hoofdstuk 7 Flashcards
sensatie en perceptie: de psychologie van visie (49 cards)
Opbouw oog
voor naar achteren:
Scherpstellen:
- hoornvlies (Cornea), doorzichtig vlies dat door bolling licht bundelt
- iris, ondoorzichtige ‘donut-achtige’ ring waarin spiertjes zitten die de pupil (het gat in de ring) kunnen vergroten of verkleinen om zo de hoeveelheid licht dat het oog in gaat te beinvloeden.
- lens: achter pupil, verdere bundeling van het licht voor projectie op de retina.
- retina, membraan aan de achterzijde van het oog waarop de photoreceptor cellen zich bevinden die synapsen vormen met de dentrieten van neuronen die zich ook in het membraan bevinden en waarvan de axonen de
- optische zenuw vormen die het oog achter verlaten.
Waardoor wordt de blinde vlek in het oog gevormd?
De axonen van de sensorische neuronen in de retina, verlaten het oog via een opening in de retina. Op die plek zitten geen staafjes en kegeltjes en kan er dus geen licht worden opgevangen.
Hoe zijn de staafjes en kegeltjes verdeeld over de retina.
De kegeltjes, cones, zitten vooral op de fovea. De concentratie neemt sterk af naar mate de afstand van de fovea groter wordt.
Staafjes bevinden overal op de retina met uitzondering van de fovea en de blinde vlek. De grootste concentratie bevindt zich ongeveer 20graden van de fovea
Wat is de fovea
De locatie (zo groot als speldenknop) op de retina die het meest gespecialiseerd is in scherp zicht. (high acuity, de vaardigheid om de kleinste details te onderscheiden).
Cones
Kegeltjes: de photoreceptoren die verantwoordelijk zijn voor scherpe en gekleurde beelden bij helder licht
rods
Staafjes: de photoreceptoren die zorgen voor zicht bij weinig licht
Transductie bij visuele stimuli
Het buitenste segment van elke fotoreceptor bevat een photochemical, een foto-chemische stof die licht gevoelig is. Onder invloed van licht verandert de structuur van de moleculen van de foto-chemische stoffen. Dit veroorzaakt een verandering van de structuur van het membraan, waardoor een verandering in het elektrisch potentiaal van de celmembraan optreedt. Deze elektrische verandering beïnvloedt andere cellen in de retina waardoor actiepotentialen afvuren in neuronen die waarvan de axons de optische zenuw vormen en die deze impulsen verzenden naar de hersenen..
Photochemicals in fotoreceptoren
Rods: Rhodopsin
Cones: Photopsins (normaal 3 verschillende typen, bij kleurenblindheid minder)
Rod-vision / scotopische zicht
Zicht dat gespecialiseerd is in gevoeligheid, de mogelijkheid om te kunnen zien bij weinig licht.
Bij scotopisch zicht is er geen sprake van acuiteit en kan er geen kleur worden onderscheiden.
Cone-vision / Fotopisch zicht
Zicht dat gespecialiseert is hoge acuiteit (de vaardigheid om fijne details te herkennen) en voor perceptie van kleur,
Aandachtpunt rod-vision/scotopisch zicht
Bij weinig licht geeft recht naar een voorwerp kijken een minder goed beeld. Dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van staafjes in de fovea. In het donker geeft het net naast een voorwerp kijken dus een beter beeld.
Wat is de chemische basis van donker-adaptie en licht-adaptie? En waarom wordt in helder licht het meest met de kegeltjes en in het donker het meest met staafjes gekeken?
Rhodopsin in de staafjes wordt onder invloed van helder licht afgebroken in 2 niet-functionele stoffen. Hierdoor is reageren de staafjes niet op stimuli en wordt enkel gebruik gemaakt van de kegeltjes.
Direct na overgang in een donkere omgeving, begint de regeneratie van rhodopsin, maar het duurt het ca. 25 minuten voordat dit volledig is afgerond.
Overgang naar een omgeving met helder licht veroorzaakt een verblindend effect doordat de erg licht gevoelige staafjes nog maximaal reageren. Na ongeveer 5 minuten is het rhodopsin weer afgebroken en is zicht hersteld.
nb. Fotopsin wordt ook in beperkte mate afgebroken in daglicht en hersteld ook in het donker, maar dit draagt maar beperkt bij een de donker- en lichtaanpassing.
Three-primaries law
Drie verschillende elektromagnetische golflengtes kunnen worden gebruikt/gemixt om alle kleuren te produceren die het oog kan waarnemen.
De drie primaire golflengten moeten uit het hoogfrequent gebied (rood), laagfrequent gebied (blauw-violet) of middelste gebied (groen-geel) afkomstig zijn.
Law of complementarity
Samenvoegen van twee verschillende golflengtes van licht (rood-groen en geel/blauw), produceert de visuele sensatie ‘wit’. (additive complimentarity)
Let wel, dit gaat om licht, het samenvoegen van de pigmenten van verf, vormt zwart. Hier vormt het verwijderen van kleuren uiteindelijk wit (subtractive complimentarity)
Trichromatische theorie
Young/Helmholz:
In het oog bevinden zich 3 type fotoreceptoren (kegeltjes) die ieder maximaal reageren op licht van een bepaalde golflengte. Hierdoor wordt het, door te varieren met de relatieve intensiteit van drie golflengtes, mogelijk iedere kleur te produceren die kan worden waargenomen door het oog.
Later is aangetoond dat er inderdaad 3 verschillende kegeltjes aanwezig zijn op het netvlies (Retina)
Hoe verklaard de trichromatische theorie de wet van de drie primairen
Doordat de sensatie van kleur wordt bepaald door de verhoudingen van de drie golflengtes licht (elektromagnetische straling) die in de juiste verhoudingen alle kleuren kunnen produceren, wordt de ‘three primaries’ wet aangetoond.
Opponent-process theory
Hering stelde dat er 3 verschillende typen optische neuronen zijn
2 typen neuronen die elk kunnen worden gestimuleerd of geremd afhankelijk van de stimuli (groen-rood of blauw-geel) en 1 type dat wordt gestimuleerd wordt door de helderheid van het binnenkomende licht.
De opponent-process theorie geeft een verklaring voor de wet van complementariteit. Hierin wordt beschreven wordt dat het samenvoegen van de golflengten van bepaalde paren kleuren licht, de sensatie ‘wit’ produceren. Blootstelling aan deze kleurparen (samengevoegde lichtgolven), zorgt ervoor dat er vanuit die neuronen geen impuls zal worden doorgegeven. Het 3e type neuronen vuurt wel actiepotentialen af. Door gebrek aan informatie over kleur, zal deze als wit worden ervaren.
Hoe komen beide theorieën over kleuren zicht samen?
In de jaren 50/60 heeft onderzoek aangewezen dat beide theorieën fundamenteel kloppen.
- Netvlies bevat inderdaad 3 typen kegeltjes (trichrometische theorie)
- kegeltjes geven informatie door aan ganglion neuronen waarna in gebieden in de cerebrale cortex die het meest betrokken zijn bij kleurperceptie, opponent-process verwerking wordt onderhouden.
Experience-expectancy processes
experience-expectant synaptogenesis
Synapsen worden gevormd en onderhouden wanneer een organisme soort-typische ervaringen opdoet.
Wat wordt bedoeld met experience-expectant synaptogenesis
William Greenough stelde dat het zenuwstelsel van dieren door natuurlijke selectie is voorbereidt op bepaalde typen stimulatie (bv. een 3d wereld vol bewegende objecten) . Daarnaast ontwikkelen functies (bv zicht) voor alle leden van een soort mits deze in de soortspecifieke omgeving leven. Is deze omgeving niet aanwezig, kunnen de functies niet normaal ontwikkelen (bv katten die in het donker opgroeien hebben later moeite met het herkennen van simpele objecten.
Feature detectors
In zicht: Ieder neuron in de visuele cortex die reageert op een specifiek kenmerk van een visuele stimulus zoals kleur, oriëntatie, beweging of vorm.
(Algemeen: ieder neuron in de hersenen die reageert op een specifieke eigenschap (feature) van een bepaald zintuig.
(Two-stage) feature-integration theory of perception (Anne Treisman, 1986,1998)
Iedere waargenomen stimulus bestaat uit een aantal verschillende primaire sensorische kenmerken, zoals kleur, vorm, hoe schuin lijnen staan. Om een stimulus als één geheel waar te nemen, moet het perceptuele systeem alle kenmerken ontvangen en samenvoegen.
In de feature integration theorie wordt gesteld dat detectie en integratie in 2 opvolgende stappen gebeurt.
- Detection of features, waarin alle primitieve kenmerken worden opgepikt, via parallel processing (sneller)
- Integration of features waarbij de features van een specifieke ruimtelijke locatie worden samengevoegd tot één perceptie van gehele ruimtelijk georganiseerde patronen en objecten, via seriële verwerking (langzamer)
Distractors
Stimuli die niet het gewenste doel zijn
Feature-integration theory of perception
Kenmerkintegratie theory (Anne Treisman, 1986;1998) waarbij wordt beweerd alle waargenomen stimuli, ook eenvoudige, bestaan uit primitive sensory features zoals de vorm van een lijn, een kleur, bepaalde beweging etc. Om de stimulus waar te nemen als een uniform object, moet het perceptuele systeem de individuele kenmerken herkennen en deze integreren tot een geheel. Dit gebeurt in 2 stadia
- detection of features (het perceptuele systeem pakt alle primitieve kenmerken tegelijk op)
- integration of features (het perceptuele systeem integreert per ruimtelijk gebied de primitieve kenmerken wat leidt tot een geheel van ruimtelijk geordende objecten en patronen(