Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Wat is conjunctuur?

A

Een regelmatige schommeling van de bestedingen en de productie rondom de capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 soorten conjunctuurgolven onderscheiden we?

A

Kondratieff, Juglar en Kitchin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Kondratieff?

A

De economische cyclus met de langste duur(50 jaar) door grote doorbraken in technologie zoals de industriële revolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is doorbraaktechnologie?

A

Een grote doorbraak in technologie wat het Kondratieff conjunctuur als gevolg heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Kitchin

A

De economische cyclus met de kortste duur (3-5 jaar) ontstaat door voorraadinvesteringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Juglar?

A

De economische cyclus tussen Kondratieff en Juglar(7-11 jaar) komt net zoals Kitchin door investeringen alleen niet in voorraden maar in vaste activa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is overbesteding?

A

Als de feitelijke productie hoger is dan de normale bezetting van de productiecapaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is onderbesteding?

A

Als de feitelijke productie lager is dan de normale bezetting van de productiecapaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke fasen onderscheiden we in de conjunctuurcyclus?

A

Opgaande fase
Hoogconjunctuur
Conjuncturele neergang
Laagconjunctuur (recessie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de opgaande fase?

A

de fase van de conjunctuurcyclus die zich kenmerkt door een toenemende groei van bestedingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is hoeveelheidsconjunctuur?

A

Bij de opgaande fase als de productie toeneemt maar de prijzen veranderen (nog) niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de herstelfase?

A

De omgang van een recessie in een opgaande fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de expansiefase?

A

De omgang van opgaande fase naar hoogconjunctuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een andere naam voor hoogconjunctuur?

A

Hausse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is hoogconjunctuur?

A

Oververhitte economie de vraag van goederen en diensten overtreft de normale bezetting van productiecapaciteit, zodat ondernemers in staat zijn hun prijzen te verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is prijsconjunctuur?

A

Omdat er zoveel vraag is gaat de vraag van alle producten en grondstoffen omhoog.

17
Q

Wat is de omslag?

A

De omgang van hoogconjunctuur naar conjuncturele neergang

18
Q

Wat is conjuncturele neergang?

A

Bestedingen lopen terug waardoor inflatie, rente, productie, productiecapaciteit, werkgelegenheid en winstgevendheid dalen.

19
Q

Wat is recessie?

A

Als de binnenlandse product twee of meer kwartalen achter elkaar daalt.

20
Q

Wat is een depressie?

A

Als een recessie langdurig is.

21
Q

Wat is deflatie?

A

Als de prijzen dalen en dus de economie krimpt.

22
Q

Wat zijn conjunctuurindicatoren?

A

Indicatoren die onderzoekinstellingen gebruiken om de conjunctuur te voorspellen aan de hand van variabelen die vooruitlopen op de feitelijke groei van bbp

23
Q

Noem 2 voorbeelden van conjunctuurindicatoren?

A

Orderpositie van bedrijven

Producten/consumenten vertrouwen

24
Q

Wat is inflatie

A

Als de prijzen duurder worden

25
Q

Hoe kan de overheid de conjuncturele ontwikkeling in een land beïnvloeden?

A

met de begroting

26
Q

Welke 2 soorten begrotingsbeleid zijn er?

A

conjunctureel of anticyclisch begrotingsbeleid

Structureel begrotingsbeleid.

27
Q

Wat is anticyclisch begrotingsbeleid?

A

de overheid de stemt de belastingtarieven en de uitgaven op de feitelijke conjunctuurontwikkelingen.

28
Q

Wat zijn de instrumenten van overheidsbeleid?

A

Inkomensverdeling

Subsidies en heffingen

29
Q

Wat zijn de problemen bij anticyclisch begrotingsbeleid?

A

moeilijke timing van de maatregelen
Kiezersgevoelige uitvoering van het beleid door politici
crowding out
lage multiplier

30
Q

Wat is crowding out?

A

Voor de anticyclische maatregelen is veel geld nodig in een tijd waar er weinig inkomsten zijn hiervoor moet geld geleend worden dit verhoogt de rente en kan de conjunctuur verergeren.

31
Q

Wat is lage multiplier?

A

Omdat een overheid een open economie is en niet echt heel veel invloed heeft over de grote multinationals en de export/import handel.

32
Q

Wat is structureel begrotingsbeleid?

A

overheidsuitgaven zijn niet afhankelijk van de cultuur maar van de trendmatige ontwikkeling van de economie.

33
Q

Welke 4 stappen moet de overheid nemen voor structurele begrotingsbeleid?

A

Bepaal het gewenste structurele begrotingssaldo
Bepaal de trendmatige groei van de economie.
Bepaal de belastingontvangsten op basis van de trendmatige groei
Bepaal de toelaatbare uitgaven (uitgavenplafond)