Hoofdstuk 5 - Werk en Beroepen Flashcards

(124 cards)

1
Q

мъжка професия

A

de mannenbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

женска

A

vrouwelijke (vrouwelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

работник

A

werknemers (de werknemer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

конструкция

A

de bouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

малцинство

A

de minderheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

мъжка

A

mannelijke (mannelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

началник департамент

A

het afdelingshoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

департамент

A

de afdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

кавга

A

het gedoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

получавам/заслужавам

A

verdiende (verdienen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

проф. Опит

A

de werkervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

опит

A

de ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

да взема решение против нещо

A

ervan afgezien (afzien (van))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

впоследствие

A

achteraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

самочувствие

A

het zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

междувременно/към днешно време

A

inmiddels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

възпирам

A

afschrikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

да нося нещо / приема нещо

A

trek … aan (aantrekken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

обувки

A

schoenen (de schoen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

високи токове

A

hakken (de hak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

позиция / професия

A

de functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

броят

A

het aantal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

да ръководя / да коучвам

A

begeleidt (begeleiden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

тях самите / себе си

A

zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
да се присъединя / да съм на едно със
aangesloten bij (aansluiten bij / op)
26
подкрепа
de ondersteuning
27
да се мъча с
worstelen met
28
вътрешен поглед / прозрение
het inzicht
29
поради това тук
hierdoor
30
да се впиша
tussen passen (passen (tussen))
31
същите
dezelfde
32
да се адаптирам
pas je…aan ((zich) aanpassen (aan))
33
да прогоня
wegjagen
34
изисквания
eisen (de eis)
35
изисквам
eisen
36
общество
de maatschappij
37
отнасям се / справям се
behandeld (behandelen)
38
дразнещ
frustrerend (frustreren)
39
техника
de techniek
40
стереотип
stereotyperingen (de stereotypering)
41
доминиран
gedomineerde (domineren)
42
сектор
de sector
43
коориднатор
de coordinator
44
приемам
accepteerde (accepteren)
45
талант
talenten (het talent)
46
сериозен
serius
47
преспектива
het perspectief
48
феномен
het fenomeen
49
уникален
uniek
50
институт
het instituut
51
глупостта (glupostta)
de onzin
52
образованието (obrazovanieto)
het onderwijs
53
грижата (grijata)
de verzorging
54
професор (profesor)
de hoogleraar
55
управление на персонала (upravlenie na personala)
het personeelsmanagement
56
персоналът (personalat)
het personeel
57
несправедливо (nespravedlivo)
onterecht
58
задавам (zadavam), поставям (postavyam) - context dependent
stellen
59
гледам ... (с подозрение/недоверие/враждебност) ... (gledam ... (s podozrenie/nedoverie/vrajdebnost) ...) - the specific translation of "kijken ... tegen ... aan" depends heavily on context. It implies looking at someone with a certain attitude (suspicion, distrust, hostility, etc.)
kijken ... tegen ... aan (aankijken (tegen))
60
изумлението (izumlenieto)
de verbazing
61
козметик (kozmetik)
de schoonheidsspecialist
62
красотата (krasotata)
de schoonheid
63
съсобственик (sasobstvenik)
de mede-eigenaar
64
съ- (sa-) (prefix)
mede
65
собственикът (sobstvenikat)
de eigenaar
66
институт за кожни болести (institut za kojni bolesti)
het huidinstituut
67
областта (oblastta)
het vakgebied
68
професията (profesiyata) or предметът (predmetat) - depends on context (profession vs. subject)
het vak
69
разхождам се (razhojdam se)
rondlopen
70
нацупен (natsupen)
getut (tutten)
71
научен (nauchen)
aangeleerd (aanleren)
72
професионално изложение (profesionalno izlojenie)
de vakbeurs
73
изложение (izlojenie), борса (borsa) - context dependent (exhibition vs. stock exchange)
de beurs
74
брошура (broshura), папка (papka) - context dependent
de folder
75
представители (predstaviteli)
vertegenwoordigers (de vertegenwoordiger)
76
козметични продукти (kozmetichni produkti)
schoonheidsproducten (het schoonheidsproduct)
77
вместо (vmesto)
in plaats van
78
образи (obrazi), изображения (izobrazheniya) - context dependent
beelden (het beeld)
79
възниква (ot) (vaznikva (ot))
ontstaat (ontstaan (uit))
80
залепвам (za) (zalepvam (za))
op ... plakken (plakken (op))
81
по природа (po priroda)
van nature
82
по-грижовен (po-grijoven) - comparative form
zorgzamer (zorgzaam)
83
грижа се за (grija se za)
om ... geven (geven om)
84
далеч (от) (dalech (ot))
weg (van)
85
обратно (obratno)
terug
86
юрисконсулт (yuriskonsult)
de bedrijfsjurist
87
юрист (yurist)
de jurist
88
йога инструктор/учител по йога (yoga instruktor/uchitel po yoga)
de yogadocent
89
предприемач (predpriemach)
de ondernemer
90
плача (за) (placha (za))
huilen (om)
91
апартамент под наем (apartament pod naem)
het huurappartement
92
заседнал (zasednal)
vastzat (vastzitten)
93
в консултация с (v konsultatsiya s)
in overleg met
94
консултацията (konsultatsiyata), съвещанието (saveshtanieto) - context dependent
het overleg
95
прекратявам (prekrashtyavam), анулирам (anuliram) - context dependent
op ... zeggen (opzeggen)
96
обучението (obuchenieto)
de opleiding
97
растя (rastya) - past tense
groeide (groeien)
98
междувременно (mejduvremenno)
inmiddels
99
предприемам (predpriemam)
ondernemen
100
пари за почивка (pari za pochivka), ваканционни пари (vakantsionni pari)
het vakantiegeld
101
слънчеви очила (slunchevi ochila)
de zonnebril
102
нищо (nishto)
niks
103
заемаха (на/от) (zaemaha (na/ot)) - past tense
leenden (lenen (aan / van))
104
ежедневни (ezhednevni)
dagelijkse (dagelijks)
105
разходите (razhodite)
de kosten
106
умен (umen), способен (sposoben), красив (krasiv) - depends on context (clever, capable, handsome)
knap
107
осмелявам се (osmelyavam se)
durven
108
притеснявам се от (pritesnyavam se ot)
zie ... tegen ... op (opzien tegen)
109
бирена йога (birena yoga)
de bieryoga
110
ядосан (на/за) (yadosan (na/za))
boos (op / over)
111
обезпокоен (obezpokoen), луд (lud) - context dependent (disturbed vs. crazy)
gestoord (storen)
112
другите (drugite)
anderen (de andere)
113
сексът (seksat)
de sekse
114
отклоняващ се (ot) (otklonyavash se (ot))
afwijkende (afwijken (van))
115
изборът (izborat)
de keuze / keus
116
противопоставям се на (protivopostavyam se na)
gaat ... in tegen (ingaan tegen)
117
важи за (vaji za)
voor ... geldt (gelden (voor))
118
отново (otnovo)
opnieuw
119
потвърден (potvarden)
bevestigd (bevestigen)
120
кутийки (kutiyki), квадратчета (kvadratcheta) - context dependent
hokjes (het hokje)
121
упражнявам (uprajnyavam)
uitoefenen
122
има значение (ima znachenie), решава (reshava) - context dependent
maakt ... uit (uitmaken)
123
бутам (butam)
duwen
124
подхождам на (podhojdam na)
bij ... passen (passen bij)