Hoofdstuk 3: De presentatie van argumenten Flashcards

1
Q

Wat is een positief standpunt?

A

Probeert de propositie te rechtvaardigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een negatief standpunt?

A

Probeert de propositie te ontkrachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn expliciete indicatoren voor standpunten?

A
  • Volgens ons
  • Naar mijn mening
  • Al met al menen wij
  • Concluderend dat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn impliciete indicatoren voor standpunten

A
  • Aangezien
  • Daarom (wijst vooruit)
  • Dan ook
  • Derhalve
  • Dientengevolge
  • Dus
  • Ergo
  • Immers(wijst terug)
  • Omdat
  • Vandaar (wijst vooruit)
  • Want (wijst terug)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als niet uit de tekst het standpunt opgemaakt kan worden?

A

Dan is de context bepalend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een verklaring en argumentatie?

A

Verklaring: Hetgeen wat toeglicht wordt is algemeen aanvaard
Argumentatie: Heeft betrekking op een stabdpunt dat nog verklaard moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soms laat een schrijver iets over doen komen als algemeen aanvaard standpunt maar…..

A

In geval van twijfel als argumentatie interpreteren,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly