Hoofdstuk 5: Vetzuren en triglyceriden Flashcards

(76 cards)

1
Q

Wat is chemisch gezien het verschil tussen verzadigde en onverzadigdevetzuren?

A
  1. Verzadigde vetzuren
    hebben geen dubbele bindingen tussen de koolstofatomen.
  2. Enkelvoudig onverzadigde vetzuren hebben 1 dubbele binding
    in de keten van koolstofatomen. De plek van de dubbele binding in de keten kan verschillen. 3. Meervoudig onverzadigde vetzuren hebben meerdere dubbele bindingen in de keten van koolstof atomen. Vooral de dubbele binding op de omega-3 ofomega-6-positie is belangrijk, omdat deze vetzuren verschillende functies hebben. Het cijfer geeft aan op welke positie de eerste dubbele binding zich bevindt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat chemisch gezien een vloeibaar vet?

A

Glycerol met daaraan 3 (verschillende) onverzadigde vetzuurmoleculen (met een of meer dubbele bindingen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is transvet en waarom is het zo slecht?

A

Transvet is een onverzadigd vet met een afwijkende structuur. Toch verhoogt dit vet het LDL-cholesterol, nog sterker dan verzadigd vet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat chemisch gezien een vast vet?

A

Glycerol met daaraan 3 (verschillende) verzadigde vetzuurmoleculen (met alleen enkele bindingen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 2 essentiële vetzuren

A
  1. Linolzuur
  2. Alpha-linoleenzuur
    Deze kan je lichaam niet zelf aanmaken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een andere naam voor vetten?

A

Lipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe maakt de vet industrie margarine?

A

Om plantaardige olie hard te maken, margarine, moet je van de dubbele bindingen,enkele bindingen maken. Door middel van additie met H2 (waterstof) springen de dubbele bindingen open en heb je alleen nog maar enkele bindingen. Zo krijg je van onverzadigd, verzadigd vet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is cholesterol?

A

Cholesterol is een bouwstof voor cellen en hormonen. Zonder cholesterol kun je niet leven. Het is betrokken bij het transport van vet en vormt isolatiemateriaal van zenuwweefsel en hersenweefsel.
In het ideale geval maakt het lichaam precies genoeg cholesterol aan. Het meeste cholesterol maakt de lever zelf aan. Hierbij spelen vetten een rol. Ook via voeding komt cholesterol het lichaam binnen.
Cholesterol is een vetachtige stof die niet oplost in water of bloed. Om cholesterol te transporteren is het verpakt in eiwitbolletjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel gram vet mogen een man en een vrouw die weinig bewegen dagelijks innemen?

A

35% komt neer op 100 gram vet per dag voor een man, en 80 gram voor een vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 6 meervoudig onverzadigde vetzuren

A
  1. Linolzuur (vitamine F) - heeft omega 6
  2. Alpha-linoleenzuur (ALA) - heeft omega 3
  3. Gamma-linoleenzuur (GLA) - heeft omega 6
  4. Arachidonzuur - heeft omega-6
  5. EPA - heeft omega 3
  6. DHA - heeft omega 3

Deze zitten in plantaardige olie, dieetmargarine en -halvarine.
EPA en DHA zitten in vette vis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is LDL-cholesterol?

A

‘Slecht cholesterol’. LDL vervoert cholesterol naar de cellen en spieren maar onderweg nestelt het zich makkelijk in de wanden van de aders waardoor deze kunnen vernauwen / dichtslibben (slagaderverkalking).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 4 functies van vetten

A
  1. Vetten geven energie.
  2. Vetten isoleren en beschermen de organen in de buik.
  3. Vetten bevatten de oplosbare vitamines A, D, E en K.
  4. Vetten bevatten de essentiële vetzuren linolzuur en alfalinoleenzuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk percentage van de gehele energiebehoefte mag bestaan uit vetten?

A

20 - 40% (bij overgewicht max. 35%).
De inname van NL is op dit moment 33% bij vrouwen en 37% bij mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is HDL-cholesterol?

A

‘Goed cholesterol’. HDL transporteert het teveel aan cholesterol in LDL naar de lever.
Via de lever komt het cholesterol in de darmen en verlaat het het lichaam via de
ontlasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke twee vormen bestaan vetten?

A
  1. Plantaardige vetten = olie (vloeibaar) = olijfolie, zonnebloemolie, walnotenolie
    etc.
  2. Dierlijke vetten = vaste vetten
    Qua chemische structuur lijken deze vetten op elkaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat chemisch gezien een vet / triglyceride?

A

1 molecuul glycerol + 3 vetzuurmoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk percentage van de gehele energiebehoefte mag bestaan uit:
Verzadigd vet
Transvet
Linolzuur
Alfalinoleenzuur
Meervoudig onverzadigd vet

A
  1. Verzadigd vet = minder dan 10%
  2. Transvet = minder dan 1%
  3. Linolzuur = 2%
  4. Alfalinoleenzuur = 1%
  5. Meervoudig onverzadigd vet = minder dag 12%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is VLDL-cholesterol?

A

VLDL transporteert vetten (triglyceriden) van de lever naar de weefsels. VLDL zet
onderweg vetten af en gaat over in een LDL-deeltje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is chemisch gezien een vetzuur?

A

Een lange koolstofketen met een zure groep (carboxylgroep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is lecithine?

A

Een fosfolipide die in elke cel van ons lichaam voorkomt. Het hele lichaam heeft het
dus nodig. Vooral de hersenen, lever en het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoeveel n-3-vetzuren uit vis heeft iemand va 19 jaar dagelijks nodig?

A

450 mg/dag = 0,45 gram/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de 6 oorzaken van een hoog cholesterolgehalte?

A
  1. Eten van veel verzadigd vet
  2. Overgewicht
  3. Diabetes
  4. Traag werkende schildklier
  5. Bepaalde medicijnen
  6. Erfelijke aanleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke voedingsmiddelen bevatten lecithine?

A
  1. Noten, pitten en zaden
  2. Eierdooiers
  3. Melkproducten en kaas
  4. Plantaardige oliën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke vetten moet je vermijden om de kans op hart- en vaatziekten te
verkleinen?

A
  1. Verzadigd vet
  2. Transvet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Noem 2 verzadigde vetzuren
1. Stearinezuur 2. Palmitinezuur Beide hebben een lange keten en zitten in vetrijke dierlijke producten. Zitten beide in vaste vetten.
26
Waarom krijgen veel mensen te weinig lecithine binnen?
De behandeling van geprepareerd voedsel breekt lecithine af. Door het gebruik van veel kant-en-klaar producten krijg je dan te weinig lecithine binnen.
27
Waarom vergroot verzadigd vet de kans op hart- en vaatziekten?
Verzadigd vet verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed, vooral van het slechte LDL-cholesterol.
28
Noem een enkelvoudig onverzadigd vetzuur
Oliezuur
29
Welke voordelen heeft lecithine?
1. Helpt je sneller om lichaamsvetten om te zetten in energie (zit in veel afslankmiddelen) 2. Verlaagt buikvetproductie 3. Zorgt ervoor dat cholesterol zich niet makkelijk kan hechten aan de aderen. 4. Bevordert de hormoonhuishouding 5. Verbetert concentratievermogen en geheugen 6. Beschermt de zenuwen
30
Wat doet onverzadigd vet met je cholesterol?
Onverzadigd vet verlaagt het cholesterolgehalte.
31
Geef het verschil aan tussen enkelvoudige en meervoudige onverzadigde vetzuren
Vetzuren waar 2 H-atomen missen en 1 dubbele binding zijn enkelvoudig onverzadigde vetzuren. Meervoudig onverzadigde vetzuren hebben meer dan 2 dubbele bindingen tussen de C-atomen.
32
Noem voorbeelden van verzadigde en onverzadigde vetzuren
Verzadigde vetzuren: de meeste dierlijke vetten; sommige plantaardige oliën zoals kokosolie, cacaoboter en palmolie zijn verzadigd maar hebben korte ketens en zijn daardoor zachter dan dierlijke vetten. Onverzadigde vetzuren: meeste plantaardige oliën. Verzadigde vetzuren: stearinezuur Onverzadigde vetzuren: linolzuur, omega-3 en omega-6
33
Noem voedingsbronnen voor zowel verzadigde als onverzadigde vetten
De meeste vetten zijn een mix van verzadigde en onverzadigde vetten. Dierlijk vet en tropische oliën bestaan voor het grootste deel uit verzadigde vetten. Sommige plantaardige oliën, zoals olijf-, pinda- en canola olie, zijn rijk in enkelvoudig onverzadigde vetten. Veel plantaardige oliën zijn rijk in omega-6 meervoudig onverzadigde vetten. Maar een paar oliën leveren voldoende omega-3 meervoudig onverzadigde vetten (lijnzaadolie en visolie).
34
Beschrijf de structuur van omega‐3‐ en omega‐6‐vetzuren
Het omega nummer geeft de positie van de dubbele binding aan geteld vanaf de methyl groep. De vetzuren van de omega familie kunnen bestaan uit verschillende lengtes en verschillend aantal dubbele bindingen, maar de positie van de dubbele binding het dichtste bij de methyl groep is hetzelfde voor allemaal.
35
Leg het verschil uit tussen trans‐ en cis‐vetzuren en geef de herkomst van deze vetzuren aan
De mate van oververzadiging heeft invloed op de stabiliteit. Meervoudige onverzadigde vetten bederven snellen omdat hun dubbele bindingen onstabiel zijn. Dmv hydrogenering worden H-atomen ingebouwd. In de natuur komen vooral cisdubbele bindingen voor: de H-atomen naast de dubbele binding zijn aan de zelfde kant van de keten. De trans komt vaak voor wanneer de vetten (gedeeltelijk) worden verzadigd door het inbouwen van H-atomen. De H-atomen zitten aan tegenovergestelde kanten van de keten.
36
Beschrijf de chemische structuur van vetzuren en triglyceriden en geef het verschil aan tussen verzadigd en onverzadigd vet
Er zijn vetzuren met lange en korte ketens. De vetzuren zijn altijd opgebouwd uit een even aantal C-atomen. Onverzadigde vetzuren missen een aantal H-atomen in de keten. De C-atomen. De C-atomen zijn dan met dubbele verbindingen aan elkaar verbonden. Is de keten verzadigd met H-atomen, dan is het een verzadigd vet. Triglyceriden zijn opgebouwd uit glycerol en 3 vetzuren. De meeste triglyceriden bevatten verschillende types vetzuren.
37
Leg uit hoe ketenlengte en mate van verzadiging van vetzuren effect hebben op de eigenschappen van een vet
Hoe korter de keten is, hoe zachter het vet (kokosolie, cacaoboter). De ketens van verzadigde vetzuren kunnen zich oprollen en daardoor zeer dicht bij elkaar komen. Zij vormen een vastere stof (dierlijke vetten). Enkelvoudig en meervoudig onverzadigde vetzuren buigen bij de dubbele binding en komen daardoor niet zo dicht bij elkaar. Deze oliën zijn meestal vloeibaar bij kamertemperatuur (olijfolie, zonnebloem olie).
38
Beschrijf de drie typen vetzuren die in voedsel voorkomen
Verzadigde, enkelvoudig onverzadigde en meervoudig onverzadigde vetzuren
39
Worden vrijwel alle vetzuren door het lichaam verteerd?
Ja. In de ontlasting is dan ook bijna geen vet aanwezig. Als dit wel het geval is wijst dit op een verstoorde vetvertering, bijv. als gevolg van ziekte of medicijngebruik.
40
Wat gebeurt er met de ingenomen vetten in de mond?
Harde vetten beginnen de smelten door de lichaamstemperatuur.
41
Wat gebeurt er met de ingenomen vetten in de maag?
Door het kneden van het voedsel wordt het vet verspreid in kleine druppeltjes. Hier vindt weinig vertering plaats.
42
Hoe vindt de spijsvertering van vetten in de dunne darm plaats?
Het hormoon CCK wordt door het vet getriggerd om een seintje te geven aan de galblaas om wat gal af te geven. Galzuren zorgen ervoor dat de vetzuren zich kunnen mengen met andere stoffen. Vervolgens zorgen de enzymen uit het alvleeskliersap ervoor dat de glycerol en de vetzuurmoleculen van elkaar gesplitst worden. Je krijgt dan 1 glycerolmolecuul met 3 (verschillende) vetzuurmoleculen. De vetzuren worden door de darm opgenomen in het bloed, via de lymfe afgegeven en vervoerd naar de lever en vanuit de lever verdeeld over de andere organen en weefsels.
43
Beschrijf de chemische structuur van fosfolipiden en sterolen
Fosfolipiden zijn net als triglyceriden (glycerol + 3 vetzuren), maar 1 van de vetzuren is vervangen door een fosfaatgroep. Door de fosfaatgroep zijn ze oplosbaar zowel in water als in vet. In sterolen vormen de C-atomen meerdere ringen, deze structuur wijkt af van de andere lipiden.
44
Noem de voedingsbronnen van fosfolipiden en sterolen
Fosfolipiden worden door de industrie gebruikt als emulgators, maar ze komen ook in de natuur voor. Bronnen rijk aan lecithine zijn eieren, lever, sojabonen, tarwekiemen en pinda's. Voedsel uit planten en dierlijke bronnen bevatten sterolen, maar alleen de dierlijke (vlees, eieren, vis, en melkproducten) bevatten cholesterol, de meest bekende sterol. Andere sterolen dan cholesterol komen voornamelijk uit planten.
45
Beschrijf de functies van fosfolipiden en sterolen in het lichaam
Lecithine en andere fosfolipiden zijn onderdelen van de de celmembranen, en helpen bij het doorlaten van vitamines en hormonen de cel in- en uit. Ze werken ook als emulgator door het vet in het bloed te suspenderen. Vele levensbelangrijke verbindingen zijn sterolen, waaronder galzuren, de sex hormonen, de adrenale hormonen, vitamine D en cholesterol.
46
Noem 5 functies van vetten mbt de lever
1. Vorming van niet-essentiële vetzuren. (essentiële vetzuren moet je uit voeding halen) 2. Vorming van vet uit glycerol en vetzuren dmv condensatiereactie 3. Afbreken van vet tot glycerol en vetzuren dmv hydrolysereactie 4. Productie van cholesterol 5. Afbreken van cholesterol. Hierdoor ontstaan galzure zouten die betrokken zijn bij de spijsvertering. Ze zorgen ervoor dat vetten geëmulgeerd kunnen worden.
47
Beschrijf de absorptie van vetten, en maak daarbij een onderscheid tussen grote en kleine moleculen
De eindproducten van vetvertering zijn voornamelijk monoglyceriden, wat vetzuren en een klein beetje glycerol. De wijze van absorptie verschilt per grootte. Kleine moleculen (glycerol en korte- en medium keten vetzuren) kunnen makkelijk in de darmcellen binnendringen, ze worden direct in het bloed geabsorbeerd. Grote moleculen (monoglyceriden en lange keten vetzuren) worden door gal geemulgeert en vormen bolvormige micellen. De micellen gaan de darmcellen in en er worden nieuwe triglyceriden gevormd. De nieuwe glyceriden, cholesterol en fosfolipiden worden samengepakt met eiwitten en vormen chylomicronen. De chylomicronen gaan via het lymfestelsel de bloedbaan in.
48
Beschrijf wat lipoproteïnen zijn, en leg het verschil uit tussen chylomicronen, VLDL, LDL‐ en HDL‐lipoproteïnen
Lipoproteïnen zijn clusters van vetten met eiwitten die zorgen voor het transport van vetten door de lymfe en het bloed. Chylomicronen zijn de grootste en minst dense lipoproteïnen. Ze transporteren vetten uit het voedsel de darmcellen uit, via het lymfestelsel, naar de rest van het lichaam. VLDL (very-low-density lipoproteïne): een type lipoproteïne die in de lever wordt gemaakt, bestaande uit cholesterol, vetzuren en nog wat lipiden, en restanten van de chylomicronen. Samen met eiwitten worden de vetten naar alle delen van het lichaam gestuurd. LDL (low-density lipoproteïne): Triglyceriden worden in het lichaam uit de VLDL gehaald, zodat het krimpt en de proportie vetten verandert. Cholesterol wordt dominant en de lipoproteïne wordt kleiner en denser. De lever maakt HDL (high-density lipoproteïne) om cholesterol uit de cellen terug te voeren naar de lever.
49
Beschrijf de vertering van vetten en geef daarbij aan welke bijdrage elk onderdeel van het spijsverteringskanaal levert, inclusief de enzymen die worden geproduceerd
Mond en speekselklieren: harde vetten smelten; de speekselklier onder de tong scheid speeksel lipase af; minimale hydrolyse vindt plaats. Maag: de maag kneed en mixt vet samen met water en zuur. Een maag lipase wordt afgescheiden en hydrolyseert een heel klein beetje vet. Dunne darm: Cholecystokinine (CCK) signaleert de galblaas om gal te sturen, het gal emulgeert het vet. Alvleesklier lipase verteerd de triglycerides tot monoglycerides, glycerol en vetzuren.
50
Beschrijf en de rol van gal en leg uit wat onder de enterohepatische circulatie wordt verstaan
Gal heeft affiniteit met zowel water als vet en kan zo het vet in het vocht brengen zodat de enzymen erbij kunnen. Het meeste gal dat in de dunne darm komt wordt weer geabsorbeerd en teruggestuurd naar de lever om te worden hergebruikt. Dit noemt me enterohepatische circulatie. Een kleine hoeveelheid gal verbind zich aan vezels wordt uitgepoept.
51
Noem 6 producten met meervoudig onverzadigde vetzuren Omega-3
1. Vette vis (makreel, haring, zalm, sardine, tonijn) 2. Chiazaad 3. Zee-algen 4. Walnoten 5. Koolzaad- en lijnzaadolie 6. Gist
52
Wat doen cholesterolverlagers?
Remmen de opname van cholesterol in de darm en verhogen de hoeveelheid cholesterol die met de ontlasting wordt uitgescheiden.
53
In welke producten zitten transvetten?
1. Kant en klaar gebak (koek, cake, donuts) 2. Gefrituurde producten 3. Fast food producten 4. Snacks zoals magnetronpopcorn, chips en crackers)
54
Wat is de relatie tussen vetten en hart- en vaatziekten?
Verzadigd vet en transvet zijn slecht voor het cholesterolgehalte in het bloed en verhogen daarmee de kans op hart- en vaatziekten. Door het slechte LDL-cholesterol kunnen zich vetlaagjes afzetten in de wand van de bloedvaten, waardoor ze na verloop van tijd dichtslibben. Zo neemt de kans op afsluiting door bloedstolsels en trombose toe en kan een hart- of herseninfarct ontstaan. Door 5 energiepunt verzadigd vet in te wisselen voor onverzadigd vet, daalt de kans op hart- en vaatziekten 20 tot 40%.
55
In welke producten zit cholesterol?
1. Eieren 2. Vlees, kip en schaaldieren 3. Melk en melkproducten
56
Wat is de relatie tussen vetten en overgewicht?
Vet eten leidt niet per definitie tot overgewicht. Het gaat erom of de energie-inname en het energieverbruik in evenwicht zijn. Veel vet in de voeding leidt wel makkelijk tot een voeding die meer energie levert dan wordt verbruikt, en de kans op overgewicht.
57
Wat is de relatie tussen vetten en kanker?
In onderzoek is hier nog geen duidelijke relatie gevonden. Indirect kan vet wel een rol spelen. Overgewicht brengt namelijk een hoger risico op bepaalde vormen van kanker met zich mee
58
In onderzoek is hier nog geen duidelijke relatie gevonden. Indirect kan vet wel een rol spelen. Overgewicht brengt namelijk een hoger risico op bepaalde vormen van kanker met zich mee
1. Gebruik meervoudig onverzadigde vetzuren (plantaardige olie, noten, vette vis) 2. Gebruik minder vetrijke producten (magere vlees- en zuivelproducten) 3. Gebruik meer vezelrijke producten (tragere passagetijd door de dunne darm waardoor er meer binding plaatsvindt met het cholesterol)
59
Wat is de relatie tussen vetten en Diabetes 2?
Er is nog geen duidelijk effect gevonden van vet op diabetes 2. Een belangrijk deel van de gevonden effecten lijkt te maken te hebben met overgewicht. Meervoudig onverzadigd vet (n-3-vetzuren en DHA) hebben wellicht een gunstige invloed. In enkele studies zijn aanwijzingen gevonden voor een verbetering van de insulinegevoeligheid door n-3-vetzuren. Verzadigd vet heeft wellicht een ongunstig effect op de insulinegevoeligheid.
60
Onverzadigd vet heeft een positief effect op....
het cholesterolgehalte
61
Langeketenvetzuren komen voor in 2 onderdelen van je lichaam. Welke?
1. Hersenweefsel 2. Netvlies van het oog
62
In welke producten zit verzadigd vet?
1. Volvette kaas en volle melkproducten 2. Worst en vet vlees 3. Koek en gebak 4. Snacks en zoutjes
63
Welke 2 zuren zijn belangrijk bij de aanleg van hersenweefsel?
1. Arachidonzuur 2. Omega-6-vetzuur
64
Noem 6 producten met enkelvoudig onverzadigde vetzuren
1. Avocado 2. Noten (amandelen, cashew, hazelnoot, pinda, pecan, pistache, macadamia) 3. Olie (olijf, pinda, sesam) 4. Olijven 5. Pindakaas 6. Sesamzaadjes
65
In welke 2 producten kunnen nog transvetten voorkomen?
1. Vast frituurvet voor de horeca 2. Vetten voor het maken van koekjes en gebak
66
Noem 6 producten met meervoudig onverzadigde vetzuren Omega-6
1. Margarine (ongehard plantaardig vet) 2. Mayonaise 3. Noten (pijnboompitten, walnoten) 4. Olie (mais, soja) 5. Saladadressing 6. Pompoen- en zonnebloempitten
67
Omega-3 vetzuren uit vis verlangen de kans op....
hart- en vaatziekten
68
Beschrijf de gezondheidseffecten van verschillende typen vetten
Triglyceriden voorzien het lichaam van energie, isoleren tegen extremen in temperatuur, beschermen tegen shock, zorgen voor structurele bouwstenen voor de celmembranen en participeren in het signaleringssysteem in cellen.
69
Noem de verschillende functies van vetten in ons lichaam
Veten leveren energie voor de cellen; het opslaan van energie; isoleren van het lichaam tegen kou; schok absorptie ter bescherming van botten en vitale organen.
70
Geef aan welke vetzuren essentieel zijn en wat dit betekent
Essentiële vetzuren zijn vetzuren die het lichaam wel nodig heeft maar niet zelf kan maken; ze moeten uit de voeding komen. Linolzuur en linoleenzuur zijn essentiële vetzuren.
71
Geef aan wat eicosanoïden zijn en welke functie ze in het lichaam vervullen
Het lichaam gebruikt lange (20-C keten) omega-3 en omega-6 vetzuren om eicosanoïden te maken. Het zijn 'hormoonachtige' verbindingen die biologisch actief zijn bij de regulatie van de bloeddruk, bloedstolling etc.
72
Benoem de nadelige gevolgen van een te hoge inname van verzadigd vet, transvet en cholesterol.
Verzadigde en trans-vetten verhogen de LDL-cholesterol in het bloed, wat kan leiden tot hart- en vaatziekten. Het lijkt dat vet niet zozeer het risico op het krijgen kanker verhoogd, maar de ziekte wel versnelt als het er eenmaal is. Omdat vet 2x zoveel calorieën bevat dan koolhydraten, leidt het eten van veel vet tot gewichtstoename en obesitas.
73
Noem de aanbevelingen voor verzadigd vet, trans-vet en cholesterol
totaal vet: 20-40 energieprocent verzadigd vet: minder dan 10 energieprocent transvet minder: dan 1 energieprocent cholesterol: minder dan 300 mg
74
Noem voedingsmiddelen die de belangrijkste bronnen zijn van verzadigd vet, van transvet, van cholesterol, van onverzadigd vet en van omega‐3‐vetten
Verzadigd vet: vlees, melkproducten, topische oliën Transvet: gefrituurd eten, fast-food, margarine, commerciële gebakken goederen (koekjes, cake, doughnuts) cholesterol: eieren, vlees, gevogelte, zeevruchten, melk en melkproducten onverzadigd vet: avocado, noten en zaden, oliën, olijven, pindakaas omega-3 vetten: vette vis, lijnzaad, chia, algen, walnoten, gist
75
Geef aan hoe door de juiste productkeuze een vetrijke maaltijd met een hoog gehalte aan verzadigd vet vervangen kan worden door een vetarme maaltijd met onverzadigd vet.
Vervang eiwit voedsel met een hoog gehalte aan harde vetten (vlees, gevogelte en eieren) door te kiezen voor voedsel met minder harde vetten en meer olie (zeevruchten, noten en zaden). Verminder inname van harde vetten (belangrijke bron van verzadigde en transvetten). Vervang harde vetten met oliën (belangrijke bron van enkel- en meervoudig onverzadigde vetzuren.
76
Beschrijf de gezondheidseffecten van mono‐onverzadigd en polyonverzadigd vet en noem hun aanbevolen hoeveelheden
Hart- en vaatziekte: verzadigd vet vervangen door onverzadigd vet verlaagd LDL cholesterol en verminderd het risico op hart- en vaatziekte. Omega-3 vetzuren helpen het risico op bloedstolsels verminderen, beschermen tegen onregelmatige hartslag, verbeteren bloedlipiden en verlagen de bloeddruk. Kanker: omega-3 beschermt waarschijnlijk tegen sommige vormen van kanker door het onderdrukken van ontstekingen. Andere ziektes: omega-3 wordt geassocieerd met verminderd bot verlies, asthma, oogziektes. linolzuur: 2 energieprocent alfalinoleenzuur: 1 energieprocent omega-3-vetzuren uit vis (EPA en/of DHA): 450 mg per dag meervoudig onverzadigd vet: minder dan 12 energieprocent