hoofdstuk 6 Flashcards
(20 cards)
Absolutisme
Staatsvorm waarin de vorst alle macht heeft en het bestuur is
Ancien régime
Inrichting van de maatschappij in Europa voor circa 1800 met een standenmaatschappij en absolute macht voor de vorsten.
Droit divin
Het goddelijk recht van koningen om als oppermachtige te regeren.
Standenmaatschappij
Samenleving waarin de bevolking bij geboorte is ingedeeld in een bepaalde groep met eigen rechten en plichten.
Bourgeoisie
Rijke burgerij
renaissance
Periode in de geschiedenis waarin kunst en cultuur een grote bloei kennen en worden gebaseerd op de Klassieke Oudheid.
Wetenschappelijke revolutie
Tijd in de geschiedenis waarin er veel belangstelling is voor het onderzoeken van de wereld door middel van experimenten.
verlicht denken
Denken op basis van verlichting (ratio), zie verlichting.
ratio
Rede, (gezond) verstand.
verlichting
Denkstroming, met het hoogtepunt in de achtiende eeuw, waarbij het gebruik van het menselijk verstand centraal staat.
grondrechten
Basiswetten die voor iedereen gelden.
democratie
Letterlijk: regering door het volk.
driemachtenleer
Scheiding van het bestuur in drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht.
grondwet
De belangrijkste wetten van een land waarin de manier van besturen van het land en de rechten van de burgers beschreven staan.
staten-generaal
Rechten en plichten van een burger in een land.
nationale vergadering
Vergadering bijeengeroepen door leden van de derde stand en hun aanhangers ter vervanging van de Staten-Generaal.
republiek
Land met een staatshoofd zonder erfelijke troonopvolging (dus geen koning of keizer).
girondijnen
Gematigde politieke groep tijdens de Franse Revolutie, die voor het doorvoeren van niet al te grote veranderingen was.
jacobijnen
Radicale politieke groep tijdens de Franse Revolutie, die voor het streng doorvoeren van de veranderingen was.
terreur
Periode (1793 - 1794) waarin tienduizenden tegenstanders van de Franse Revolutie onthoofd worden in naam van de revolutie