Hoofdstuk 2: de EU Flashcards

(27 cards)

1
Q

redenen waarom Amerikanen streefden naar een Europese samenwerking

A
  1. om een machtsblok tegen de SU te vormen
  2. om Europa effectief te helpen met de heropbouw
  3. de Amerikaanse export te stimuleren
  4. de vrije handel te stimuleren
  5. het verspreiden van de Amerikaanse levensstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de OESO

A

taak:
beleidsnormen te ontwikkelen ter bevordering van duurzame economische groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Raad van Europa

A

een orgaan dat ijverde voor democratische waarden en mensenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

intergouvernementele organisatie

A

verplicht de staten niet tot een overdracht van bevoegdheden aan een hoger orgaan.
Het bestaat uit samenwerking tussen verschillende staten.
–> mist zo slagkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

volgorde naar EU

A
  1. Organisatie voor Europese Economische Samenwerking
  2. de Raad van Europa
  3. de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
  4. de Europese Economische Gemeenschap
  5. de Schengenzone
  6. de Europese Akte
  7. het Verdrag van Maastricht –> de oprichting van de EU
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

A

een supranationale samenwerking
–> stonden macht af (kolen en staal)

doel:
- oorlog vermijden
- sterker staan in een bipolaire wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de Europese Economische Samenwerking

A

zorgde voor een eengemaakte markt zonder toltarieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de Schengenzone

A

een zone van landen waar personencontrole aan de binnengrenzen niet moet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de Europese Akte

A

een interne markt met vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het Verdrag van Maastricht

A

–> de oprichting van de EU
leden geven een deel van hun macht op
Europees Parlement = wetgevende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

euro

A

gemeenschappelijke munt in de eurozone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de Eurozone

A

landen die de euro als betaalmiddel gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorwaarde ex-SU staten om in de EU te mogen

A
  • een democratie en rechtsstaat zijn
  • een functionerende markteconomie hebben
  • de EU-wetten doorvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het Europees parlement

A
  • Verkozen door de burgers van de lidstaten van de EU
  • wetgevende instelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de Europese Raad

A
  • 27 regeringsleiders/ministers vaan een bepaald beleidsdomein die de lidstaten vertegenwoordigen
  • onder leiding van een Europese president
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De Europese Commissie

A
  • elke lidstaat 1 commissaris (27 commissarissen) onder leiding van de Commissievoorzitter
  • de uitvoerende macht
17
Q

Democratisch deficit

A

= democratisch tekort
tekortschieten bij de vervulling van wat ze verondersteld worden te doen voor (het respecteren van) de beginselen van de democratie.

18
Q

Het Verdrag van Lissabon

A

Het hervormingsverdrag.
Om de problemen te proberen op te lossen.
Weg stappen van de evolutie naar een federatie.

19
Q

Systeem met een verdubbelde meerderheid

A

15 van de 27 lidstaten moeten akkoord zijn en die moeten 65% van de Europese bevolking vertegenwoordigen

20
Q

Voordelen EU

A
  • een continent dat in vrede leeft
  • burgers die de vrijheid genieten om overal in de EU te gaan wonen, studeren of werken.
  • de grootste markt ter wereld
  • hulp en ontwikkelingsbijstand voor miljoenen mensen overal ter wereld
21
Q

Problemen

A
  • Frankrijk en Duitsland laten gewicht doorwegen
  • Zuid Europa is bemoeienissen van Noord en West-Europa beu
  • West-Europa: verdere en diepere samenwerking
  • Oost-Europa: economische samenwerking

–> meningsverschillen

22
Q

Amerikanisering

A

The american way of life dat wordt verspreid

23
Q

Op welke manieren uitte zich de amerikanisering

A

Normen en waarden:
tegengaan van overheidsinmenging
–> streven naar zoveel mogelijk vrijheden, (over)consumptie, …

Eetgewoonten:
Fast food, frisdrank, …

Cultuur:
Filmindustrie, muziek, engels dominante taal, …

24
Q

Cultuurabsolutisme

A

Het zien van je eigen cultuur als superieur tegenover andere culturen

25
Cultuurrevalitisme
Je kan een cultuur alleen beoordelen op basis van diens eigen normen en waarden Tegenovergestelde van cultuurabsolutisme
26
Globalisering
het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld, en informatie (zoals kennis en cultuur).
27
Culturele globalisering
Uitingen van bepaalde culturen gaan de wereld rond + worden in andere landen gevierd Vb. Halloween