Hoofdstuk 6 (cultuur na 1945) Flashcards

(30 cards)

1
Q

Autoriteit

A

Macht die geaccepteerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gezag

A

Het recht om gezag uit te oefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Levensbeschouwing

A

Een manier waarop mensen denken over het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Norm

A

Een gedragsregel die mensen vanzelfsprekend vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omroep

A

Een organisatie die radio en tv uitzendt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Poldermodel

A

Een manier van samenwerken en overleggen in Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale Druk

A

De druk die mensen voelen om zich aan te passen aan een groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Traditie

A

Gewoonten en gebruiken die van generatie op generatie worden doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verzuiling

A

De verdeling van mensen in groepen op basis van geloof of ideologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vooroordeel

A

Een mening over iemand zonder de persoon echt te kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarde

A

Een principe of ideaal dat belangrijk wordt gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Diversiteit

A

Verschillen tussen mensen in bijvoorbeeld cultuur of afkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hippies

A

Jongeren uit de jaren ’60 die zich afzetten tegen de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Humanisme

A

Een stroming die uitgaat van de mens en niet van een god.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inspraak

A

De mogelijkheid om mee te beslissen over iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nozems

A

Jongeren uit de jaren ’50 die zich stoer kleedden en anders gedroegen.

17
Q

Niet kerkelijk (seculier)

A

Mensen die niet bij een kerk horen. Dit aantal neemt toe.

18
Q

Ontzuiling

A

Het verdwijnen van de invloed van de zuilen op de samenleving.

19
Q

Pluriforme samenleving

A

Een samenleving met veel verschillende culturen en levenswijzen.

20
Q

Provo

A

Een actiegroep in de jaren ’60 die zich verzette tegen de autoriteiten.

21
Q

Seksuele revolutie

A

Een periode waarin mensen meer vrijheid kregen op het gebied van seksualiteit.

22
Q

Tweede feministische golf

A

Een beweging waarin vrouwen streden voor gelijke rechten.

23
Q

Asiel

A

De bescherming die een land biedt aan mensen die vluchten.

24
Q

Asielzoeker

A

Iemand die in een ander land bescherming zoekt.

25
Integratie
Het proces waarbij nieuwkomers zich aanpassen aan de samenleving.
26
Immigratiewetten
Regels over wie een land binnen mag komen.
27
Migranten
Mensen die naar een ander land verhuizen om er te wonen.
28
Multiculturele samenleving
Een samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar bestaan.
29
terrorist
Iemand die geweld gebruikt om politieke doelen te bereiken.
30
De zuilen
Protestant Katholiek Socialist (arbeiders) Liberaal