Hoofdstuk 2: ontwikkeling van antisociaal gedrag Flashcards

(22 cards)

1
Q

Definitie gedragsstoornis

A

psychiatrische stoornis: gedragsproblemen over een langere periode, niet eenmalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie antisociaal gedrag

A

alle gedrag dat niet samenstroomt met bestaande regels en normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie delinquent gedrag

A

strafbare feiten plegen, tegen de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bestudeert DSM-5?

A
  • problemen met zelfcontrole
  • rechten van anderen worden geschonden
  • conflict met normen en autoriteit
  • ontstaan in kindertijd of adolescentie
  • co-morbiditeit met andere problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

OOD: volledige naam, kenmerken en oorzaken

A

= Oppositionele-opstandige stoornis

  • langer dan 6m
  • minimum 4 kenmerken
  • ook buiten het gezin

Kenmerken
- snel geïrriteerd
- verliest snel kalmte
- vaak boos en wraakzuchtig
- stress voor zichzelf en anderen
- impact op sociaal, educatief en andere belangrijke ontwikkelingsdomeinen
- ergert vaak anderen opzettelijk
- geeft anderen de schuld van eigen gedrag
- regelmatig discussies met autoritaire figuren
- …

Oorzaken
- niet weten hoe ermee omgaan
- angstig => prikkelbaarheid

- achterstand school, complexe situaties => angsten: internaliseren of agressief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PES: volledige naam en kenmerken

A

= Periodieke explosieve stoornis

Kenmerken
- explosieve uitbarstingen (verbaal/fysiek agressief)
- geen emotionele controle
- niet gepland om een bepaald doel te bereiken
- niet eenmalig
- uitlokkende factor/oorzaak niet in verhouding met reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

NGS: volledige naam, kenmerken

A

Normoverschrijdende-gedragsstoornis

Kenmerken
- Agressief t.a.v. mensen en dieren
- vandalisme, diefstal, vernieling, … opzettelijk
- wetende dat het verkeerd is, GEEN drang
- regelovertreding
- gepland en doelmatig

Fundamenteel
- BEPERKTE PROSOCIALE EMOTIES

Casus: meisje die mishandeld werd in een gezin en daarna in pleeggezin verontrustend gedrag stelde

vb. spijbelen, weglopen en huisregels overtreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Problemen diagnose met DSM-5?

A

proces: 3/15 kenmerken nodig om vastgesteld te worden

-> kind 1: agressief, maar voor de rest niets
-> Kind 2: niet agressief, wel spijbelen etc

=> dezelfde diagnose, ander klinisch profiel!
=> doordat je aan 3/15 moet voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Problemen theorieën ontwikkeling antisociaal gedrag?

A

Vaak ofwel omgeving of persoonlijkheid bestudeerd, terwijl het een combinatie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conclusies theorieën antisociaal gedrag

A
  1. Geen statisch gegeven (niet alles is causaal en je kan niet alles voorspellen)
  2. Erkenning diverse vormen crimineel gedrag & diverse ontwikkelingslanden
  3. Resultaat van diverse bio-psycho-sociale invloeden: combinatie
  4. Risicofactoren VS causale factoren
  5. Risicofactoren en protectieve factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Definitie risicofactoren

A

Factoren die het risico op iets verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie protectieve/beschermende factoren

A

Factoren die de kans verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Equifinaliteit

A

eenzelfde uitkomst kan resulteren uit diverse risico’s

Vb. Depressie kan verschillende oorzaken hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Multifinaliteit

A

dezelfde risicofactoren kunnen uitmonden in diverse uitkomsten

Vb. Mensen gaan anders om met trauma’s: internaliserend of extranaliserend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is antisociaal gedrag genetisch doorgegeven?

A

Neen, maar via genen kan je wel doorgeven hoe je omgaat met emoties en impulsiviteit. Kunnen risicoverhogend zijn, maar niet causaal. Omgeving speelt cruciale rol!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 peilers die samen bestudeerd moeten worden

A

1) interactie (kind-ouder)
2) neurologie (genen)
3) context en omgeving

17
Q

Verschil risicofactor en uitlokkende factor

A

risicofactor verhoogt de kans op iets.

Uitlokkende factor is datgene dat ervoor zorgt dat gedrag gesteld wordt. (Vb. Ontslag)

18
Q

Het bio-psycho-sociaal model: 3 niveaus

A

1) voorbeschikkende factoren
2) uitlokkende factoren
3) onderhoudende factoren

19
Q

effecten van stress: bespreek Hypothalamus, hippocampus, frontale lob en amygdala

A

1) Hypothalamus *maakt stress aan *
—> nodig om te overleven

2) Hippocampus dempt stress
—> te veel stress = overflow in de hersenen

3) frontale lob: reguleert emoties, gedrag, aandacht en besluitvorming
—> rationeel evalueren stress, impulsen en emoties > impulsiviteit
—> onderdrukt overdreven stressreactie van o.a. amygdala
—> aangetast door te veel stress: slechtere emotie- en impulscontrole

4) amygdala: ontwikkeling angst & beoordeling gevaar
—> herkennen en verwerken van angstige situaties, zodat je in de toekomst beter kan reageren
—> vaak automatische angstreactie bij een trigger in geheugen bij gebeurtenis
vb. schrikken bij hard geluid
—> te veel = altijd angstig = stress = vicieuze cirkel

20
Q

Moffit-theorie

A

Onderzoek ontwikkelingspaden antisociaal gedrag

1) life-course persistent
= vroege starters
= als kind al antisociaal gedrag dat doorgaat naar volwassenheid

2) Adolescent-limited offenders
= late starters
= vanaf puberteit ontwikkeld en neemt af tijdens volwassenheid
= grenzen opzoeken
= stoppen door het besef dat goed gedrag stellen belonender is

21
Q

Patterson theorie

A

kenmerken kind < reactie ouder!

Hoe de ouder reageert en beloont, beïnvloedt gedragsontwikkeling van kind

‼️Opvoedingsvormen die aversief gedrag bevorderen
- weinig supervisie
- moeilijke overgangsperiode: school, gezin, breuk, …
- inconsistente discipline: niet altijd hetzelfde reageren
- negatieve discipline: zelf boos/emotioneel worden

22
Q

Kritiek Patterson

A
  1. We kunnen niet alles op opvoeding steken
  2. Ouders moeten ook behandeld worden zodat hun onderliggende problemen geen invloed meer hebben op reacties tegenover kinderen