hoofdstuk 2, paragraaf 4 Flashcards

1
Q

hoe verloopt een rechtszaak?

A

de advocaat controleert of de politie en het OM zich aan de regels houden bij het proces van opsporing en vervolging en hij verdedigt de verdachte bij een rechtszaak. voorafgaand aan de zitting krijgt de verdachte een dagvaarding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de stappen van een rechtszaak en wat houden deze stappen in?

A
  1. opening: de rechter controleert de persoonsgegevens van de verdachte en noemt zijn rechten
  2. aanklacht: de officier van justitie lees het strafbare feit voor waar de verdachte van beschuldigd wordt
  3. onderzoek: de rechter ondervraagt de verdachte. de advocaat en de officier van justitie mogen getuigen en deskundigen ondervragen
  4. requisitoir: de officier van justitie probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en eist een bepaalde straf van de rechter
  5. pleidooi: de advocaat verdedigt de verdachte
  6. laatste woord: de verdachte kan nog zijn excuses aanbieden aan het slachtoffer, zijn onschuld benadrukken of aangeven welke schade hij ondervindt van een eventuele straf
  7. vonnis: de rechter legt uit of hij bewezen acht dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en welke straf hij eventueel oplegt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer kan iemand in hoger beroep gaan?

A

als de veroordeelde of de officier van justitie het niet eens is met het vonnis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat kan iemand doen als hij het nog steeds niet eens is met het hoger beroep?

A

hij kan in cassatie gaan bij de Hoge Raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doet de Hoge Raad?

A

de Hoge Raad kijkt uitsluitend of het recht juist is toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de doelen bij een straf?

A
  • wraak en vergelding
  • afschrikking
  • voorkomen van eigenrichting
  • resocialisatie
  • beveiliging van de samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke hoofdstraffen kunnen rechters opleggen?

A

vrijheidsstraffen, taakstraffen en een bijkomende straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvoor zijn strafrechtelijke maatregelen bedoeld?

A

om schade van het misdrijf te herstellen of om de samenleving te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer legt een rechter tbs op?

A

als de dader tijdens het plegen van een misdrijf psychisch in de war was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe werkt het strafrecht voor jongeren onder de twaalf jaar?

A

ze kunnen wel door de politie aangehouden, gefouilleerd en verhoord worden maar ze komen niet voor de rechter, omdat ze strafrechtelijk niet aansprakelijk zijn voor hun daden. de politie kan wel een zorgmelding doen: de rechter kan het gezin onder toezicht stellen van jeugdzorg of de kinderen uit huis plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe werkt het strafrecht voor jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar?

A

lichte misdrijven kunnen gedaan worden via bureau Halt met een taakstraf, bij zwaardere misdrijven komt een jongere voor de kinderrechter, deze kan voor jongeren van 12-15 maximaal één jaar jeugddetentie opleggen en voor 16/17 jarigen maximaal twee jaar, ze krijgen dan onderwijs en er wordt gewerkt aan resocialisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voor welke groep geldt het adolescentenstrafrecht?

A

jongeren tussen de 16 en 23 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe werkt het adolescentenstrafrecht?

A

de rechter kan kiezen tussen het jeugdstrafrecht en het volwassenenstrafrecht: jongeren verschillen in hun ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly