Hoofdstuk 3 - Wie ben ik? (Persoonlijke zaken) Flashcards
(81 cards)
1
Q
aangeboren
A
inborn
2
Q
bescheiden
A
modest
3
Q
brutaal
A
brutal
4
Q
dominant
A
dominant
5
Q
dromen
A
to dream
6
Q
dun
A
thin
7
Q
eerder
A
earlier
8
Q
eigenschap, de
A
attribute
9
Q
eigenzinnig
A
stubborn
10
Q
fotograaf, de
A
photographer
11
Q
geestig
A
witty
12
Q
kwetsbaar
A
vulnerable
13
Q
mens, de
A
person
14
Q
noemen
A
to name
15
Q
onzeker
A
Insecure
16
Q
oordeel, het
A
judgment
17
Q
optimistisch
A
optimistic
18
Q
pesten
A
Bully
19
Q
populair
A
popular
20
Q
schreeuwen
A
shout
21
Q
serie, de
A
series
22
Q
succes, het
A
success/good luck
23
Q
vertrouwen, het
A
trust
24
Q
voorstelling, de
A
performance
25
flexibel
flexible
26
hoewel
although
27
hoofd, het
head
28
koel
chilly
29
ontslag, het
dismissal/resignation
30
puberteit, de
puberty
31
respect, het
respect
32
spel, het
game
33
traditioneel
traditional
34
typering, de
Stereotyping
35
vrijheid, de
freedom
36
zorgzaam
caring
37
bedenken
think about
38
beleefd
polite
39
boos
angry
40
communiceren
to communicate
41
genuanceerd
nuanced/subtle
42
grap, de
joke
43
helemaal
completely
44
identiteit, de
identity
45
klassiek
classical
46
machteloos
powerless
47
media, de (meervoud)
media (plural)
48
situatie, de
situation
49
uitwisselen
exchange
50
voornamelijk
mainly
51
aankomst, de
arrival
52
absoluut
absolutely
53
cadeau, het
gift
54
emotie, de
emotion
55
emotioneel
emotional
56
gaaf
great
57
gillen
scream
58
huilen
cry
59
indruk, de
impression
60
inzien
look
61
nuchter
sober
62
omhoog
up
63
ontzettend
enormous/terrible
64
ontwikkelen, zich
develop
65
overtuigen
convince
66
reactie, de
reaction
67
rijk
rich
68
rugzak, de
backpack
69
schrikken
scare
70
slinger, de
Bunting
71
stellen
set/put
72
teleurgesteld
disappointed
73
terugkomen
return
74
traan, de
tear
75
tweeling, de
twin
76
verrassing, de
surprise
77
voorhoofd, het
forehead
78
vriendschappelijk
friendly
79
wang, de
cheek
80
zakken
go down
81
zoen, de
kiss
