Hoofdstuk 6 Flashcards

(60 cards)

1
Q

mental map

A

het ruimtelijk beeld dat iemand van een bepaald gebied in zijn geheugen heeft opgeslagen; dit verschilt per persoon en is subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

perceptie

A

de manier waarop je iets waarneemt en ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geografisch beeld

A

een beeld van een gebied op basis van controleerbare informatie over de ligging van het gebied, de ruimtelijke kenmerken ervan en de samenhang daartussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

etnische diversiteit

A

de verscheidenheid aan culturen of culturele invloeden binnen een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mestizering

A

vermenging van inheemse en Europese bevolkingsgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

latino

A

inwoner van Zuid-Amerika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

etniciteit

A

groep met gedeelde cultuur, identiteit en/of (veronderstelde) afkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

culturele diversiteit

A

verschillende bevolkingsgroepen die zich van elkaar onderscheiden door afkomst en cultuur; afkomst en cultuur zijn vaak nauw verweven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sloppenwijk/favela

A

wijken waarin bewoners zelf woningen bouwen, haast zonder geld en zonder toestemming van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bevolkingsdruk

A

de mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en hulpbronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

latifundia

A

zeer grote landbouwbedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

cliëntelisme

A

Mensen uit de bovenlaag bewijzen een persoon of een groep mensen een dienst in ruil voor politieke steun (stemmen!). De bevoorrechte positie die de elite hierdoor verwerft, wordt gebruikt om zichzelf te verrijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

informele machtsstructuur

A

machtsverhoudingen die afgedwongen worden door informele groepen (zoals dorpsgemeenschappen) (informele machtsstructuur) dan wel formele organisaties (zoals de staat) (formele machtsstructuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

formele machtsstructuur

A

machtsverhouding die berust op regels en wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cashcrops

A

een kleine groep in de maatschappij met buitengewone voorrechten, waardoor zij op een bepaald gebied (politiek, economisch of cultureel) de hoogste positie inneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oligarchie

A

Regering die bestaat uit een kleine groep rijke en invloedrijke personen die alle macht heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

populisme

A

politieke stroming waarbij een leider zich opwerpt als de stem van ‘het volk’. De gevestigde orde (bijvoorbeeld andere politici, media en de rechterlijke macht) wordt voorgesteld als corrupt en als vijand van het volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

neoliberalisme

A

Een ontwikkelingsbeleid gebaseerd op het privatiseren van staatsbedrijven, het verlagen van handelstarieven, het verkleinen / afschaffen van overheidssubsidies, het verlagen van winstbelasting en het afschaffen van regels voor het bedrijfsleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

democratisering

A

de bevolking krijgt meer inspraak en medezeggenschap in het bestuur van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

good governance

A

Een transparante manier van besturen waarbij de bevolking over middelen beschikt om het regeringsbeleid te controleren en te beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sociale polarisatie

A

Proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot oplopende spanning en onenigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

el niño

A

Toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater richting Peru stroomt en daar opwelling van koud diepzeewater belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

tropisch laagland

A

laaggelegen gebied met een tropisch klimaat, meestal warm en vochtig en met tropisch regenwoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

selva

A

Benaming voor het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika, het Amazonewoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
tropisch regenwoud
warm en vochtig bos, dat bestaat uit verschillende vegetatielagen en veel verschillende soorten bevat; het belangrijkste tropisch regenwoud van Zuid-Amerika is de selva van het Amazonegebied
24
mangrove
Bos dat voorkomt in de tropen en subtropen in vlakke, modderige kustgebieden. Omdat de bomen altijd met de wortels in brak en zout water staan, kunnen ze ook groeien in gebieden met weinig neerslag.
25
savanne
vegetatietype in subtropische klimaten gekenmerkt door grassen en verspreid voorkomende bomengroei
26
llanos
Spaanse benaming voor een tropische boomloze grasvlakte met doornbosjes in het noorden van Zuid-Amerika. Alleen langs de oevers van de Orinoco en haar zijrivieren groeit licht tropisch bos.
27
cerrado
Benaming voor een vruchtbaar, savanneachtige hoogvlakte in het centrale westen van Brazilië.
28
caatinga
Benaming voor een droog steppeachtig gebied in het noordoosten van Brazilië tussen het Amazoneregenwoud en het Atlantisch regenwoud.
29
steppe
landschap dat bestaat uit grasland zonder bomen; de belangrijkste steppe van Zuid-Amerika is de pampa van Argentinië
30
pampas
Benaming voor een uitgestrekte boomloze vlakte in Zuid-Amerika, vooral het steppegebied in Argentinië en aangrenzende landen.
31
hoogtezones
gebieden tussen bepaalde hoogtelijnen, die een voor die hoogte kenmerkende vegetatie hebben
32
actieve continentrand
continentrand die samenvalt met een plaatgrens, zoals de westzijde van Zuid-Amerika
33
hoogvlakte (altiplano)
Een gebied met weinig reliëf dat meer dan 500 meter boven zeeniveau ligt en meestal omringd wordt door gebergten.
34
voorlandbekkens
Een dalingsgebied dat ontstaat aan de voet van een gebergte door het toenemend gewicht van het gebergte en de sedimenten.
35
passieve continentrand
continentrand die zonder plaatgrens overgaat in oceanische korst, zoals de oostzijde van Zuid-Amerika
36
schilden
De kern van het continent, waar de oudste gesteenten voorkomen.
37
andesiet
Stollingsgesteente dat ontstaat bij vulkaanuitbarstingen in subductiezones.
38
erts
delfstof waaruit metalen en/of mineralen gewonnen kan worden
39
fossiele energiebronnen
energiebronnen als steenkool, aardolie en aardgas die ontstaan zijn uit miljoenen jaren oude resten van planten en dieren
40
foodcrops
voedselgewas dat men vooral voor eigen gebruik verbouwt. Eventuele overschotten worden op de lokale markt verkocht
41
grondbezitverhouding
de wijze waarop grondbezit is verdeeld over de bevolking
42
informele sector
ongeregistreerde economische activiteiten
43
de-agrarisatie
de afname van het belang van de landbouw voor het bbp en de werkgelegenheid
44
industrialisatie
proces waarbij de industriële sector een steeds belangrijkere plaats in de samenleving inneemt
45
tertiairisering
Toename van het aandeel van de beroepsbevolking dat in de dienstensector werkt.
46
duale economie
een economie die bestaat uit formele sectoren naast grote informele sectoren
47
Gini-coëfficient
maat voor de inkomensongelijkheid in een land of regio, waarbij 0 overeenkomt met volledige inkomensgelijkheid en 1 met maximale inkomensongelijkheid / grafische weergave van de inkomensongelijkheid in een land of regio
48
Lorenzcurve
een grafiek die de inkomensongelijkheid in een land laat zien
49
informal cities
spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen; voorzieningen en infrastructuur ontbreken of zijn van een laag niveau; de wijken liggen vaak op plekken die gevoelig zijn voor aardverschuivingen of overstromingen.
50
exportpakket
De samenstelling van de uitgevoerde producten.
51
importpakket
De samenstelling van de ingevoerde producten.
52
importsubsitutie
Het vervangen van importgoederen door eigen productie.
52
handelsbalans
Een overzicht van de waarde van de in- en uitvoer van goederen van een land.
53
exportvalorisatie
het verhogen van de toegevoegde waarde van exportgoederen, bijvoorbeeld door bewerking van grondstoffen
54
buitenlandse investeringen (FDI)
investeringen door buitenlandse bedrijven
55
landgrabbing
de omstreden aankoop of pacht van enorme stukken grond door machtige, vaak buitenlandse partijen, met tegenwoordig vaak als doel grootschalige landbouwbedrijven te beginnen en/of de toegang tot grondstoffen veilig te stellen
56
UNASUR
een samenwerkingsverband van Zuid-Amerikaanse landen dat als doel heeft het stimuleren van economische groei en diversificatie
57
waterkrachtcentrales
elektriciteitscentrale die door de kracht van stromend of vallend water wordt aangedreven, ook wel hydrocentrale genoemd