hoofdstuk 4 Flashcards
(34 cards)
mentaliteit
attitude ten opzichte van een thema gedeeld door een meerderheid binnen een samenleving.
attitude
evaluatieve houding tegenover een attitudeobject, bestaande uit cognitief en affectief aspect.
cognitief
descriptieve kennis over attitudeobject, wat men erover weet of denkt te weten.
affectief
positieve of negatieve gevoelens die attitudeobject bij individu oproept.
vooroordelen
attitudes tegenover mensen die oordeel vellen over groepsleden en voorbijgaan aan individuele kenmerken
positieve attitudes
aantrekkelijkheid, gehechtheid
subjectieve norm over gedrag (sociale norm)
welk gedrag anderen wenselijk lijken te achten, in functie van hoeveel belang het handelend individu geeft aan mening van anderen
subjectieve macht
mate waarin men denkt gedrag naar eigen wens te kunnen uitbrengen en hindernissen te kunnen overwegen.
wat toont het onderzoek Wicker,1969
problematische relatie zelfbeschrijving en niet-verbaal gedrag na analyse van tientallen studies
leugenschaal, sociaal wenselijkheidsschaal
vragen of stellingen over gedragingen die men heel (on)wenselijk vindt, maar die weinigen consequent wel/niet vertonen.
bogus pipeline
onderzoek waarbij mensen in de waan worden gebracht dat onderzoekers middelen hebben om na te gaan of men de waarheid spreekt.
impliciete attitude
men realiseert zich niet dat het deze attitude heeft
expliciete attitude
men is zich van attitude bewust.
signaalleren
- neutrale prikkel komt simultaan voor met betekenisvolle prikkel/ gebeurtenis
- eerder neutrale prikkel wordt betekenisvol => voorwaardelijke prikkel; men gaat bepaalde gebeurtenis voorspellen adhv voorkomen van deze voorwaardelijke prikkel.
- hondje Pavlov
evaluatief leren
- neutrale prikkel krijgt evaluatieve betekenis doordat deze regelmatig samengaat met betekenisvolle gebeurtenis.
stimulusdiscriminatie
- neutrale prikkel 1 en neutrale prikkel 2 lijken op elkaar
- leerfase: neutrale prikkel 1 samen met onvoorwaardelijke prikkel en wordt voorwaardelijke prikkel, neutrale prikkel 2 komt ook voor, maar niet samen met onvoorwaardelijke prikkel.
- na leerfase: voorwaardelijke prikkel lokt voorwaardelijke respons uit, neutrale prikkel 2 lokt voorwaardelijke respons niet uit.
stimulusgeneralisatie
- neutrale prikkel 1 en neutrale prikkel 2 lijken op elkaar.
- leerfase: neutrale prikkel 1 samen met onvoorwaardelijke prikkel wordt voorwaardelijke prikkel, neutrale prikkel 2 komt niet voor.
- na leerfase: voorwaardelijke prikkel ( eerder neutrale prikkel 1 ) lokt voorwaardelijke prikkel uit, maar neutrale prikkel 2 ook.
contactconditionering, mere exposure
als potentieel attitudeobject vrij nieuw is voor individu, en niet van meet af aan sterke reacties uitlokt, kan herhaaldelijke blootstelling voldoende zijn om gunstige attitude tegenover object te laten ontstaan.
artefact
kustmatig verschijnsel; iets dat niet van nature aanwezig is
veronderstellingen mere exposure is een artefact
1) treedt alleen op bij mensen
2) treedt op als er binnen-proefpersoonsmanipulatie van aanbiedingsfrequentie is, en men zich bewust is van deze manipulaties
3) treedt op als attitudes gemeten worden via zelfbeschrijvingen of andere gedragingen die men willekeurig kan aanpassen.
kenmerken van mere exposure
- niet beperkt tot visuele waarneming
- bewuste herkenning of subjectieve vertrouwdheid niet nodig
- appreciatie wel veralgemeenbaar => positieve houding wordt veralgemeend naar attitudeobjecten met gelijkaardige kenmerken
- sterke prikkeldiscriminatie
- subtiele veranderingen in context kunnen mere exposure elimineren => weglaten van contextprikkel verstoort onstaan mere exposure niet, maar veranderen contextprikkel wel
implicaties ondeerzoek Saegert, Zajonc et al., 1973
- gunstige attitude opwekken via evaluatief leren vergemakkelijkt door mere exposure
- ongunstige attitude opwekken via evaluatief leren bemoeilijkt door mere exposure -> MAAR ook gevallen bekend waarbij ongunstige attitude opwekken vlot gaat adhv evaluatief leren; impliceert omstandigjedi waarin mere exposure minder goed werkt.
toetsbare beweringen responscompetitiehypothese ( waar of vals )
- responscompetitie leidt tot negatieve evaluatie prikkels => JA
- nieuwe prikkels lokken responscompetitie uit, die daalt met herhaald contact => JA
- nieuwe prikkels lokken evaluatieve ex-valuaties uit => NEE, neutraliteit?
- afname responscompetitie leidt tot minder negatieve evaluatie => JA
- positieve evaluatie van herhaald aangeboden prikkels als gevolg va, daling van negatieve evaluatie => NEE ONDZ Harmon-Jones en allen, 2001
2 hoofdstellingen processing fluency
- herhaald contact met prikkels vergemakkelijkt verwerking van informatie over die prikkels
- vlotte informatieverwerking ( vlotter dan individu verwacht ) lokt positief affect uit => komt tot uiting in verbale of indirecte stemmingsmetingen, maar ook in metingen van affectieve reacties tov attitudeobject.