Hoofdstuk 2: Lichaamsystemen Flashcards

(327 cards)

1
Q

Wat is een cel?

A

Een cel is het kleinste eenheid die al onze genetische informatie bevat. Alle lichaamssystemen zijn opgebouwd uit cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem een paar celtypen

A

Voorbeeld: Rode bloedcellen, dekweefselcellen (huid), skeletspiercellen, lichtgevoelige cellen, zenuwcellen, vetcellen, geslachtscellen, haarcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn Organellen?

A

Dit zijn onderdelen van een cel die ervoor zorgen dat de cel zijn functie kan uitvoeren. Elk onderdeel heeft een andere functie in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het celmembraan?

A

Dat is het jasje aan de buitenkant van de cel gemaakt van vloeistof. Dat vloeistof bestaat uit vetachtige moleculen, waarin dus eiwit moleculen in drijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de eiwitmoleculen die in de vetachtige moleculen van het celmembraan drijven?

A

Deze eiwitmoleculen werken als receptoren: Ze laten alleen nuttige stoffen binnen zoals O2 en vetachtige stoffen. (Semipermeabel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soort stoffen verstoppen het celmembraan?

A

Stoffen als vaste vetten, transvetten en glycation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Glycatie in de cel en waarom is dit slecht?

A

Dit zijn suikers (glucose) die zich vasthechten aan de eiwitten. Hierdoor is vervoer van de nodige stoffen niet meer mogelijk waardoor er een te kort komt en dus cellen niet meer goed hun taak kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld: Spiercel die niet meer goed kan samentrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het cytoplasma?

A

Geleiachtig vocht dat bestaat uit water, koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines en mineralen. Hiermee zijn de celorganellen mee omringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de celkern?

A

De celkern bevat erfelijk materiaal. In de celkern zitten chromosomen. De celkern zelf bestaat uit water, 1 of meer kernlichaampjes en meerdere netwerken van dunne draden. Een membraan om de celkern heen scheidt het cytoplasma af van de celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een chromosoom?

A

Een chromosoom bestaat uit 2 DNA-draden die in de lengte om elkaar heen zijn gedraaid. DNA (Desoxyribonucleinezuur) is de drager van alle genetische informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel chromosomen heeft 1 celkern?

A

Je hebt er in totaal 46. 23 van je moeder, 23 van je vader. De laatste 2 chromosomen (nummer 23) zijn je geslachtschromosomen (XX of XY).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het Endoplastisch Reticulum?

A

Dit zit om de celkern heen. Het bestaat uit een netwerken van membranen bij elkaar. Tussen de membranen zitten kanalen waar het vervoer plaats vind van eiwitten, lipide, calcium, moleculen zelf en ontgifting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn mitochrondrien?

A

Ook wel de energiecentrales van een cel. In mitochrondrien wordt voedsel omgezet in energie. Dit wordt gebruikt om de functie van de cel uit te voeren, bijvoorbeeld bewegen, groeien, denken. Deze zitten in de cel, tussen het cytoplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ATP?

A

Adenosinetrifosfaat: De brandstof van elke cel. Als deze niet goed werkt, kunnen aandoeningen als fibromyalgie, alzheimer, diabetes, auto-immuunziektes en nog veel meer ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor kan de functie van mitochrondrien worden verstoord?

A

Bewerkt voedsel, tekort aan voedingsstoffen, weinig of overmatig beweging, insulineresistentie, overgewicht, laaggraadige ontstekingen, reumatische aandoeningen en bestralingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het Golgiapparaat?

A

Dit slaat stoffen op die uit de cel komen maar niet meteen kunnen worden afgevoerd of gebruikt kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn lysosomen?

A

Dit deel van de cel verwerkt voeding en is het vuilnisvat van overbodige en schadelijke stoffen uit de cel. Deze zakjes zijn gevuld met enzymen en kunnen dus overtollige eiwitten, koolhydraten en vetten verteren en omzetten zodat deze opnieuw kunnen worden gebruikt. Daarnaast ruimen ze schadelijke stoffen op die niet in het cytoplasma thuis horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn ribosomen?

A

Ribosomen komen voor op het endoplastisch reticulum of in het cytoplasma. Ze hebben een belangrijke functie voor het aanmaken van eiwitten. Ribosomen zorgen voor de aanmaak van sommige hormonen en enzymen die ook uit eiwitten zijn gemaakt. RNA en proteïne is dus een belangrijk deel van proteïne synthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is RNA

A

Dit staat voor Ribonucleic Acid. RNA is een kopie van het DNA wat verschijnt bij proteïne synthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar kan je het “recept” vinden voor proteïne synthese?

A

De genen van het DNA coderen de eiwitten die nodig zijn. Alle genen bij elkaar het een genoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is chromatine?

A

Chromatine is de DNA streng die om de histonen heen zitten. Histonen zijn de verpakkingseiwitten die nodig zijn voor proteïne synthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn nucleotiden?

A

Dit is ook wel bekend als de dubbele helix van het DNA. Nucleotiden zitten aan elkaar vast met suiker deoxyribose, fosfaat groep en een BASE. Het ‘recept’ voor het maken van eiwitten staan in de basen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel Basen zijn er? Welke zijn dat?

A

Het zijn er vijf: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G), Uracil (U). In het RNA kopie van het DNA, wordt Thymine vervangen als Uracil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe en wat gebeurt er als er per ongeluk 1 letter veranderd?

A

Als er 1 letter veranderd, dan heet dat een mutatie. Het eiwit veranderd dan of wordt onwerkzaam. Dit kan bijv simpel door een typfout maar ook door zonlicht, straling en roken. Mutaties komen voor bij evoluties, erfelijke aandoeningen, resistentie ontwikkeling en kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is Apoptose?
Dat is als de cel zelfmoord pleegt bij een mutatie. Anders wordt de cel opgeruimd voor het afweersysteem.
26
Hoe kan kanker ontstaan?
Als een mutatie van een cel precies in de mechanismen zitten die voor de apoptose zorgen. Dit zijn de proto-oncogenen en de tumor suppressor genen.
27
Welke letters verbinden met elkaar?
A bindt met T C bindt met G
28
Hoe werkt het proces van Transcriptie bij proteïne synthese?
Het DNA opent zich een klein stukje waardoor er een RNA kopie kan worden gemaakt. Thymine wordt Uracil. Na het stopcodon gaat het RNA uit de celkern naar de ribosomen.
29
Hoe werkt het proces van Translatie bij proteïne synthese?
Eenmaal bij het ribosoom aangekomen wordt het RNA gelezen in codons. Er zijn zo'n 64 codons en 20 aminozuren. Dit zijn altijd in 3 letters: UGU, AGU, etc. Er zijn ook codons voor het start en stop teken, zodat het ribosoom weet wanneer het moet beginnen en stoppen.
30
Waar staat elk 3 letter codon voor?
Dit staat voor een aminozuur die aan elkaar wordt gemaakt door de ribosomen: bijvoorbeeld Cysteine (UGU) en Serine (AGU).
31
Waarvoor is celdeling nodig?
Voor groeien, repareren en voortplanten.
32
Wat is Mitose celdeling?
Mitose geldt voor lichaamscellen. Uit 1 cel komen er 2 cellen met dezelfde genetische eigenschappen. Ze zijn dus identiek.
33
Waarvoor is Mitose belangrijk?
Voor het vervangen van cellen en groei bijvoorbeeld van baby tot volwassene, huidcellen en darmwand
34
Wat is Meiose celdeling?
Dit is het onstaan van voortplantingscellen. Dit zijn dus de eicellen en de zaadcellen. Tijdens de meiose wordt het aantal chromosomen gehalveerd, zodat er bij bevruchting weer 46 chromosomen zijn. Vanuit hier gaat mitose verder.
35
Wat is een weefsel?
Een weefsel is een groep cellen bij elkaar met dezelfde functie en vorm.
36
Welke vier hoofdgroepen van weefsels zijn er?
Het epitheelweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel
37
Wat is het Epitheelweefsel (dekweefsel)?
Een laag van dezelfde soort cellen die een inwendige of uitwendig oppervlak bedekken. Dit speelt een belangrijke rol in het opnemen en afgeven van bepaalde stoffen want alle stoffen moeten hier doorheen.
38
Noem een voorbeeld van een epitheelweefsel
De bovenste huidlaag, darmen, neus, hartspier.
39
Noem 4 soorten epitheelweefsels en waar die zitten.
Gestratificeerd zuilvormig weefsel (neusholte keelholte) Plaveiselepitheelweefsel (de longen) Kubus vormig epitheelweefsel (nieren) Zuilvormig epitheelweefsel (de darmen) Gestratificeerd plaveisepitheel weefsel (de huid)
40
Wat is bindweefsel (steunweefsel)?
Dit houdt alle onderdelen van het lichaam bij elkaar. Het zit tussen de cellen en tussencelstof. Dit is soms stevig bij botten of elastisch bij bloedvaten. Het is dus belangrijk voor de verbinding tussen weefsels en organen.
41
Waaruit bestaat dit bindweefsel?
Dit bindweefsel bestaat uit cellen, vezels en stoffen als hylaronzuur en water.
42
Wat is spierweefsel?
Spierweefsels zijn meerdere spiervezels bij elkaar die kunnen samentrekken of ontspannen.
43
Welke 3 spierweefsels zijn er?
Glad spierweefsel (darmen) Hartspierweefsel (Hart) Dwarsgestreept spierweefsel (De spieren over botten)
44
Wat is zenuwweefsel?
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwweefsel wat weer bestaat uit neuronen.
45
Hoe zit het zenuwweefsel in elkaar?
Neuronen hebben per cel heel veel verbindingen met elkaar, zo is er een uitgebreid communicatie netwerk. Zo wordt informatie ontvangen, verwerkt en doorgegeven.
46
Wat is slecht voor weefsel?
Bewerkt voedsel, stress, lange autoritten en dus onvoldoende beweging.
47
Wat is het Basis Bio Regulatie Systeem?
Ook wel Insterstitium genoemd, is een water milieu waarin onze lichaamscellen zich bevinden. Dit zit overal in ons lichaam en zorgt ervoor dat cellen met elkaar in contact zijn. 2/3 van ons weefsel is BBRS.
48
Wat doet het Basis Bio Regulatie Systeem?
Alle stoffen die naar de cellen toe moeten, gaat hier door heen. Ook slaat het tijdelijk stoffen op en regelt het de zuurgraad van weefsels. Toxische stoffen blijven zo uit de buurt van organen. Dit gaat tijdens onze slaap, via de bloedvaten, lever en nieren uit ons lichaam.
49
Wat is slecht voor het Basis Bio Regulatie Systeem?
Een hoge suikerinname en een te kort aan voedingsstoffen. Bij een teveel aan gifstoffen wordt de communicatie tussen de cellen verstoord, waardoor zuurstof en voeding de cellen niet meer kan bereiken. Ook kunnen afvalstoffen niet meer goed worden afgevoerd. Hierdoor kunnen ontstekingsprocessen ontstaan.
50
Wat is goede voeding voor BBRS?
Groenten, bessen, kruiden en specerijen.
51
Wat is Homeostase?
Zelfregulatie van het lichaam. Met positieve en negatieve feedback reguleert de hypothalamus de zuurgraad, suikerspiegel, bloeddruk, temperatuur etc.
52
Hoe werkt Homeostase?
Het interne milieu wordt gevormd door de ruimten in het lichaam die niet verbonden zijn met de buitenwereld. Dit is bloed, weefselvocht en cellen. Door communicatie van chemische stofjes kan de functie van elk orgaan individueel worden aangepast naar de volledige behoefte van het lichaam.
53
Hoe werkt het binnen leven van de mond tijdens het verteren van voedsel?
In de mond zitten enzymen die helpen voedsel te verteren en voedingsstoffen op te nemen. Goed kauwen is dus belangrijk.
54
Wat doen de speekselklieren in de mond?
Deze scheiden vocht, slijm en het enzym Amylase af.
55
Wat is Amylase?
Amylase breekt zetmeel af in verteerbare suikers. Dit is nodig, omdat meervoudige suikers niet opgenomen kunnen worden in het bloed. Amylase overleeft de zure maag niet dus wordt opnieuw toegevoegd in de twaalfvingerige darm door de alvleesklier.
56
Wat is de functie van de slokdarm?
De slokdarm van ongv. 25 cm heeft de transportfunctie tussen de mond en de maag.
57
Wat is de Reflux?
De reflux is een spier die onderaan de slokdarm en begint bij de maag. Deze spier ontspant zich als er voedsel komt en spant zich aan om maagzuur in de maag te houden.
58
Wat is de maag?
De maag is een gespierde zak die maagsappen uitscheidt als er voedsel binnen komt. Dit gebeurt tijdens het kneden. De maag leeg is even groot als je vuist en dit kan 2-3x vergroot worden bij voedsel.
59
Wat doet de maag?
De maag kneedt voedsel en transporteert voedingsresten naar de darmen toe. Ook dood het bacteriën en schimmels die in het voedsel zitten.
60
Waaruit bestaat maagsap?
Water, slijm, het enzym pepsine, intrinsieke factor en zoutzuur.
61
Wat doet het enzym pepsine?
Dit breekt de eiwitten af.
62
Wat doet het intrinsieke factor in de darm?
Dit zorgt ervoor dat vitamine B12 in de darm kan worden opgenomen.
63
Waarmee staat de maagwand mee in contact?
Met de nervus tragus. Als je dus boos, gestrest en pijn hebt dan verteer je dus minder goed en reageert je maag hierop.
64
In welk deel van de maag worden vetten verteerd?
Bovenin de maag. Dit deel kan zich goed samen kneden.
65
In welk deel van de maag worden koolhydraten en eiwitten verteerd?
Onderin de maag. Dit deel kan zich minder goed samen kneden.
66
Hoelang duurt het na een maaltijd voordat de maag weer leeg is?
Dit duurt ongeveer 3 uur en 2 uur langer als het eten erg vettig is.
67
Wat is de Dunne Darm?
De dunne darm is deel van het spijsverteringssysteem en is ongeveer zo'n 200 vierkante meter. In deze darm zitten heel veen kleine darmvlokken die afgebroken voedingsstoffen opnemen. Ook zit er een lymfevat die het vet opneemt uit de darminhoud.
68
Hoe werkt het verteringsproces van de dunne darm?
De zure brij van de maag wordt in de dunne darm eerst alkalisch gemaakt, dus boven de 7 pH en het vocht wordt eruit gehaald. Er komen verder ook enzymen en melkzuur vormende micro-organismen vrij. Deze zorgen voor dat de zuurgraad ideaal is voor het opnemen van vitaminen en mineralen door slijmvliezen.
69
Waar gaan die voedingsstoffen naar toe?
De kleine bloedvaten van de darmen gaan met de voedingsstoffen komen uit in de poortader, die vervolgens uitmondt in de lever. Alle voedingsstoffen worden daar gecontroleerd.
70
Waaruit bestaat de dunne darm?
De twaalfvingerige darm, de nuchtere darm en de kronkeldarm.
71
Wat is de twaalfvingerige darm?
De twaalfvingerige darm is het eerste deel van de dunne darm. Dit is 25 cm lang (twaalf vingers naast elkaar dus).
72
Wat gebeurt er in de twaalfvingerige darm?
De spijsbrij uit de maag wordt geneutraliseerd. Dit komt door het alvleeskliersap die samen komen met het spijsbrij.
73
Welk hormoon zorgt ervoor dat er alvleeskliersap vrij komt?
Het hormoon heet Secretine.
74
Waaruit bestaat alvleeskliersap?
Natriumbicarbonaat, Amylase, Trypsine voor verdere afbraak van eiwitten met peptiden en aminozuren, Lipase voor het afbreken van vet in glycerol en vetzuren.
75
Wat is de alvleesklier?
Dit is het grootste klier in ons lichaam, zo ongv. 15 cm. Deze klier produceert hormonen als insuline en glucagon en reguleert de bloedsuikerspiegel. Daarnaast worden er dus spijsverteringsenzymen en alvleeskliersap afgegeven in de twaalfvingerige darm.
76
Wat is slecht voor de alvleesklier?
Teveel koolhydraten eten wat dus ten koste gaat van de productie van enzymen en grote problemen bezorgt in de spijsvertering, zoals: opgeblazen gevoel, obstipatie, plakkerige ontlasting en voedsel intoleranties.
77
Waar wordt gal geproduceerd?
In de galblaas, in de buurt van de lever.
78
Waaruit bestaat gal?
Galzuren zouten en Lipasen. Deze stoffen breken het vet af en worden op deze manier door het lichaam opgenomen.
79
Wat is de Papil van Vater?
Dit is het buisje waar de gal en de alvleesklier samen uitmonden in de twaalfvingerige darm.
80
Wat is de Sfincter van Oddi?
Dit is de kringspier die de Papil van Vater samen verbindt met de twaalfvingerige darm.
81
Welke mineralen zorgen ervoor dat deze kringspier goed blijft werken?
Magnesium en Zink
82
Wat gebeurt er als dit minder goed werkt?
Dan krijg je heftige klachten zoals buikpijn, diarree en braken.
83
Wat is de Nuchtere darm?
Dit is vanaf het twaalfvingerige darm tot aan de kronkeldarm. In dit deel vindt het grootste deel van de vertering plaats en opname van voedingsstoffen.
84
Wat is de Kronkel darm?
Ook wel het Ileum, is het laatste stuk van de dunne darm. Dit deel bevat veel kronkels en veranderd continu van vorm omdat het continu in beweging is. Dit deel transporteert de brij naar de dikke darm toe.
85
Waarvoor zijn de darmvliezen in de kronkeldarm?
Deze slijmvliezen maken darmsap aan, zo'n 2L. Dit sap en slijm is nodig voor het transport en de bescherming van de darmwand.
86
Welke stoffen breken de enzymen af in de kronkeldarm?
De darmwand geeft enzymen af die helpen bij verdere vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten.
87
Wat is een ander woord voor de Dikke Darm?
Karteldarm of Colon
88
Hoe heet de klep waar de kronkeldarm in de karteldarm uitmondt?
Klep van Bauhin, klep van Tulp.
89
Waarvoor is deze klep belangrijk?
Deze klep zorgt ervoor dat de darminhoud en de darmbacteriën niet terug kunnen stromen in de dunne darm. Gebeurt dit wel, dan krijg je last van vocht en mineralen verlies en vettige diarree.
90
Wat precies komt in de karteldarm terecht?
Onverteerbare voedsel resten
91
Wat is de Darmflora?
Ook wel darmmicroboom genoemd, zijn levende bacteriën. Hiervan hebben we ongeveer 1kg van en zij gebruiken vezels, suikers, zetmeel en eiwitten als voeding. Ook wordt er extra water en zouten uit de voedselresten gehaald in de karteldarm.
92
Hoe ontstaat de geur van rotte eieren?
Bij afbraak van bepaalde eiwitten komen er echter zwavelgassen vrij. Zowel bacteriën met en zonder zuurstof zorgen voor de omzetting van deze stoffen, die normaal reukloos zijn.
93
Wat betekent Aeroob?
Met zuurstof
94
Wat betekent Anaeroob?
Zonder zuurstof
95
Wat voor soort afvalproduct creëren darmbacteriën?
Vitamine K, soorten Vitamine B en een aantal zouten en water. Dit wordt onttrokken van de ontlasting.
96
Hoe komt de ontlasting uiteindelijk terecht bij de endeldarm?
Door samentrekkingen van de karteldarm wordt de ontlasting naar het opstijgende deel, dwarse deel en uiteindelijk de endeldarm getransporteerd. Dit duurt tussen de 15-20 uur.
97
Wat is de endeldarm?
Dit is het laatste stukje van de karteldarm waar de ontlasting wordt bewaard voordat het wordt getransporteerd naar de anus.
98
Wat is de functie van de anus?
De 4cm lange anus sluit de endeldarm af. Het heeft 2 kringspieren die kunnen openen en sluiten bij de stoelgang. Dit om te voorkomen dat ongewenste micro-organismen de endeldarm in gaan.
99
Wat zijn bestanddelen van onze ontlasting?
Water, slijm, calcium, magnesium, ijzer, galkleurstoffen, onverteerbare en onverteerde voedselresten, bacteriën en afgebroken darmwandcellen.
100
Wat is de functie van de lever?
De lever zorgt voor glucose omzetten in glycogeen en andersom (bloedsuikerspiegel), voedingsstoffen controleren, gifstoffen afbreken, opslaan van diverse mineralen en vitamines, aminozuren omzetten in andere aminozuren voor eiwitproductie EN NOG VEEL MEER.
101
Hoe komen deze stoffen naar de lever toe?
Vanuit de darmen komen ze via de poortader naar de lever toe.
102
Wat krijgt de lever onder andere te verwerken?
Bewerkte voeding, alcohol, nicotine, drugs, medicijnen, hormonen uit vlees, de pil, hormoonzalf, inkt van tatoeages, zware metalen zoals kwik en gifstoffen uit groente en fruit.
103
Wat is biotransformatie?
Dit is het ontgiften van bepaalde stoffen. Enzymen helpen met chemische omzettingen van stoffen. Biotransformatie komt ook voor in de nieren, longen, darmen, geslachtsorganen en nog veel meer.
104
Hoe werkt de detoxificatie van de lever?
De lever heeft 2 soorten biochemische processen. Tijdens deze 2 fasen worden schadelijke stoffen omgezet in water oplosbare stoffen. Deze afvalstoffen gaan via de galblaas/darmen of via de nieren/urine uit het lichaam.
105
Hoe werkt Fase 1: transformatie?
P450-enzymen maken toxines, drugs, pesticiden, hormonen, zware metalen en stoffen uit ons immuunsysteem zoals Histamine onschadelijk. Dit proces omvat oxidatie, reductie en hydrolyse waardoor stoffen nog schadelijker kunnen worden. Hiervoor is fase 2.
106
Welke nutriënten zijn nodig voor dit proces?
Chlorofyl, glutathion, antioxidanten, B-vitaminen, carotenoïden/flavonoïden, vitamine A-C-D-E en magnesium.
107
Hoe werkt Fase 2: Conjugatie?
Stoffen uit fase 1 worden door enzymen die specifieke stoffen kunnen afbreken verder water oplosbaar gemaakt. In dit proces worden de stoffen gekoppeld aan andere moleculen, waardoor ze wateroplosbaar worden en inactief. Vanuit hier kan dit worden uitgescheiden via ontlasting en urine.
108
Welke nutriënten zijn nodig voor dit proces?
Aminozuren zoals glutamine, glycine, taurine, cysteïne, methionine, zwavel(verbindingen), choline, B-vitaminen, zink, ijzer en koper.
109
Hoe zit dat met erfelijkheid?
De werking van ontgiften is erfelijk, bijvoorbeeld niet goed tegen alcohol kunnen etc. Als fase 1 niet goed loopt kunnen er veel vrije radicalen ontstaan, waardoor weefselschade voorkomt.
110
Waarmee staat de lever mee in contact?
Spieren, pezen, nagels, ogen en geslachtsorganen.
111
Welke klachten kunnen er ontstaan bij een niet optimaal werkende lever? Noem er tenminste 3.
Geelzucht, droge branderige vermoeide ogen, duizeligheid, bloedarmoede, vermoeidheid, hoofdpijn, menstruatieklachten, spierkrampen, stijve gewrichten, overgangsklachten, hartritme stoornissen en slapeloosheid.
112
Wat is bloed?
Bloed is een vloeistof die in ons lichaam circuleert om voedingsstoffen en afvalstoffen uit onze stofwisseling af te voeren.
113
Wat is de functie van bloed en dus het circulatiesysteem?
Via de bloedsomloop en lymfesysteem worden voedingsstoffen, afvalstoffen, warmte, zuurstof, koolstofdioxide en hormonen getransporteerd naar de juiste plek.
114
Waaruit bestaat bloed?
90% water, de rest is bloedplasma (vocht en eiwitten), en bloedcellen.
115
Welke bloedcellen zijn er?
Erytrocyten, leukocyten en trombocyten.
116
Wat is de functie van erytrocyten?
Rode bloedcellen zorgen voor het transport van zuurstof en koolstofdioxide tussen longen en weefsels in het lichaam.
117
Wat is de functie van leukocyten?
Witte bloedcellen zijn groter dan rode bloedcellen en zijn een belangrijk onderdeel van het immuunsysteem.
118
Wat zijn trombocyten?
Bloedplaatsen zijn fragmenten van cellen. Ze zorgen bij beschadiging (wond) voor bloedstolling, waardoor er herstelling plaats kan vinden. Levenscyclus is tussen de 8-10 dagen.
119
Waar worden rode bloedcellen gemaakt?
In het rode beenmerg, diep in de botten.
120
Wat is de kleine bloedsomloop en hoe werkt die?
Dit begint bij de rechterkamer van het hart. Zuurstofarm bloed gaat via de vertakking van de longslagader naar de linker en rechter long toe. Deze monden uit in de longblaasjes in de longen. Koolstofdioxide wordt afgegeven aan de longen en in de plaats komt er zuurstof.
121
Wat is de grote bloedsomloop en hoe werkt die?
Dit begint bij de linkerkamer na de kleine bloedsomloop. Het zuurstofrijke bloed gaat naar de aorta, wat zich vertakt in slagaders, wat zich verder vertakt naar haarvaten die uitkomen bij de organen. Zo krijgen organen en weefsels zuurstof. Hierdoor komt er koolstofdioxide vrij, wat vervolgens via de aders en de holle ader terug gaat naar de rechterboezem.
122
Wat zijn slagaders?
Dit zijn type aders met een dikkere wand omdat zij onder hoge inspanning overal naar het lichaam zuurstof moeten voorzien. Ze bewegen mee met het ritme van het hart. Dit is dus altijd zuurstofrijk bloed.
123
Wat zijn aders?
Dit zijn type aders met een minder dikke wand, want hierin zit alleen zuurstofarm bloed. Aders gaan naar het hart toe.
124
Wat zijn kransslagaders?
De kransslagaders zijn een vertakking van de aorta. Dit geeft ons eigen hart zuurstofrijk bloed.
125
Hoe wordt het bloed van de benen naar het hart terug getransporteerd?
Via spierwerking wordt het weer terug omhoog gestuwd.
126
Wat is het hart?
Het hart is een holle spier die door zich samen te trekken bloed door het lichaam heen pompt.
127
Waaruit bestaat het hart?
Het hart bestaat uit twee helften: de linker hart helft (grote bloedsomloop) en de rechter hart helft (kleine bloedsomloop). Elk hart helft heeft een boezem en een kamer.
128
Wat is het verschil tussen deze twee hart helften?
Het spierweefsel van de linker hart helft is een stuk dikker dan die van de rechter, omdat dat deel het bloed naar het hele lichaam door pompt.
129
Welke hartkleppen zitten er in de linker hart helft?
De mitralisklep naar de aortaklep.
130
Welke hartkleppen zitten er in de rechter hart helft?
De tricuspidalisklep naar de slagader klep.
131
Waarvoor is water zo belangrijk in het bloed?
Door water kunnen voedingsstoffen door de kleinste haarvaatjes naar lichaamscellen toe. Ook zorgt het voor warmte behouden en een goede zuurgraad behouden door te binden met elektrolyten.
132
Welke elektrolyten zijn belangrijk voor een optimale zuurgraad van bloed? Noem er 3.
Natriumionen, Kaliuminonen, Calciuminonen, Magnesiuminonen, Fosfaatinonen, Bicarbonaationen, Chloorionen.
133
Waarvoor dienen eiwitten in het bloed?
Ze houden de zuurgraad op peil, ze helpen met het vervoeren van koolhydraten, vitaminen en hormonen en helpen met het afweersysteem.
134
Wat is de systolische bloeddruk?
Dit is ook wel de bovenbloeddruk, wanneer dus de linkerkamer zich aanspant.
135
Wat is de diastolische bloeddruk?
Ook wel de onderbloeddruk, wanneer de linkerkamer zich ontspant.
136
Wat is een normale bloeddruk?
Zo ongeveer 120/80
137
Wat is het lymfevaatstelsel?
Dit is een netwerk van heel veel kleine vaten die overbodig vocht (lymfe) van de weefsels verzamelt. Dit bestaat voornamelijk uit vet, bacteriën en virussen en afvalstoffen.
138
Wat is de Thymus?
Dit is het boven het hart tussen de sleutelbenen in. Dit is een van de belangrijkste organen van het afweersysteem. De Thymus produceert T-cellen die onderscheid maken tussen lichaamsvreemde en lichaamseigen cellen (afweersysteem).
139
Wat is MALT?
Staat voor Mucosa Associated Lymphoid Tissue. De MALT zorgt voor opsporing van indringers. Het zit dus op strategische plekken in het lichaam, ingeweven in een ander orgaan.
140
Noem een plek waar MALT voorkomt
De keelamandelen zijn bijvoorbeeld deel van MALT.
141
Waar bevinden zich lymfeklieren? Noem er 3.
Hals, nek, oksels, langs de luchtpijp, darmen en liezen.
142
Wat zijn chylomicronen?
Dit zijn afgebroken vetzuren en glycerol, dankzij lipasen en gal vanuit de dunne darm. Chylomicronen zijn de grootste lipoproteinen die er zijn. Ze passen dus niet in de bloedvaten.
143
Wat is de functie van chylomicronen?
Deze transporteiwitten zorgen ervoor dat de lymfevaten van de darmvlokken beter vetten kunnen opnemen. Door de grote borstbuis worden ze opgenomen in het bloed. Daar onttrekt lipoproteinelipase daaraan triglyceriden. Dit wordt afgebroken naar HDL en VLDL, dat verder naar de lever toe gaat.
144
Wat is HDL?
Dit staat voor High Density Lipoproteinen.
145
Wat is VLDL?
Dit staat voor Very Low Density Lipoproteinen.
146
Hoe kan de stroming van lymfevaten in beweging blijven?
Door spieren wordt de stroming van lymfeklieren geactiveerd.
147
Waaruit bestaat urine?
95% water, elektrolyten, creatinine, ureum, urinezuur, urobilline, medicatie, afbraakproducten van eiwitten en aminozuren GEEN BACTERIEN
148
Welke 3 waarden van het bloed houdt het urinestelsel in constant?
De bloeddruk, bloedzuurgraad en hoeveelheid afvalstoffen in het bloed.
149
Wat is de functie van de nier?
De nieren filteren afvalstoffen uit het lichaam. De nier heeft verbinding met bloedvaten, zenuwtakken, lymfevaten en de urineleider.
150
Wat precies wordt gefilterd door de nier?
Plasma, kleine stoffen en elektrolyten.
151
Waar wordt vloeistof in de nier opgevangen?
In het kapsel v. Bowman. Dit is een membraan dat 1 cel dik is. Dit zit om de nier heen. Dit vloeistof wordt ook wel voorurine genoemd.
152
Wat zijn nefronen?
Dit zijn niercellen. Zij produceren urine.
153
Hoe werkt de filtratie?
Via bloedvaatjes filteren de nefronen het bloed. Uiteindelijk komt dit op een verzamelbuis terecht en gaat dit naar de urineleider toe.
154
Wat is de Proximale Tubulus?
Dat is het 1e deel van het tunnelsysteem.
155
Welke stoffen worden bij de proximale tubulus opnieuw reabsorbeert?
Elektrolyten, water, aminozuren, glucose en bicarbonaat.
156
Wat is de Lis v Henle?
De Lis van Henle is het deel wat is vernauwd van het tunnelsysteem
157
Welke stoffen worden bij de Lis v Henle opnieuw reabsorbeert?
In het 1e deel alleen water en in het laatste deel alleen zouten. Dit moet in balans zijn.
158
Wat is de Distale Tubulus?
Dit is het eindstuk van het tunnelsysteem.
159
Welke stoffen worden bij de Distale Tubulus opnieuw reabsorbeert?
Laatste restjes natrium, chloride en water om te fine tunen.
160
Welke stoffen worden bij secretie in het tunnelsysteem gebracht?
Urinezuur, sommige geneesmiddelen, kalium, H+(waterstof)
161
Wat is de functie van de nierbekken?
Hierin verzamelen de nieren het urine voordat het naar de urineblaas gaat.
162
Wat is de Ureter?
Ook wel urineleider, is de transportbuis van nier naar urineblaas. De urineleider maakt 3x per minuut samentrekkende peristaltische bewegingen waardoor urine in de blaas wordt geperst.
163
Wat is de urineblaas?
Hier wordt urine verzameld voordat het uit het lichaam gaat.
164
Wat is de inwendige kringspier?
Dit is onderdeel van de blaaswand, hierop hebben wij geen controle.
165
Wat is de uitwendige kringspier?
Dit is onderdeel van de bekkenbodem spieren, hierop hebben wij wel controle.
166
Hoelang is de urinebuis van een vrouw?
4 cm
167
Hoelang is de urinebuis van een man?
15-20 cm
168
Wat is polyurie?
Dit betekent veel plassen
169
Wat is oligurie?
Dit betekent weinig plassen.
170
Wat is anurie?
Dit betekent niet plassen.
171
Waarom is inademen via de neus beter?
In de neusholte zitten er trilhaartjes met slijmstof. Zo blijven er stofdeeltjes, bacteriën en infecties uit het lichaam. Zo'n 95% van de ingeademde lucht wordt hiermee gefilterd.
172
Hoe ontstaat klankvorming?
Via het uitademen uit de mond, gaat de lucht langs onze stembanden af. Hierbij speelt ook beweging van de tong en lippen een rol.
173
Wat is de functie van de keelholte?
Via een klepje van de keelholte kan er een splitsing worden gemaakt tussen de voedselweg en luchtweg. Zo kan er dus geen eten in onze luchtpijp komen en andersom.
174
Wat is de functie van het strottenhoofd?
Dit deel is betrokken bij de ademhaling, maken van geluid en bescherming van de luchtpijp.
175
Wat is de functie van de luchtpijp?
De haren in de luchtpijp registreren wanneer er voedsel erin komt, waardoor je dus gaat hoesten.
176
Wat zijn de bronchiën?
Dit is de splitsing van de luchtpijp: 1 voor de linkerlong en voor de rechterlong.
177
Wat is de functie van Bronchiolen/Bronchioli/Longhilus?
Via een opening in het longvlies waar de bronchus, aders, zenuwen en lymfevaten door heen gaan is het mogelijk om een zuurstof wisseling te hebben. Dit zie je aan de zijkant van de longen zitten.
178
Wat is de A pulmonalis?
Dit is de longslagader dat zuurstofarm bloed van het hart naar de longen pompt.
179
Wat is de V pulmonalis?
Dit is de longslagader dat zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart toe pompt.
180
Uit hoeveel kwabben bestaat de rechterlong?
3
181
Uit hoeveel kwabben bestaat de linkerlong?
2
182
Wat is de functie van Alveoli?
Ook wel longblaasjes, deze nemen het zuurstof op in het bloed en neemt koolstofdioxide uit het bloed. Door de alveolaire membraan en de capillair die op elkaar zitten is er een optimale gasuitwisseling.
183
Wat is de functie van de Pleura?
Ook wel longvlies, houdt de longen in zijn behoorde vorm. Door vloeistof is er oppervlakte spanning.
184
Uit welke onderdelen bestaat het motorisch stelsel?
Botten, gewrichten, spieren en pezen.
185
Wat zijn de vier belangrijkste functies van het skelet?
Stevigheid, weke delen beschermen, spieren vasthechten en bloedcellen vormen.
186
Welke belangrijkste soort beenderen heeft het skelet?
Pijpbeenderen, platte beenderen, korte beenderen, sesam beenderen en wervels.
187
Noem een voorbeeld van pijpbeenderen.
Opperarm, ellepijp, spaakbeen, dijbeen, scheenbeen, kuitbeen.
188
Noem een voorbeeld van platte beenderen.
De ribben, het bekken, het borstbeen, het schouderblad, darmbeen.
189
Wat zijn kortere beenderen?
Dit zijn kleine korte botjes zoals de vingerkootjes of voetkootjes.
190
Wat houden de wervels in?
Een wervel is een deel van de wervelkolom, dus de ruggengraat. Dit zijn ongeveer 33/34 wervels.
191
Wat zijn sesam beenderen?
Dit zijn "zwevende" beenderen die vast zitten aan een pees: de knie.
192
Hoe kan je het beste zorgen voor je botten?
Genoeg beweging: krachtige botten. Ook voeding met vitamine A, C, D, calcium en fosfaat is belangrijk.
193
Wat zijn de vier belangrijkste functies van spieren?
Stevigheid, weke delen beschermen, warmte produceren en beweging.
194
Wat is de Tonus als t gaat om spieren?
Dit noemen we ook wel de rustspierspanning. Onze spieren staan dus altijd onder een bepaalde spanning.
195
Welke 3 soorten spierweefsel hebben wij in ons lichaam?
Dwarsgestreept spierweefsel, hartspierweefsel en glad spierweefsel.
196
Wat is dwarsgestreept spierweefsel?
Dit is spierweefsel die wij met controle kunnen aansturen. Deze spieren zitten willekeurig in het lichaam en worden na lang gebruik vermoeid.
197
Wat is gladspierweefsel?
Dit is spierweefsel waar wij geen controle over hebben. Dit zit bijvoorbeeld in de maag/darm en baarmoeder. Deze worden niet moe.
198
Wat is hartspierweefsel?
Dit is bijzonder spierweefsel: het is dwarsgestreept en onvermoeibaar als gladspierweefsel. Dit zit om het hart heen.
199
Wat zijn mitochondriën in spieren?
Dit zijn de energiefabriekjes in de spieren die glucose opslaan en dus verbranden om energie op te wekken.
200
Wat is actine en myosine?
Dit zijn onderdelen van het spierweefsel die ervoor zorgen dat de spieren langer en korter wordt. Dit noemen we samentrekken.
201
Waaruit bestaat een spier?
Volgorde: Pees, spierbuik, fasciculi (spierbundels), spiervezels, spiercellen die samen gevoegd zijn.
202
Wat is het endomysium?
Dit is de laag om de spiervezels heen
203
Wat is het perimysium?
Dit is de laag om elke spierbundel heen
204
Wat is het epimysium?
Dit is de laag om de spier zelf
205
Hoe heet de neurotransmitter dat nodig is voor activiteit van de spier?
Acetylcholine
206
Hoe heet het enzym wat acetylcholine neutraliseert? (dus de spier ontspant zich)
Acetylcholinesterase
207
Wat is een reflex?
Dit is een onbewuste beweging wat via het ruggenmerg wordt aangestuurd. Dit kan levensreddend zijn.
208
Wat zijn hormonen?
Dit zijn chemische stofjes die boodschappen overbrengen via de bloedbaan. Zo wordt iets in beweging gezet.
209
Hoe ontstaat er een onbalans in het hormoonstelsel?
Als er 1 specifiek hormoon uitvalt, dan heeft dat ook weer invloed op de aanmaak van andere hormonen. Zo krijg je dus vaak klachten. Het werkt niet om dan puur op de hormoon klachten te focussen: je moet kijken naar het 1e specifieke hormoon dat nodig is voor dat evenwicht.
210
Wat zijn endocriene klieren?
Dit zijn klieren die hormonen direct afgeven in het bloed.
211
Wat zijn exocriene klieren?
Dit zijn klieren die hun product afgeven via buisjes binnen of buiten het lichaam. Deze geven geen hormonen af.
212
Welke klieren zijn zowel endocrien als exocrien?
Alvleesklier en geslachtsklieren.
213
Noem tenminste 3 belangrijke endocrien klieren
Hypothalamus, hypofyse en epifyse (hersenen), bijschildklieren, schildklier, thymus (keel), bijnieren, alvleesklier, geslachtsklier.
214
Hoe heet de klier in onze hersenen dat het zenuwstelsel met het hormoonstelsel verbindt EN deel is van het limbisch systeem? (emoties, gevoelen, motivatie)
De hypothalamus.
215
Waar wordt het groeihormoon somatotropine aangemaakt?
In het voorkwab van de hypofyse.
216
Welke hormonen reguleert de achterkwab van de hypofyse?
Het andtidiuertisch hormoon en oxytocine.
217
Welke hormonen maakt de hypofyse aan voor de werking van de schildklier?
Het thryoid stimulerend hormoon.
218
Welke hormonen maakt de hypofyse aan voor de werking van de bijnierschors?
Het adrenocorticotroop hormoon.
219
Welke hormonen maakt de hypofyse aan voor de werking van de geslachtsklieren?
Vrouw: follikelstimulerend hormoon en prolactine hormoon Man: Het luteiniserend hormoon
220
Wat is de functie van de bijschildklieren?
Zorgen voor de juiste concentratie calcium in het bloed, kalkstofwisseling in de botten, verantwoordelijk voor parathormoon en vitamine D.
221
Wat is de functie van de thymus?
Aanmaak van de T-lymfocyten en het hormoon thymosine. Deze klier verdwijnt na puberteit.
222
Welke 3 hormonen worden waar gemaakt in de bijnierschors?
In de buitenste laag wordt aldosteron gemaakt, in de middelste cortisol en in de binnenste laag androgenen en oestrogenen.
223
Wat is de functie van aldosteron?
Dit bepaalt de bloeddruk en laat nieren water vasthouden.
224
Wat is de functie van cortisol?
Vertering, afweersysteem en slaap-waakritme.
225
Wat is de functie van androgenen en oestrogenen?
Bevorderd de lichamelijke kenmerken van de man en vrouw.
226
Welke hormonen worden aangemaakt in het bijniermerg?
Adrenaline en nonadrenaline.
227
Wat is de functie van adrenaline?
Vecht-vlucht, aangemaakt bij heftige emoties, hart gaat sneller, bloeddruk stijgt, glucogeen omzetten in energie.
228
Wat is de functie van noradrenaline?
Zorgt voor bloeddruk, invloed op stemming, spanning, angst, opwinding
229
Welk hormoon maakt de schildklier aan?
Thyroxide: regelt de stofwisseling.
230
Welke 2 vormen van thryoxide zijn er?
Tri-jood thyronine (T3) em T4 met dus 4 jodiumatomen.
231
Door welk orgaan wordt T4 naar T3 omgezet?
In de lever. T4 is dus een voorhormoon van T3.
232
Welke stof wordt er in de schildklier aangemaakt, dat nodig is voor de homeostase van calcium en fosfaat?
Calcitonine.
233
Waaruit bestaat T3?
1x Thyreoglobine met 3x jodide atomen.
234
Waaruit bestaat T4?
1x Thyreoglobine en 4x jodide atomen.
235
Wat is de volgorde van deze schildklier stoffen voor de negatieve feedback van de bloedsuikerspiegel?
THR in de hypothalamus, TSH in de hypofyse en dan T3/T4 in de schildklier.
236
Wat is hyperthyreoidie?
Dat is wanneer de schildklier te snel werkt, waardoor je een te snelle stofwisseling ontwikkelt.
237
Welke symptomen horen bij hyperthyreoidie? Noem er 3.
Snelle hartslag, kortademigheid, dorst, eetlust, diarree, buikpijn, tumoren in spieren, zweten, menstruatieklachten, nervositeit, prikkelbaarheid, depressie, slaapgebrek, verhoogde lichaamstemperatuur, warmte intolerantie, gewichtsdaling, vermoeidheid.
238
Wat is hypothyreoidie?
Dit is wanneer de schildklier te langzaam werkt, waardoor je een langzame stofwisseling ontwikkelt.
239
Welke symptomen horen bij hypothyreoidie? Noem er 3.
Trage hartslag, obstipatie, snel koud hebben, myxoedeem, menstruatieklachten, gewichtstoename en vermoeidheid.
240
Wat is de functie van melatonine?
Invloed op je vruchtbaarheid en slaap-waakritme.
241
Waar wordt melatonine aangemaakt?
In de epifyse.
242
Waar wordt glucagon en insuline aangemaakt?
In de eilandjes van Langerhans (alvleesklier).
243
Wat is glucagon?
Dit is opgeslagen glucose als brandstof in de spieren en lever.
244
Waarvoor is somatostatine belangrijk?
Dit bewaart de balans tussen insuline en glucagon.
245
Hoe werkt de bloedsuikerspiegel?
Na het eten krijg je glucose in je bloed, waardoor insuline moet worden aangemaakt om glucose op te kunnen slaan. Als er te weinig glucose is, wordt glucagon afgegeven in het bloed. Dit gebeurt bij inspanning voor brandstof= energie.
246
Wat is katabolisme?
Dit is als de voorraad glycogeen en vetten uit lever en spieren wordt aangesproken om de bloedsuikerspiegel te herstellen of om brandstof te creëren.
247
Hoe kan eventueel obesitas en leververvetting ontstaan?
Als de voorraad glycogeen voldoende is en er geen glycogeen meer bij kan, dan wordt het opgeslagen in het onderhuids bindweefsel.
248
Onder welk hormoon wordt de rijping van de eicel en oestrogeen aangemaakt?
Follikel stimulerend hormoon
249
Uit welke 3 lagen is de huid opgebouwd?
De opperhuid, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel.
250
Waaruit bestaat de opperhuid?
De hoornlaag, glanslaag, korrellaag, stekelcellenlaag, kiemlaag.
251
Welke delen zitten er in de lederhuid?
Tastzenuwen, haarwortels, zweet/talgklieren, bloedvaten.
252
Wat zit er in het onderhuids bindweefsel?
Hier komt veel vet voor.
253
Wat zijn de belangrijkste functies van de huid?
Bescherming, temperatuur, voelen, aanmaak van vitamine D, voedsel reserves opslaan, vocht en afvalstoffen afvoeren.
254
Wat is de functie van het immuunsysteem?
Het immuunsysteem beschermt ons tegen bacteriën, virussen, parasieten, lichaamsvreemde stoffen en afval stoffen uit ons lichaam. Een goed immuunsysteem onderscheidt goede en verkeerde stoffen.
255
Wat gebeurt er bij een auto-immuunziekte?
Het immuunsysteem keert ons eigen lichaam toe en vernietigd eigen weefsel.
256
Waarmee communiceert ons immuunsysteem?
Met zenuwvezels en met de hormonen adrenaline en noradrenaline.
257
Wat is het aangeboren afweer?
Dit keert zich tegen alle lichaamsvreemde stoffen: antigenen.
258
Wat is het verworven afweer?
Dit herkent specifieke ziekteverwekkers.
259
Wat is het eerstelijns afweer?
Het eerstelijns afweer houdt in dat alle openingen die in contact staan met de buitenwereld bekleed zijn met slijmvliezen. Dit houdt potentiële indringers tegen.
260
Noem 3 voorbeelden waar het eerstelijns afweer voorkomt.
De huid, luchtwegen, ogen, spijsvertering, urinewegen, vagina.
261
Hoe versterken goede bacteriën het immuunsysteem?
Door middel van voedselcompetitie, blokkade van bindingsplaatsen, gifstoffen aanmaken.
262
Hoe versterkt zuur in bepaalde organen het immuunsysteem?
Niet alle bacteriën kunnen tegen zuur.
263
Wat is het tweedelijns afweer?
Dit is de fase waarbij een ontstekingsreactie ontstaat. Dit is als een bacterie of virus door de eerste lijn weet te komen. Afweercellen komen dan in actie.
264
Hoe precies werkt het tweedelijns afweer?
Uit beschadigd weefsel komt er histamine en bradykine vrij. Hierdoor zorgen de endotheelcellen dat de bloedvaten wijder worden. Endotheelcellen maken vervolgens selectine waar leukocyten aan blijven plakken. Door chemotaxis ruiken leukocyten waar ze naar toe moeten. Leukocyten gaan samen dood met de ziekteverwekkers.
265
Welke soorten leukocyten gaan op infecties af?
Dendritische cellen, neutrofiele granulocyten, natural killer cellen.
266
Wat is het derdelijns afweer?
Zodra tweede niet werkt komen de T-cellen en B-cellen in actie. Deze zijn getraind om specifieke ziekteverwekkers te vernietigen.
267
Hoe werkt het derdelijns afweer?
Zodra de eerste leukocyten zijn gearriveerd, ontstaat er fagocytose. De neutrofielen scheiden IL-1 uit. Dan komen de macrofagen. De macrofaag gaat opzoek naar de ene T-cel die reageert op het antigeen. Als deze is gevonden gaat de T-cel zich delen. De T-helpercellen activeren de B-cellen in de lymfeklieren, dus ook deze cel gaat zich delen: memory B-cellen en plasma cellen. De plasma cellen maken antilichamen aan. Deze gaan zich vasthechten aan de bacterie.
268
Welke antilichamen maken plasma cellen?
IgA, IgE, IgG, IgM, IgD.
269
Waar worden T-cellen aangemaakt?
In de thymus, dan verhuizen ze naar de lymfeklieren.
270
In welke situaties wordt het antistof IgA geactiveerd?
Neusslijm, darmsap, speeksel en traanvocht.
271
In welke situaties wordt het antistof IgE geactiveerd?
Overgevoeligheidsreacties en allergieën.
272
In welke situaties wordt het antistof IgG en IgM geactiveerd?
Beide bij bacteriën en virussen.
273
Welke antistoffen worden er gemaakt door de B-cellen in het lymfatisch weefsel?
Y-globulinen
274
Wat is de functie van het zenuwstelsel?
Het zenuwstelsel ontvangt alle prikkels buiten af en binnen af. Deze informatie wordt via het zenuwstelsel gestuurd naar de hersenen om daar te worden verwerkt.
275
Hoe heten zenuwcellen?
Neuronen.
276
Wat zijn motorische zenuwen?
Dit zijn de prikkels van hersenen naar lichaam.
277
Wat zijn sensorische zenuwen?
Dit zijn de prikkels van het lichaam naar de hersenen toe.
278
Waaruit bestaat de bouw van ons zenuwstelsel?
Het centraal zenuwstelsel en het perifeer zenuwstelsel.
279
Waaruit bestaat het centraal zenuwstelsel?
De grote hersenen, de kleine hersenen, hersenstam en het ruggenmerg.
280
Wat is de functie van de hersenstam bij zenuwen?
De hersenstam reguleert de hartslag, ademhaling, bloedsomloop en het doorgeven van motorische informatie.
281
Wat is de functie van de kleine hersenen bij zenuwen?
De kleine hersenen helpen bij de fijne motoriek dat dat vloeiend voorloopt.
282
Wat is de functie van het ruggenmerg bij zenuwen?
De ruggenmerg zorgt voor de reflexen in ons lichaam. Onze zenuwen verlopen via ons ruggenmerg.
283
Wat bevindt zich in de Sulcus Centralis?
In dit centrale groeve van de hersenen bevinden zich miljoenen neuronen. Vanuit dit centrum gaan prikkels naar het hele lichaam toe.
284
Wat is de functie van het limbisch systeem (amygdala en hippocampus) als het gaat om zenuwen?
Dit deel ontvangt prikkels vanuit het lichaam.
285
Welke prikkels van organen gaan niet via het ruggenmerg, maar hebben zelf een eigen hersenzenuw?
De ogen, de oren, reuk, evenwicht.
286
Wat is de cirkel van Willis?
Dit zijn slagaders die via de hals en wervelslagaders naar de hersenen lopen om zuurstof te voorzien. Als een van de slagaders wegvalt, gebeurt dit door deze cirkel alsnog.
287
Wat is het perifeer zenuwstelsel?
Dit bevat de zenuwen die verbindingen vormen tussen het centrale zenuwstelsel en het lichaam. Bijvoorbeeld bij de organen, spieren en zintuigen.
288
Wat is het animaal zenuwstelsel?
Dit zijn alle motorische prikkels die we bewust kunnen aansturen, zoals lopen.
289
Wat is het autonome zenuwstelsel?
Dit zijn alle prikkels waar we geen bewuste invloed op hebben, zoals ons hartslag, ademhalen, etc.
290
Waaruit bestaat het autonome zenuwstelsel?
Dit bestaat uit het sympatisch zenuwstelsel en het parasympatisch zenuwstelsel.
291
Wat zijn de meningen in de hersenen?
Dit zijn de hersenvliezen met hersenvocht. Dit biedt bescherming aan ons centraal zenuwstelsel.
292
Wat is het sympatisch zenuwstelsel?
Dit gebeurt zodra er fysieke activiteit is (gaspedaal), bijvoorbeeld hart klopt sneller.
293
Wat is het parasympatisch zenuwstelsel?
Dit gebeurt zodra ons lichaam in rust en herstel (rem) is, bijvoorbeeld hart klopt langzamer.
294
Wat zijn neurotransmitters?
Dit zijn chemische stofjes in het zenuwstelsel die impulsen overbrengen. Deze worden in de neuronen geproduceerd. Dit zorgt voor communicatie van boodschappen tussen de zenuwcellen.
295
Wanneer verbruiken wij nog meer neurotransmitters dan normaal?
Bij stress, angst of depressie.
296
Wat is de neurotransmitter dopamine?
Dit is ons beloningssysteem van ons lichaam: tevredenheid, levenslust, seksuele opwinding, plezier, motivatie, leren en verslaving.
297
Welke symptomen komen voor bij een te kort aan dopamine? Noem er 3
Ziekte van parkinson, vermoeidheid, gebrek aan motivatie, concentratieverlies, verminderd gevoel van plezier, depressie, laag libido.
298
Welke symptomen komen voor bij een teveel aan dopamine? Noem er 3
Verslaving, psychoses, impulsiviteit, angst.
299
Wat is het verband tussen suiker en dopamine?
Suikerrijke producten stimuleren dopamine, maar je hebt wel steeds meer suiker nodig.
300
Wat is Tyrosine en waar zit het in?
Tyrosine is de voorloper van dopamine en zit in avocado, peulvruchten, zuivelproducten, eieren, vis, noten en zaden.
301
Wat is de neurotransmitter noradrenaline?
Dit is een opwekkende neurotransmitter dat zorgt voor motivatie, alertheid, concentratie, geheugen, herinneringen en fight or flight response.
302
Welke symptomen komen voor bij een te kort aan noradrenaline? Noem er 3
Depressie, vermoeidheid, gevoeliger zijn.
303
Welke symptomen komen voor bij een teveel aan noradrenaline? Noem er 3
Angstig, gespannen, opgewonden, hoge bloeddruk, zweten, paniek aanval, braken.
304
Wat is de neurotransmitter serotonine (5-HT)?
Dit is een kalmerende neurotransmitter, dient voor tevredenheid en geluksgevoel.
305
Waarop heeft serotonine invloed op? Noem er 3.
Eetlust, stoelgang, afgifte van spijsverteringssappen, darmperistaltiek, gevoelswaarneming, stemming, libido, slaap, leren, sociaal gedrag.
306
Wat is slecht voor de aanmaak van serotonine?
Veel suiker eten. Bij voldoende serotonine aanmaak hebben we minder behoefte aan snoepen.
307
Wat is NoCx (no communication xobiotica)?
Dit zijn alle stoffen die ons lichaam niet herkent. Bij NoCx gaat het om bijvoorbeeld suikers, verkeerde vetten, E-nummers, geur-, kleur-, en smaakstoffen, medicijnresiduen en bestrijdingsmiddelen. Omdat ons lichaam deze stoffen niet herkent, worden ze opgeslagen en stagneren ze de regelsystemen in ons lichaam. Daardoor kunnen zuurstof en voeding niet meer voldoende naar de cellen en kunnen afvalstoffen niet meer weg
308
Welke symptomen komen voor bij een te kort aan serotonine? Noem er 3
Depressie, slapeloosheid, gebrek aan libido, obsessief gedrag en verslavingen, slechte stoelgang, prikkelbaredarmsyndroom en verhoogde pijngevoeligheid.
309
Welke symptomen komen voor bij een teveel aan serotonine? Noem er 3
Het serotoninesyndroom, verwardheid, stijve spieren, versnelde hartslag, levensgevaarlijk hoge koorts.
310
De voorloper van 5-HT is tryptofaan, waar zit dat in?
Bruine rijst, rood vlees, vis, eieren, zonnebloempitten, pompoenpitten, sesamzaadjes en bananen.
311
Wat is de voorloper 5-HT?
Dit staat voor 5-hydroxytryptofaan. Dit is een aminozuur en dus ook een bijproduct van L-tryptofaan.
312
Wat is de neurotransmitter acetylcholine?
Dit is de belangrijkste chemische drager voor gedachten, geheugen, concentratie, spiersamentrekking, parasympaticus.
313
Wat is choline?
Dit is een bouwstof wat belangrijk is voor bijvoorbeeld hersenontwikkeling bij baby's. Bronnen zijn eieren, vlees, gevolgete, vis, soja en tarwekiemen.
314
Welke symptomen komen voor bij een te kort aan acetylcholine? Noem er 3
Alzheimer, leververvetting, spier-leverschade, verminderd geheugen.
315
Welke symptomen komen voor bij een teveel aan acetylcholine? Noem er 3
Lage bloeddruk, misselijkheid, diarree, vislucht ademlucht.
316
Wat is de neurotransmitter GABA?
Gamma-aminoboterzuur is een remmende functie in de hersenen, rustgever, reguleert stress en angst.
317
Wat is de neurotransmitter L-glutamaat?
Dit is het voornaamste neurotransmitter in ons lichaam en houdt GABA in evenwicht. Ook belangrijk voor geheugen, leren en stemming.
318
Waarmee is GABA in ons lichaam mee verbonden?
Het zenuwstelsel en darmen.
319
Welke symptomen komen voor bij een te kort aan GABA? Noem er 3
Depressie, schizofrenie, angst, spierkramp, onrustig
320
Welke symptomen komen voor bij een teveel aan GABA? Noem er 3
Vermoeidheid, slaperig, spierzwakte, verminderd alertheid.
321
Welke symptomen komen voor bij een te kort aan L-glutamaat? Noem er 3
Vermoeidheid, verminderde weerstand, spierpijn, langer spierherstel, darmgezondheid verminderd.
322
Welke symptomen komen voor bij een teveel aan L-glutamaat? Noem er 3
Overprikkeling, hyperactiviteit, slecht slapen, stress, darmproblemen.
323
Wat is de neurotransmitter endorfine?
Dit heeft een morfine achtige werking: pijnstillend.
324
Hoe maak je endorfine aan?
Door sport en beweging.
325
Hoe heet de zenuwstelsel van de darmen?
Enteric nervous system
326
Wat is de reden dat onze darmen ook wel ons tweede brein genoemd wordt?
In onze darmwand zitten miljoenen neuronen die communiceren via onze hersenen vica versa. Hierbij worden neurotransmitters gebruikt (serotonine). Mensen met psychische klachten ontwikkelen daarom later ook vaak darmklachten.
327
Wat is een goeie basis om de communicatie tussen hersenen en darmen goed te laten verlopen?
Goede voeding, juiste suppletie, goede leefstijl, angst en stress verminderen.