Hoofdstuk 2: Grote Natuurlandschappen op Aarde Flashcards

(55 cards)

1
Q

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km²).

A

Bevolkingsdichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De verdeling van mensen over een land of gebied.

A

Bevolkingsspreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Variatie aan levensvormen in de natuur.

A

Biodiversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10°C in de zomer).

A

Boomgrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt.

A

Breedtecirkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De afstand van een plaats tot de evenaar.

A

Breedteligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ervoor zorgen dat iets altijd blijft staan.

A

Duurzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gebied waar altijd sneeuw ligt.

A

Eeuwige Sneeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Boomkruinen op verschillende hoogten in een bos.

A

Etage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.

A

Evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veeteelt met weinig vee per hectare.

A

Extensieve Veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het gebied tussen de breedtecirkel van 23½ en 66½° N.B. en 23½ en 66½° Z.B. Gematigd wil zeggen: niet te warm en niet te koud.

A

Gematigde Zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bos waar loof- en naaldbomen door elkaar groeien. Ligt tussen de taiga en de loofboomgordel.

A

Gemengd Bos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het opnieuw aanplanten van jonge bomen na een houtkap.

A

Herbebossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).

A

Hoge Breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Berggebied met toppen die hoger zijn dan 1.500 m.

A

Hooggebergte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zone van plantengroei in een gebergte.

A

Hoogtegordel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Landschap waarin mensen huizen, wegen, akkers, weilanden en andere dingen hebben aangelegd. Heet ook cultuurlandschap.

A

Ingericht Landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Veeteelt met veel vee per hectare.

A

Intensieve Veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden.

A

Irrigatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Lijn die punten van een gelijke temperatuur met elkaar verbindt.

A

Isotherm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De breedtecirkel van 23½° N.B. en 23½° Z.B.; grens van de tropen.

A

Keerkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Diagram met de gemiddelde temperatuur en neerslag van een plaats of een gebied.

A

Klimaatdiagram

24
Q

De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30°).

25
Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.
Landijs
26
Zone in de gematigde luchtstreek waar loofbomen groeien, zoals eiken en beuken.
Loofboomgordel
27
Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.
Luchtstreek
28
Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan -3 °C. Heet ook taiga.
Naaldboomgordel
29
Een landschap dat (bijna) niet door mensen is ingericht. Het is puur natuur.
Natuurlandschap
30
Product uit de natuur halen dat mensen goed kunnen gebruiken.
Natuurlijke Hulpbron
31
Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerkomt.
Neerslag
32
De noordelijkste plek op aarde.
Noordpool
33
De breedtecirkel van 66½° N.B.
Noordpoolcirkel
34
Plek in de woestijn waar water is.
Oase
35
Het kappen van bossen.
Ontbossing
36
De natuurlijke plantengroei die ergens voorkomt.
Oorspronkelijke Plantengroei
37
Altijd bevroren ondergrond.
Permafrost
38
De breedtecirkel van 66½° N.B. (noordpoolcirkel) en 66½° Z.B. (zuidpoolcirkel).
Poolcirkel
39
Gebied ten noorden van 66½° N.B. en ten zuiden van 66½° Z.B.
Poolstreken
40
Jaarlijkse periode met veel neerslag in de tropen.
Regentijd
41
Hoogteverschillen in het landschap.
Reliëf
42
Hoogtegordel waar door de kou en de harde ondergrond bijna geen planten meer groeien.
Rotsgordel
43
Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.
Savanne
44
De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.
Schaalniveau
45
Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
Steppe
46
Regen die ontstaat door opwarming van de lucht, waardoor de lucht gaat stijgen en afkoelen.
Stijgingsregen
47
Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan -3 °C. Heet ook naaldboomgordel.
Taiga
48
Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes.
Toendra
49
Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.
Tropen
50
Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.
Tropisch Regenwoud
51
Plantengroei.
Vegetatie
52
Erg droog gebied waar bijna niks groeit.
Woestijn
53
Bevroren zeewater (pakijs en drijfijs).
Zee-ijs
54
De zuidelijkste plek op aarde.
Zuidpool
55
Het na een bepaalde periode verplaatsen van een akker naar een nabijgelegen stuk land, omdat de bodem niet vruchtbaar genoeg is voor een permanente akker.
Zwerflandbouw