polyvalent = niet alleen sport (sportpaleis, Axion, …)
- voordeel: verschillende clubs op kleine ruimte
- nadeel: vloer die bestendig is tegen feesten is waarschijnlijk niet ideaal voor topsport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Permanent vs tijdelijk
A
Permanent = continu, ingebed in omgeving
Semi-permanent = seizoensgebonden (bv judomatten, ...)
Tijdelijk = occasioneel (bv. promotie nieuwe sport, evenement, toevoeging aan permanente SA, ...)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Indoor vs outdoor
A

Indoor = binnene
Outdoor = buiten
Natuurlijk = quasi uitsluitend natuur (bv. skiën, bossen voor lopen/wandelen, …)
- steeds meer en meer indoor (indoor skiën, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Publiek vs privaat
A

Publiek = overheid (gemeente zwembad, “bloso-centra”, …)
- Betaalbaarheid
- opvulling afwezige accommodatie (looppistes, etc.)
Privaat = particulieren (vzw: voetbalveld/-club, fitness, manège, …)
- al dan niet commerciëel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Lokaal vs bovenlokaal
A

= wie gebruikt de SA?
Lokaal = gemeente (sporthal, voetbalveld, …)
Bovenlokaal = Vlaanderen ipv gemeente (racecircuit, …)
Aspacten bovenlokaliteit
1. wie gebruikt SA
2. bovenlokale uitstraling (topsporthal vs gewone)
3. financiele aspect van bouw en exploitatie EN draagkracht bij omgeving (bv circuit van Zolder te groot voor gemeente te laten betalen.)
4. managementgebonden eigenheden die lokale actore overschreid (#personeel, …)
5. ruimtelijke en milieutechnische voorwaarden en beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Lichte vs zware SA
A

Zwaar = clubsport
Licht = bv Finse piste, …
Zwaar kan verlicht worden, bv door open te stellen aan grote publiek/iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Niet- vs veneu
A

Venue = ter plaatse = in stadion
Niet-venue = ergens anders (bv groot scherm, …)
–> kijksport
Doesport –> bv esports, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly