Hoofdstuk 7: Aan de onbijttafel

Question 1

Houden van
Ik hou(d) niet van kaas

Answer 1

to love, to like
I don’t like cheese

Question 2

kennen
Welk typisch Nederlands eten ken je?

Answer 2

to know
Which typical Dutch food do you know?

Question 3

Klinken

Answer 3

to sound

Question 4

Lusten
Ik lust geen kaas

Answer 4

To like
I don’t like cheese

Question 5

Onbijten

Answer 5

to have breakfast

Question 6

smaken
Het smaakt goed

Answer 6

to taste
The food tastes good

Question 7

veranderen

Answer 7

to change

Question 8

Vergelijken (met)

Answer 8

to compare (to)

Question 9

verwijderen

Answer 9

to remove

Question 10

de klank

Answer 10

sound

Question 11

de mening(en)

Answer 11

opinion

Question 12

de smaak

Answer 12

taste

Question 13

de uitleg

Answer 13

explanation

Question 14

de uitspraak

Answer 14

pronunciation

Question 15

het avondeten

Answer 15

dinner

Question 16

het ei (de eieren)

Answer 16

eggs

Question 17

het einde

Answer 17

end

Question 18

het zout

Answer 18

salt

Question 19

een weekendje weg gaan/zijn

Answer 19

to go/be away for the weekend

Question 20

aan het einde van

Answer 20

at the end of

Question 21

onbijteten:

Answer 21

appel, honing, jam, kaas, koffie, melk, peper, suiker, thee, ei

Question 22

bitter

Answer 22

bitter

Question 23

geweldig

Answer 23

great

Question 24

moeilijk

Answer 24

difficult

Question 25

mooi(e)

Answer 25

lovely

Question 26

vers(e)

Answer 26

fresh

Question 27

vies

Answer 27

nasty;dirty

Question 28

zacht

Answer 28

soft

Question 29

zoet(e)

Answer 29

sweet

Question 30

zout

Answer 30

salty

Question 31

zuur

Answer 31

sour

Question 32

dan het boek is mooier dan de film

Answer 32

than The book is nicer than the film

Question 33

deze

Answer 33

this;these

Question 34

dezelfde

Answer 34

the same

Question 35

die

Answer 35

that;those

Question 36

even....als Mijn vriend is even groot als ik

Answer 36

as...as My friend is as tall as I am

Question 37

eventueel

Answer 37

possibly

Question 38

liever

Answer 38

rather

Question 39

meer

Answer 39

more

Question 40

het meest

Answer 40

the most

Question 41

minder

Answer 41

less

Question 42

het minst

Answer 42

the least

Question 43

veel

Answer 43

alot

Question 44

weinig

Answer 44

little

Question 45

dat is prima

Answer 45

that is fine

Question 46

he bah, dat is vies

Answer 46

yuck that is nasty

Question 47

he jammer

Answer 47

what a pity

Question 48

wat lekker

Answer 48

that's so good

Question 49

regelmatige vormen

Answer 49

Groot groter, het grootst(e), de grootste Warm warmer, het warmst(e), de warmste Zoet zoeter, het zoetst(e), de zoetste

Question 50

regelmatige vormen op -r

Answer 50

Lekker lekkerder, het lekkerst(e), de lekkerste Zuur zuurder, het zuurst(e), de zuurste

Question 51

onregelmatige vormen

Answer 51

graag liever, het liefst(e), de liefste veel meer, het meest(e), de meeste weinig minder, het minst(e), de minste

Question 52

deze, die

Answer 52

Deze appel hier Die appel daar

Question 53

dit, dat

Answer 53

dit boek hier dat boek daar

Question 54

deze, die

Answer 54

deze boeken/appels hier die boeken/appels daar