Hoofdstuk 4 Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat is distributie?

A

Alle activiteiten om de productenstroom van producenten naar klant voor te stuwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een distributiekanaal?

A

Opeenvolgende verspreiders van een product van fabrikant naar klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke functies bestaat het distributieproces?

A

Transport, opslag, informatieverschaffing, promotie, onderhandelen, bestellen, financieren, risico nemen, betalen en eigendom overdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 5 soorten groothandel.

A

importeurs, exporteurs, handelshuizen, binnenlandse groothandel, grossiers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is detailhandel?

A

Bedrijven die producten aan consumenten verkoopt voor persoonlijk gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 6 soorten detailhandel.

A
  1. zelfstandige winkels Bloemist Medilina; 2. webwinkels (Bol.com; Coolblue); 3. in- en verkoopcombinaties (Libris); 4. franchiseketens (McDonalds); 5. vrijwillig filaalbedrijven (Plus); 6. grootwinkelbedrijf (AH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een inkoopcombinatie?

A

Samenwerkingsvorm tussen gelijkwaardige, zelfstandige detaillisten om een gezamenlijk voordeel te behalen bij inkoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is franchise?

A

Overeenkomst tussen franchisegever en franchisenemer waarbij de franchisenemer tegen vergoeding gebruik mag maken van een verkoopformule en daarnaast begeleiding, training en expertise ontvangt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het vrijwillig filiaalbedrijf?

A

Een onder eenheidsnaam werkende centraal geleide organisatie bestaande uit een grossier en een aantal zelfstandig blijvende detaillisten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het kenmerk van het grootwinkelbedrijf?

A

Een onder eenheidsnaam werkende centraal geleide organisatie met tenminste 15 niet zelfstandige vestigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 4 functies van het internetkanaal?

A
  1. Communicatiekanaal met klant; 2. distributiekanaal voor de tussenhandel; 3. verkoopkanaal aan consumenten; 4. Combinatie van 1,2 en 3.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 4 voordelen van het internetkanaal.

A
  1. Groot bereik; 2. koopgemak voor afnemers; 3. besparing personeel en huisvesting; 4. milieuvriendelijk door minder verkeer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3 nadelen van het internetkanaal.

A
  1. Rol groothandel minder belangrijk; 2. webwinkel is lastig op te zetten; 3. minder aantrekkelijke binnensteden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvan hangt de lengte van het distributiekanaal af?

A
  1. Belang rechtstreeks contact met afnemers; 2. Prijs van het goed; 3. Aantal afnemers; 4. Kosten; 5. In hoeverre bederft product makkelijk; 6. Geografische spreiding afnemers. 7 Aantal afnemers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als je kijkt naar de lengte van het distributiekanaal, welke 4 mogelijkheden zijn er dan?

A
  1. Directe distributie; 2. Indirect korte distributie: 3. Indirect lange distributie via de klassieke keten; 4. Indirect lange distributie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de klassieke keten?

A

De distributie verloopt van fabrikant - grossier - detaillist naar de consument.

17
Q

Wat is duale distributie?

A

Distributie die verloopt via meerdere kanalen. Heet ook wel multi-channeling.

18
Q

Wat is directe distributie?

A

Distributie rechtstreeks van fabrikant naar eindgebruiker.

19
Q

Wat is indirecte distributie?

A

Distributie met inschakeling van minstens één schakel die ook eigenaar wordt van de goederen.

20
Q

Wat is cross-channeling?

A

Distributie waarbij de klant kan kiezen uit meerdere samenwerkende distributieschakels.

21
Q

Wat is distributie-intensiteit?

A

Het aantal verkooppunten dat wordt ingeschakeld

22
Q

Welke drie soorten distributie zijn er als je kijkt naar distributie-intensiteit?

A
  1. Intensieve distributie; 2. Selectieve distributie; 3. Exclusieve distributie.
23
Q

Wat is intensieve distributie?

A

De fabrikant of importeur wil een zo groot mogelijke distributie. Zie je vooral bij convenience goods.

24
Q

Wat is selectieve distributie?

A

De fabrikant of importeur wil een beperkt aantal, geselecteerde distributiepunten. Zie je vooral bij shopping goods.

25
Wat is exclusieve distributie?
De fabrikant of importeur wil één exclusief verkooppunt per verkoopgebied. Zie je bij specialty goods.
26
Copeland deelde goederen in in convenience, shopping en specialty goods. Waar keek Copeland naar?
De mate van koopinspanning die de afnemer wil doen.
27
Wat zijn convenience goods?
Goederen waarvoor de afnemer weinig koopinspanning wil verrichten.
28
Wat zijn shopping goods?
Goederen waarvoor de afnemer een koopinspanning wil verrichten in de vorm van winkelen om te kijken en te vergelijken.
29
Wat zijn specialty goods?
Goederen waarvoor de afnemer veel koopinspanning wil verrichten. Er wordt uitgebreid informatie ingewonnen en vergleken.
30
Wat houdt de push-strategie in?
De producent bewerkt de distribuanten met kortingen en ondersteuning om het product beter te laten verkopen.
31
Wat houdt de pull-strategie in?
De producent richt de verkoopinspanning (reclame en sales-promotion) op de eindgebruiker.
32
Bij wat voor goederen (indeling Copeland) wordt vooral de push-strategie toegepast?
Shopping en specialty goods
33
Bij wat voor goederen (indeling Copeland) wordt vooral de pull-strategie toegepast?
Convenience goods.
34
Noem drie verkoopmogelijkheden voor een winkelier?
1. Cross selling; 2. Deep selling; 3. Up selling.
35
Wat is cross selling?
Het verkopen van aanverwante producten naast het hoofdproduct.
36
Wat is up selling?
Het verkopen van duurdere varianten.
37
Wat is deep selling?
De winkelier probeert meer van hetzelfde te verkopen.
38
Het verkopen van de duurdere Excellium benzine is een voorbeeld van
up selling
39
Cross -, up - of deep selling?
deep selling